ECLI:NL:RBDHA:2022:13566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/09/638692 / JE RK 22-2466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een baby met onverklaarbare botbreuken

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 december 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een tien weken oude baby, hierna te noemen [minderjarige01]. De baby vertoonde meerdere botbreuken die bij tenminste twee verschillende incidenten moeten zijn ontstaan. De ouders konden geen verklaring geven voor het letsel, wat leidde tot ernstige zorgen over de veiligheid van de baby. Uit onderzoek van het LECK bleek dat een botziekte als oorzaak onwaarschijnlijk was, en dat het meest waarschijnlijk ging om toegebracht letsel. Gezien de zeer jonge leeftijd van [minderjarige01] en de onduidelijkheid over de oorzaak van het letsel, oordeelde de kinderrechter dat het onveilig was om de baby bij de ouders te laten verblijven.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur dan verzocht toegewezen, tot 15 januari 2023, en de ondertoezichtstelling tot 25 februari 2023. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling zijn betrokken bij de zaak, en er is een jeugdbeschermer toegewezen om toezicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige01]. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening en willen samenwerken met de betrokken instanties. De kinderrechter benadrukte dat de veiligheid van de baby voorop staat en dat er meer zicht moet komen op de opvoedomgeving van de ouders.

De beslissing van de kinderrechter is ingrijpend voor de ouders, die zich in een onzekere situatie bevinden. De kinderrechter heeft de ouders de kans gegeven om te laten zien dat zij in staat zijn om voor [minderjarige01] te zorgen, maar de acute veiligheid van de baby heeft op dit moment de hoogste prioriteit. De zaak zal over zes weken opnieuw worden beoordeeld om te kijken of een terugplaatsing naar huis mogelijk is, of dat andere maatregelen nodig zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/638692 / JE RK 22-2466
Datum uitspraak: 2 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing; na een spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 25 november 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
hierna tezamen te noemen: de ouders,
bijgestaan door advocaat: mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 25 november 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van 25 november 2022 tot 9 december 2022 en is voor dezelfde duur machtiging verleend om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 25 november 2022;
- de producties 1 t/m 6 van de zijde van de ouders.
Op 25 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de Raad;
- mevrouw [naam02] en mevrouw [naam03] namens de gecertificeerde instelling;
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de basale zorg, fysieke en emotionele veiligheid en opvoedomgeving van [minderjarige01] . Bij [minderjarige01] zijn in het ziekenhuis meerdere botbreuken geconstateerd. Hij heeft een sleutelbeenfractuur en meerdere ribfracturen. De kinderradioloog van het LECK (Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling) constateert dat de letsels op minimaal twee momenten moeten zijn ontstaan. Volgens de kinderarts van het LECK lijkt een botziekte als onderliggende ziekte onwaarschijnlijk, omdat dan de verwachting is dat er al bij de geboorte of zelfs al voor de geboorte letsel zou zijn ontstaan. Daarnaast is ook bij een onderliggende botziekte een toedracht nodig. Het zou hier naar alle waarschijnlijkheid gaan om door anderen toegebracht letsel. Voor de volledigheid is wel nadere diagnostiek ingezet. Dit zal ongeveer drie maanden duren. Het ziekenhuis, het LECK en Veilig Thuis hebben zorgen over het letsel dat mogelijk aangebracht is door de ouders of iemand anders, mogelijk uit het netwerk die betrokken is geweest bij het 4-ogen beleid. De zorgen rondom het letsel zijn groot en de Raad meent dat het risico te groot is dat het thuis onveilig is, mede gelet op de zeer jonge leeftijd van [minderjarige01] . Om de acute veiligheid van [minderjarige01] te waarborgen is een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk. Verder meent de Raad dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige01] betrokken moet worden, zodat er hulp kan worden ingezet in gedwongen kader. De inzet van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om veiligheid en rust te creëren en meer zicht te krijgen op de opvoedomgeving van [minderjarige01] . De Raad vindt het belangrijk dat er begeleid en veilig contact is tussen [minderjarige01] en de ouders zodat er geen hechtingsbreuk ontstaat. De Raad begrijpt dat deze situatie heel ingrijpend is voor de ouders, maar geeft aan dat de fysieke veiligheid van [minderjarige01] prioriteit heeft. De komende periode zal de Raad onderzoek gaan doen naar hoe de veiligheid van [minderjarige01] bij de ouders gewaarborgd kan worden. Als de komende periode blijkt dat [minderjarige01] terug naar huis kan, zal de Raad dit zo snel mogelijk bewerkstelligen. Het is positief dat de ouders ter zitting aangeven mee te willen werken en openstaan voor hulpverlening.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Het is de bedoeling om snel rond de tafel te gaan met de betrokken hulpverleningsinstanties en de ouders om een gedegen veiligheidsplan te maken. Op dit moment is er nog onvoldoende zicht op de opvoedomgeving. Het is noodzakelijk dat er meer informatie wordt ingewonnen uit het (professionele) netwerk, zodat zorgvuldig onderzocht kan worden hoe [minderjarige01] weer veilig naar huis kan. Verder heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat er direct gestart kan worden met ambulante spoedhulp in de thuissituatie.
Door en namens de ouders is geen verweer gevoerd tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. De ouders hebben wel verweer gevoerd tegen de machtiging uithuisplaatsing. Daartoe hebben de ouders aangevoerd dat een uithuisplaatsing een zwaarwegend middel is en dat eerst ingezet had moeten worden op een minder ingrijpende maatregel. De ouders hebben adequaat gehandeld toen zij een verdikking zagen bij het sleutelbeen van [minderjarige01] . Zij zijn direct naar de dokter gegaan om dit na te laten kijken. Sindsdien verkeren de ouders in een onzekere situatie. Er is een vier-ogen beleid ingesteld om de veiligheid van [minderjarige01] te waarborgen. Dit bracht echter problemen in de uitvoering, omdat er geen duidelijk plan lag en de ouders iedere keer ad hoc iemand uit het netwerk moesten regelen. Na het constateren van ander, eerder letsel bij [minderjarige01] is direct overgegaan tot een uithuisplaatsing. De ouders menen dat dit te voorbarig is geweest en dat eerst (intensieve) hulpverlening in de thuissituatie ingezet had moeten worden. Ook had ervoor gekozen kunnen worden om [minderjarige01] binnen het netwerk te plaatsen. Voor deze minder vergaande opties is echter niet gekozen. De ouders weten niet hoe het letsel bij [minderjarige01] is ontstaan. Zij hebben niks gemerkt tijdens het verzorgen van [minderjarige01] en ook heeft hij geen pijnsignalen vertoond. De ouders zeggen dat zij dit letsel niet hebben veroorzaakt. Er wordt onderzoek gedaan of [minderjarige01] een botziekte heeft. Daartoe hebben de ouders aanstaande maandag een afspraak in het ziekenhuis. De ouders staan open voor hulpverlening en willen overal aan meewerken. Ook staan de ouders open voor een gezinsopname. De ouders houden zielsveel van [minderjarige01] en hebben het beste met hem voor. De ouders menen dat zij de kans moeten krijgen om te laten zien dat zij de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] aan kunnen. De ouders menen dan ook dat er op korte termijn – binnen één week – een veiligheidsplan opgesteld moet worden en dat [minderjarige01] daarna weer naar huis kan.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige01] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat de tien weken oude [minderjarige01] meerdere botbreuken heeft die bij tenminste twee verschillende incidenten moeten zijn ontstaan. De ouders kunnen geen verklaring geven voor het letsel van [minderjarige01] . Uit de bevindingen van het LECK blijkt dat een botziekte als onderliggende oorzaak vooralsnog onwaarschijnlijk lijkt en dat het meest waarschijnlijk is dat sprake is van toegebracht letsel. Nu de oorzaak van de botbreuken tot op heden onduidelijk is wordt het onveilig geacht om [minderjarige01] – een jonge baby, die volledig afhankelijk is van zijn opvoeders – bij de ouders te laten verblijven.
De komende tijd dient er meer zicht te komen op de opvoedomgeving bij de ouders. Er moeten veiligheidsafspraken gemaakt worden, zodat de veiligheid van [minderjarige01] gewaarborgd wordt én blijft. Daarbij is het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige01] betrokken wordt, die toezicht houdt op zijn ontwikkeling en ervoor zorgt dat de juiste hulpverlening wordt ingezet voor het gezin. De kinderrechter acht het ook noodzakelijk dat [minderjarige01] voorlopig in het pleeggezin blijft wonen, om zijn acute veiligheid te kunnen waarborgen. Het is de komende periode van doorslaggevend belang dat de ouders zich inzetten voor de hulpverlening en samenwerken met de jeugdbeschermer. De kinderrechter ziet gelet op de zeer jonge leeftijd van [minderjarige01] en de onzekerheid die er is over de oorzaak van het letsel aanleiding om de machtiging uithuisplaatsing voor kortere duur dan verzocht toe te wijzen. De kinderrechter wijst de machtiging uithuisplaatsing daarom toe tot 15 januari 2023 en houdt het verzoek voor het overige aan. Over zes weken wordt wederom naar de situatie van [minderjarige01] gekeken en wordt bezien of een thuisplaatsing dan wel mogelijk is, dan wel wat voor andere maatregelen of afspraken dan gemaakt zijn of kunnen worden.
De kinderrechter realiseert zich terdege dat dit een zeer ingrijpende beslissing is, en dat de ouders zeer verdrietig zijn. In de afweging heeft de veiligheid van [minderjarige01] op dit moment het zwaarste gewicht, en dat betekent dat de uithuisplaatsing vooralsnog noodzakelijk en gerechtvaardigd is.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 9 december 2022 tot 25 februari 2023 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 9 december 2022 tot 15 januari 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van
11 januari 2023om
09.30 uur;
verzoekt de Raad om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan voornoemde zitting een voortgangsverslag te overleggen en het standpunt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek kenbaar te maken;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Raad voor de Kinderbescherming;
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de ouders:
- de advocaat van de ouders: mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022 door mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2022.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.