ECLI:NL:RBDHA:2022:13568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/09/637140 / JE RK 22-2228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van de ontwikkeling en opvoedomgeving

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 december 2022 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [minderjarige01] zijn nog steeds aanwezig, vooral door de psychische gesteldheid van de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het belangrijk is dat de moeder haar leven op orde krijgt om een stabiele opvoeder voor [minderjarige01] te kunnen zijn. Totdat dat is bereikt, is het in het belang van [minderjarige01] dat hij in het pleeggezin blijft wonen. De moeder heeft momenteel geen stabiele woonplek en er zijn twijfels over de zorg die de grootouders kunnen bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot uithuisplaatsing ondersteund, omdat een nieuwe verplaatsing schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 4 december 2022 tot 25 januari 2023. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/637140 / JE RK 22-2228
Datum uitspraak: 2 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 26 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
per briefadres te [plaats01] ,
bijgestaan door advocaat: mr. V.A. Vitanov te ’s-Gravenhage,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter merkt als informant aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
BRP-geregistreerd te [plaats01] , maar thans verblijvende te Duitsland,

[de vrouw02] en [de man02] ,

hierna te noemen: de grootouders moederszijde,
beiden wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 2 november 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van 4 november 2022 tot 25 januari 2023 en is een machtiging verleend om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 4 november 2022 tot 4 december 2022. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 2 november 2022;
- de briefrapportage van de Raad d.d. 28 november 2022.
Op 2 december 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de Raad;
- mevrouw [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de grootouders moederszijde;
- mevrouw [naam03] , tolk Bulgaars.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het aangehouden deel van het verzoek strekt tot machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad meent dat een plaatsing in het netwerk van [minderjarige01] , te weten bij de grootouders moederszijde, niet in zijn belang is. [minderjarige01] verblijft op dit moment in een pleeggezin, waar hij de rust, veiligheid en duidelijkheid krijgt die hij nodig heeft. Er zijn zorgen om de hechtingsontwikkeling van [minderjarige01] . Hij ging de eerste week na de uithuisplaatsing heel makkelijk van persoon tot persoon. Inmiddels is dit minder en toont hij zich eenkennig richting de pleegmoeder. De Raad meent dat een nieuwe verplaatsing schadelijk zal zijn voor zijn ontwikkeling. Daarbij komt dat de Raad er onvoldoende vertrouwen in heeft dat de grootouders moederszijde en de moeder zich zullen houden aan de afspraken die met hen gemaakt worden. Zij tonen allen weinig inzicht in de zorgen die er zijn. De Raad heeft de afgelopen week geprobeerd afspraken te maken met de moeder, maar is hierin niet geslaagd. Daarbij is het afgelopen half jaar ook gebleken dat de moeder zich niet hield aan de afspraken met het CJG en hebben er regelmatig conflicten plaatsgevonden tussen de moeder en de grootouders. De Raad vindt het zorgelijk dat de moeder niet beschikt over eigen woonruimte, juist nu het voor haar herstel belangrijk is dat zij een stabiele woonplek heeft. Na ontslag bij het KCAP lijkt wonen bij de grootouders de enige optie te zijn. Als [minderjarige01] bij de grootouders wordt geplaatst, is het echter niet de bedoeling dat de moeder daar ook verblijft. Zij kan [minderjarige01] alleen zien volgens de afspraken met de gecertificeerde instelling. De Raad vraagt zich af of grootouders opgewassen zijn tegen de moeder en of zij haar in het belang van [minderjarige01] buiten de deur kunnen houden.
De Raad is samen met de betrokken hulpverlening van mening dat [minderjarige01] niet aan spanningen blootgesteld mag worden. Het is daarom noodzakelijk dat hij de komende tijd in het pleeggezin blijft. Vanuit de veilige omgeving die [minderjarige01] nu heeft in het pleeggezin dient in het raadsonderzoek onderzocht te worden wat de mogelijkheden zijn van de moeder, hoe de omgang tussen [minderjarige01] en de moeder eruit komt te zien en hoe de moeder zich de komende twee maanden ontwikkelt.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Er zijn zorgen over het welzijn van de moeder. Daarnaast beschikt de moeder niet over eigen woonruimte wanneer zij binnenkort bij het KCAP wordt ontslagen en heeft zij geen werk. Ook is er in oktober nog een forse escalatie in de thuissituatie geweest. Daarvoor waren er echter ook al zorgen bij het CJG over het niet nakomen van afspraken door de moeder. De gecertificeerde instelling is bezorgd dat de moeder terugvalt in oude patronen wanneer zij het KCAP verlaat. De opname aldaar verloopt wisselend. Zolang ze haar medicatie slikt gaat het goed en als ze dat niet doet zijn er zorgen over haar emotieregulatie. De komende tijd moet gekeken worden of het mogelijk is om moeder en zoon samen te plaatsen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de moeder stabiel blijft en haar leven op orde krijgt. Op dit moment verblijft [minderjarige01] bij het pleeggezin. In het begin was hij heel erg zoekende naar een hechtingsfiguur. Inmiddels ziet hij de pleegmoeder als hechtingsfiguur. De moeder heeft [minderjarige01] vorige week gezien. De moeder was toen heel emotioneel en er werd gezien dat [minderjarige01] onrustig was na het bezoek. De komende tijd moet gekeken worden hoe de omgangsregeling met de moeder structureel vormgegeven kan worden. De bezoeken worden nu begeleid door het KCAP. Zodra de moeder het KCAP verlaat, moet een andere instantie de omgang gaan begeleiden.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Het lijkt de moeder het beste als de grootouders moederszijde voor [minderjarige01] gaan zorgen. De grootmoeder is bereid te stoppen met werken. [minderjarige01] is onderdeel van het gezin en hoort bij zijn familie te zijn. Hij moet uiteindelijk toch terug naar de moeder en de grootouders en het is dan ook het beste om dit dan maar direct te doen. De moeder gaat ondertussen hard aan zichzelf werken. De moeder verblijft momenteel nog bij het KCAP. Aankomende maandag hoort zij of zij daar ontslagen wordt. De moeder zou via haar netwerk van de kerk aan een woonplek kunnen komen. Als [minderjarige01] niet bij de ouders van moeder wordt geplaatst kan de moeder bij haar ouders terecht. De moeder wil starten met werken en een opleiding gaan volgen en wil bewijzen dat het goed met haar gaat. Ook wil zij laten zien dat zij heeft gebroken met haar slechte vrienden en geen drugs gebruikt. De moeder wil het liefst zo snel mogelijk weer zelf voor [minderjarige01] zorgen. Zij heeft er veel verdriet van dat hij bij haar is weggehaald en dat zij hem zo weinig ziet.
Desgevraagd hebben de grootouders moederszijde naar voren gebracht dat zij willen dat [minderjarige01] terug komt naar zijn familie.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [minderjarige01] zijn nog onverminderd aanwezig. De zorgen zijn mede gelegen in de psychische gesteldheid van de moeder. Zij verblijft momenteel nog in het KCAP, waar zij middels een crisisopname in oktober is opgenomen na een escalatie in de thuissituatie. Ook daarvóór was de opvoedsituatie van [minderjarige01] al langere tijd onrustig, omdat de moeder niet over een stabiele woonplek beschikt. Het is belangrijk dat de moeder haar leven op orde krijgt, zodat zij (los van waar ze precies woont) een stabiele opvoeder voor [minderjarige01] kan zijn. De komende tijd moet onderzocht worden welke hulpverlening daarvoor nodig is. Op dit moment is het echter in het belang van [minderjarige01] dat hij in het pleeggezin blijft wonen. Hij heeft daar een rustige en stabiele basis. Het is niet wenselijk om hem nu weer over te plaatsen naar de grootouders, terwijl niet duidelijk is of zij hem de zorg kunnen bieden die hij nodig heeft. De kinderrechter wijst het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing daarom toe voor de verzochte duur van de ondertoezichtstelling.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt Stichting Jeugdbescherming west om John gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 4 december 2022 tot 25 januari 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022 door mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.