ECLI:NL:RBDHA:2022:136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
NL21.18469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Oekraïense eiser op grond van kennelijk ongegrondheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oekraïense eiser. De eiser had op 4 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij Oekraïne had verlaten vanwege problemen met zijn (voormalige) schoonfamilie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 18 november 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser heeft bestreden in beroep.

Tijdens de zitting op 23 december 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet in staat was om een geloofwaardig relaas te doen over zijn vluchtmotieven. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn gezondheidsproblemen en de noodzaak voor nader onderzoek, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de eiser in staat was om te verklaren en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was.

De rechtbank heeft ook overwogen dat Oekraïne als veilig land van herkomst is aangemerkt, met uitzondering van gebieden die niet onder de controle van de centrale autoriteiten staan. Aangezien de eiser in Kiev woonde, was deze uitzondering niet van toepassing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij internationale bescherming nodig heeft en dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18469

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.18470, op 23 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde mr. K.S. Kort. Als tolk is verschenen N.M. Faas. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek in de zaak gesloten.
Bij digitaal bericht van 30 december 2021 heeft de gemachtigde van eiser zich gesteld.

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1968 en de Oekraïense nationaliteit te bezitten. Eiser heeft op 4 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij zijn land van herkomst heeft verlaten omdat hij daar verschillende problemen ondervindt, door toedoen van zijn (voormalige) schoonfamilie.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder gelooft de door eiser opgegeven reden voor vertrek uit Oekraïne en de rol daarbij van eisers schoonfamilie niet. Volgens verweerder berusten eisers verklaringen hierover uitsluitend op niet onderbouwde aannames. Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat Oekraïne in het algemeen of voor hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Aan eiser is een vertrektermijn onthouden en tegen hem is een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar. Daarnaast is eiser niet in aanmerking gebracht voor een reguliere verblijfsvergunning en is aan hem geen uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw. [1]
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan wat in de zienswijze is aangevoerd over zijn gezondheid. Hij stelt dat verweerder nader onderzoek had moeten laten doen naar de vraag of hij in staat is om toereikend te verklaren over zijn asielrelaas. Eiser verwijst naar de inhoud van een advies van MediFirst van 10 augustus 2021 en een iMMO [2] -signaleringslijst en naar persoonlijke waarnemingen van zijn voormalige gemachtigde. Het advies van MediFirst van 18 augustus dat extra tijd moet worden genomen voor de beantwoording van vragen is onvoldoende. In de zienswijze is er al op gewezen dat dit advies niets vermeldt over psychische klachten, in de war zijn, geheugenproblemen, complottheorieën, etc. Uit het rapport van nader gehoor blijkt ook dat de gehoorambtenaar het relaas van eiser moeilijk kan volgen. Bij aanvullend beroepschrift heeft eiser ter onderbouwing van zijn medische gesteldheid nog zijn patiëntdossier overgelegd. Eiser stelt dat hij ten tijde van het nader gehoor onvoldoende in staat was om volledig te verklaren, zodat geen sprake is geweest van een zorgvuldig onderzoek. Hij stelt dat hij bij terugkeer naar Oekraïne een reëel risico loopt op ernstige schade. Gelet op de problemen met zijn schoonfamilie is Oekraïne voor hem geen veilig land. Eiser stelt zich daarom op het standpunt dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat eiser voorafgaand aan het nader gehoor een medische check heeft gehad en dat de resultaten hiervan zijn vastgelegd in het rapport van MediFirst van 18 augustus 2021. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat uit dit rapport volgt dat eiser kon worden gehoord, zij het dat voor de beantwoording van vragen door eiser extra tijd moest worden uitgetrokken. Zoals verweerder onbetwist heeft overwogen, is dit advies opgevolgd. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat de bij zienswijze gestelde overige beperkingen niet (medisch) zijn onderbouwd.
5. Verweerder heeft het advies van MediFirst van 18 augustus 2021 als een deskundigenadvies kunnen beschouwen en op basis daarvan kunnen besluiten om eiser te horen. De omstandigheid dat medewerkers van VluchtelingenWerk Nederland op de door hen ingevulde ‘Signaleringslijst lichamelijke en psychische problemen VOLWASSENEN’ van 20 augustus 2021 melden dat eiser zich in de war voelt en dat dit ook hun indruk is, leidt niet tot concrete twijfel aan de juistheid van het advies van MediFirst van 18 augustus dat eiser kon worden gehoord. Dit geldt evenzeer voor de niet concreet onderbouwde bevindingen van eisers voormalige gemachtigde op 6 augustus 2021 dat eiser naar zijn indruk zeer in de war is, wellicht een psychiatrische aandoening heeft en zeer onsamenhangend spreekt.
6. Uit het overgelegde patiëntdossier van eiser blijkt dat eiser bekend is bij GZA [3] vanaf augustus 2017. Het dossier bevat, naast klachten van lichamelijke aard, alleen algemene meldingen van psychische klachten, stress en spanningsklachten. Over de periode tussen 1 maart 2018 en 10 september 2021 bevat het dossier in het geheel geen informatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook hierin geen concreet aanknopingspunt worden gevonden voor twijfel aan de juistheid van het advies van MediFirst.
7. Voor zover eiser heeft verwezen naar een advies van MediFirst van 10 augustus 2021 geldt dat daarin is vermeld dat eiser niet op het spreekuur is verschenen. Aan dit advies komt dan ook geen verdere betekenis toe.
8. Ook het verslag van het nader gehoor geeft geen aanleiding tot twijfel over de vraag of eiser kon worden gehoord. Eiser is uitgebreid gehoord en er zijn regelmatig pauzes ingelast. Eiser is vooraf en regelmatig tijdens het gehoor gevraagd hoe het met hem gaat. Eiser heeft daarbij steeds laten weten dat hij zich goed voelde. Ook gaf hij aan in te stemmen met de inhoud van het advies van MediFirst. Na afloop van het gehoor had hij geen andere op- of aanmerking dan dat hij waarschijnlijk een paar keer emotioneel was.
In beroep heeft eiser nog gewezen op enkele verklaringen tijdens het nader gehoor in verband met zijn geestestoestand op dat moment. Dat eiser in zijn antwoord op enkele vragen - terloops - heeft opgemerkt dat hij aan geheugenverlies lijdt [4] of dat hij aangaf gestrest te raken bij de gedachte aan concrete problemen die hij zou hebben ondervonden [5] doet er echter niet aan af dat eiser er tijdens het gehoor steeds blijk van heeft gegeven dat hij in staat was om te verklaren. Dat eiser op enig moment aangaf dat hij graag wilde pauzeren omdat hij zich gespannen voelde [6] , leidde er ook toe dat zijn verzoek werd gehonoreerd.
9. Voor zover eiser stelt dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om te verklaren, wijst de rechtbank erop dat voor het gehoor in totaal negen uur is uitgetrokken en dat eiser daarbij uitgebreid aan het woord is gelaten. De gehoormedewerker heeft eiser ook regelmatig gelegenheid geboden om zijn verklaringen te concretiseren of anderszins te verhelderen. Toen eiser vrijwel aan het einde van het gehoor aangaf nog tien minuten nodig te hebben om zijn verhaal te doen, is hem die gelegenheid ook gegeven.
Daarbij komt dat eiser in de correcties en aanvullingen, noch in zijn zienswijze of gronden van beroep heeft kunnen concretiseren waarover hij aanvullend had willen verklaren.
10. Eiser is er volgens verweerder niet in geslaagd om geloofwaardig te verklaren over zijn vluchtmotieven. Dit heeft eiser in beroep niet weerlegd. Aldus is niet gebleken van vrees voor vluchtelingenrechtelijke vervolging of ernstige schade.
11. Niet in geschil is dat Oekraïne is aangewezen als veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan. Eiser woonde voor zijn vertrek in Kiev, zodat bedoelde uitzondering niet op hem van toepassing is. Dat sprake is van spanningen langs de oostgrens van Oekraïne, zoals eiser heeft gesteld, is daarom evenmin van betekenis. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Oekraïne voor hem persoonlijk niet veilig is. Het is immers niet aannemelijk geworden dat eiser internationale bescherming nodig heeft.
12. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Hieruit volgt dat verweerder aan eiser een vertrektermijn heeft kunnen onthouden en dat tegen eiser vervolgens terecht een inreisverbod is uitgevaardigd. Eiser heeft hiertegen geen nadere beroepsgronden geformuleerd.
13. Verweerder heeft tot slot geen reden hoeven zien om aan eiser vanwege zijn gezondheidstoestand uitstel van vertrek te verlenen. Eiser heeft niet onderbouwd dat het voor hem niet verantwoord zou zijn om te reizen en of dat uitzetting om medische redenen zal leiden tot een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [7] Het door eiser overgelegde patiëntdossier biedt hiervoor geen concrete aanknopingspunten.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek
3.Gezondheidszorg Asielzoekers.
4.Pagina’s 13 en 18 van het rapport van het nader gehoor.
5.Pagina 12 van het rapport van het nader gehoor.
6.Pagina 15 van het rapport van het nader gehoor.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden