In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 december 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een tien weken oude baby, hierna te noemen [minderjarige01]. De baby vertoonde meerdere botbreuken die bij tenminste twee verschillende incidenten moeten zijn ontstaan. De ouders konden geen verklaring geven voor het letsel, wat leidde tot ernstige zorgen over de veiligheid van de baby. Uit onderzoek van het LECK bleek dat een botziekte als oorzaak onwaarschijnlijk was, en dat het meest waarschijnlijk ging om toegebracht letsel. Gezien de zeer jonge leeftijd van [minderjarige01] en de onduidelijkheid over de oorzaak van het letsel, oordeelde de kinderrechter dat het onveilig was om de baby bij de ouders te laten verblijven.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur dan verzocht toegewezen, tot 15 januari 2023, en de ondertoezichtstelling tot 25 februari 2023. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling zijn betrokken bij de zaak, en er is een jeugdbeschermer toegewezen om toezicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige01]. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening en willen samenwerken met de betrokken instanties. De kinderrechter benadrukte dat de veiligheid van de baby voorop staat en dat er meer zicht moet komen op de opvoedomgeving van de ouders.
De beslissing van de kinderrechter is ingrijpend voor de ouders, die zich in een onzekere situatie bevinden. De kinderrechter heeft de ouders de kans gegeven om te laten zien dat zij in staat zijn om voor [minderjarige01] te zorgen, maar de acute veiligheid van de baby heeft op dit moment de hoogste prioriteit. De zaak zal over zes weken opnieuw worden beoordeeld om te kijken of een terugplaatsing naar huis mogelijk is, of dat andere maatregelen nodig zijn.