ECLI:NL:RBDHA:2022:13570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/09/638142 / JE RK 22-2390, C/09/638293 / JE RK 22-2408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten accommodatie voor jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de positieve ontwikkeling van [minderjarige01], er nog steeds zorgen zijn over haar schoolgang, de relatie met haar moeder en het contact met haar vader. De kinderrechter heeft besloten dat er systemische hulpverlening moet worden ingezet om de thuisplaatsing bij de moeder zorgvuldig te realiseren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 december 2023 en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor de duur van vier maanden, tot 2 april 2023. Dit besluit is genomen om ervoor te zorgen dat [minderjarige01] de nodige ondersteuning krijgt en om te voorkomen dat zij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ontwikkelingen van [minderjarige01] goed in de gaten gehouden moeten worden en dat er een voortgangsverslag moet worden overlegd voorafgaand aan de volgende zitting. De kinderrechter heeft het verzoek tot een langere gesloten machtiging afgewezen, maar houdt de mogelijkheid open voor een vervolgbehandeling van het verzoek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/638142 / JE RK 22-2390
C/09/638293 / JE RK 22-2408
C/09/639293 / JE RK 22-2538
Datum uitspraak: 2 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van de op 15 november 2022 (I), 17 november 2022 (II) en 28 november 2022 (III) ingekomen verzoekschriften van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] ,
bijgestaan door advocaat: mr. A.B. Baumgarten te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- de verzoekschriften met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 30 november 2022 van een gedragswetenschapper als
bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort
tevoren heeft onderzocht.
Op 2 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de gecertificeerde instelling;
- [minderjarige01] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder.
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige01] door de kinderrechter in raadkamer gehoord, in het bijzijn van haar advocaat.

Feiten

- [minderjarige01] is erkend door de heer [de man01] .
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij [verblijfplaats01] .
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 december 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 23 februari 2022 tot 30 december 2022.
- Bij beschikking van 6 september 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 6 september 2022 tot 6 december 2022.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige01] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Verzoekschrift I strekt tot machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de lopende ondertoezichtstelling, te weten tot 30 december 2022.
Verzoekschrift II strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, tot 30 december 2023.
Verzoekschrift III strekt tot machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden.
De gecertificeerde instelling heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. De zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01] zijn nog onvoldoende weggenomen. Zij verblijft sinds september 2022 op een gesloten groep van [verblijfplaats01] . Binnen de gesloten setting komt [minderjarige01] meer tot rust, wordt haar veiligheid gewaarborgd en wordt zij voldoende beschermd tegen nog meer traumatische ervaringen. [minderjarige01] profiteert zichtbaar van de structuur en duidelijkheid die de gesloten setting haar biedt, waardoor zij haar schoolgang weer heeft weten op te pakken en behandeling krijgt in de vorm van paardencoaching. Vanuit [verblijfplaats01] is er ook een gezinsbegeleider gestart om het contact tussen [minderjarige01] en de moeder te begeleiden tijdens de verlofmomenten. De afgelopen drie maanden zijn echter te kort gebleken om de hardnekkige patronen van [minderjarige01] te doorbreken en een blijvende positieve gedragsverandering teweeg te brengen. Zij heeft onvoldoende laten zien dat zij zich niet meer negatief door anderen laat beïnvloeden. [minderjarige01] en de moeder hebben beiden de wens dat zij weer thuis komt wonen. Dit is echter een grote stap, waar zorgvuldig naartoe gewerkt moet worden. Het is belangrijk dat [minderjarige01] stapsgewijs oefent met het opbouwen van vrijheden en verlof. Daar is zij inmiddels ook mee gestart. Verder is het noodzakelijk dat er systemische hulpverlening ingezet wordt. Om ervoor te zorgen dat de (systemische) hulpverlening ook daadwerkelijk van de grond komt en om zicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige01] , is het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor de duur van één jaar. De gecertificeerde instelling hoopt de komende periode ook aan de slag te gaan met contactherstel tussen [minderjarige01] en de vader. Dat is tot op heden niet gelukt, mede gelet op het gebrek aan motivatie en bereidwilligheid aan de kant van de moeder.
De gecertificeerde instelling verzoekt tevens om de machtiging gesloten plaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden (in plaats van zoals eerder verzocht tot 30 december 2022). De gecertificeerde instelling begrijpt dat [minderjarige01] dit een lange periode vindt. De gecertificeerde instelling zou het liefst zien dat de machtiging voor een kortere duur wordt uitgesproken en voor het overige wordt aangehouden. Dat biedt de gecertificeerde instelling de mogelijkheid om kort van tevoren een nieuwe update te geven over de situatie omtrent [minderjarige01] .
[minderjarige01] heeft zich, mede bij monde van haar advocaat, gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter met betrekking tot het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling. Wel is door en namens [minderjarige01] verweer gevoerd tegen de duur van de gesloten machtiging. [minderjarige01] heeft al positieve stappen gezet en is gemotiveerd om te werken aan haar problematiek. Ook gebruikt zij geen middelen meer. [minderjarige01] is vier weken geleden begonnen met verlof naar huis. Dat is zij momenteel aan het opbouwen. [minderjarige01] ziet in dat thuisplaatsing op dit moment nog niet aan de orde is, maar vindt een uithuisplaatsing van zes maanden te lang. [minderjarige01] vreest haar motivatie te verliezen als zij zolang gesloten moet blijven zitten. De gesloten machtiging is in september 2022 afgegeven als time-out, om rust en stabiliteit voor [minderjarige01] te creëren. Daarbij was het streven dat [minderjarige01] na de periode van drie maanden weer naar huis zou kunnen. Mede gelet daarop verzoekt [minderjarige01] om de gesloten machtiging slechts toe te wijzen voor een kortere duur, te weten voor maximaal drie of vier maanden. Op die manier blijft er druk op de ketel, zodat zo snel mogelijk wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder ziet dat [minderjarige01] positieve stappen zet en hard werkt aan zichzelf. Uiteindelijk is het doel dat [minderjarige01] weer naar huis komt, maar op dit moment is het daar nog te vroeg voor. De moeder heeft liever dat de gesloten machtiging voor zes maanden wordt afgegeven dan dat er over drie maanden weer een zitting moet plaatsvinden. De moeder geeft verder aan dat het contact met de jeugdbeschermer nog steeds moeizaam verloopt. Zij is lastig te bereiken, waardoor dingen soms lang op zich laten wachten. Ook vindt de moeder dat er onvoldoende naar haar wordt geluisterd.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Verder is de kinderrechter van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige01] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige01] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Hoewel [minderjarige01] de afgelopen periode al een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, zijn er nog punten waar aan gewerkt moet worden. Dat gaat dan over onder meer de schoolgang van [minderjarige01] , de verstandhouding tussen [minderjarige01] en haar moeder en contactherstel met haar vader. Het is noodzakelijk dat een jeugdbeschermer toezicht houdt op de ontwikkeling van [minderjarige01] en ervoor zorgt dat de juiste hulpverlening ingezet blijft worden. De kinderrechter wijst de verlenging van de ondertoezichtstelling (verzoek II), waartegen geen verweer is gevoerd, toe als verzocht.
De komende periode wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing bij de moeder. Daartoe is het belangrijk dat er systemische hulpverlening wordt ingezet, zodat de moeder en [minderjarige01] leren hoe zij op elkaar moeten reageren en op een goede manier met elkaar kunnen communiceren. De systemische hulpverlening is nodig om een blijvende positieve verandering bij hen te bewerkstelligen, zodat de thuisplaatsing ook daadwerkelijk een succes wordt. Verder is het noodzakelijk dat [minderjarige01] de komende tijd stapsgewijs gaat oefenen met meer vrijheden en verlof, zodat zij minder risico heeft om terug te vallen in oude patronen.
Aangezien de thuisplaatsing zorgvuldig gerealiseerd moet worden, acht de kinderrechter een wat langere termijn passend. Van de andere kant is het ook nuttig om de ontwikkelingen nu goed in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat voortvarend kan worden gewerkt aan thuisplaatsing.
De kinderrechter wijst daarom het verzoek tot de gesloten machtiging (verzoek III) toe voor de duur van vier maanden en houdt het verzoek voor het overige aan, zodat de gecertificeerde instelling – in het slechtste geval - niet meteen weer een nieuw verzoekschrift hoeft in te dienen. Het is echter wel de bedoeling dat de thuisplaatsing, als het enigszins kan, binnen vier maanden gerealiseerd wordt.
De kinderrechter wijst verzoek I af, omdat er al een verzoek om de gesloten machtiging te verlengen wordt toegewezen, zoals hiervoor overwogen.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de volgende zitting een voortgangsverslag te overleggen en haar standpunt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek kenbaar te maken. Indien de gecertificeerde instelling het aanhoudende deel van het verzoek handhaaft, dient er ook een nieuwe instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper aangeleverd te worden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 30 december 2022 tot 30 december 2023 met behoud van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling
(verzoekschrift II);
verleent een machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 6 december 2022 tot 2 april 2023 (verzoekschrift III);
en
houdt de behandeling van verzoekschrift III voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting
gelegen vóór 2 april 2023;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de gecertificeerde instelling;
- [minderjarige01] ;
- de advocaat van [minderjarige01] : mr. A.B. Baumgarten te Den Haag;
- de moeder;
wijst af het verzoek gedaan in verzoekschrift I (
C/09/638142 / JE RK 22-2390).
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022 door mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.