ECLI:NL:RBDHA:2022:13556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
NL22.9399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van inconsistenties in verklaringen van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ivoriaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris. Eiser stelde dat hij vreesde voor vervolging in zijn thuisland vanwege een incident waarbij hij verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van de zoon van zijn baas. Eiser heeft verklaard dat hij tijdens zijn werkzaamheden als automonteur een ongeluk heeft veroorzaakt, wat leidde tot de dood van de zoon. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser echter als inconsistent en niet geloofwaardig beoordeeld. Eiser had wisselend verklaard over de toedracht van het ongeluk en de omstandigheden waaronder hij de zoon aantrof. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees had voor vervolging bij terugkeer naar Ivoorkust. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9399

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

ProcesverloopBij besluit van 17 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Kebe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
Asielrelaas
1. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] en van Ivoriaanse nationaliteit is. Hij
heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. De reden van zijn vertrek uit Ivoorkust is de dood van de zoon van zijn baas (hierna: de zoon). Tijdens eisers werkzaamheden als automonteur in een garage was hij bezig met de reparatie van een auto. Hij verving de bougies en daarbij brak er een. De afgebroken bougie is in de motor blijven zitten. Hij heeft vervolgens de afgebroken bougie met een middel ingespoten en de motor van de auto gestart om de motor warm te laten lopen, zodat hij de bougie beter kon verwijderen. Hij is toen weggegaan om te eten. Eiser stelt dat toen hij terugkwam in de garage, hij de zoon in een gat onder de auto zag liggen met een verwonding aan zijn oog. Volgens eiser gebruiken automonteurs dit gat om onder de auto te kunnen komen voor reparaties. Eiser heeft daarop een ambulance laten komen. Vervolgens heeft hij zijn baas gebeld en hem verteld over het ongeluk. Volgens eiser is de zoon komen te overlijden voordat hij in het ziekenhuis aankwam. Hij stelt dat de bougie uit de motor tegen het hoofd van de zoon moet zijn geschoten, doordat de zoon gas heeft gegeven. Toen zijn baas terugkwam uit het ziekenhuis, kwam hij achter eiser aan met een kapmes. Zijn baas houdt hem verantwoordelijk voor de dood van de zoon. Eiser heeft kunnen vluchten en heeft via de telefoon van een collega vernomen dat zijn baas bij hem thuis is geweest. De broer van zijn baas is kolonel van de jongere commando’s van Ivoorkust. Als eiser bescherming vraagt van de autoriteiten, kan zijn baas daarachter komen.
Wat vindt verweerder?
2. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst (element 1)
geloofwaardig geacht. Verweerder gaat daarbij op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit van eisers geboortejaar 1996, want dit is zo in Italië geregistreerd. De rechtbank heeft op 8 april 2021 in de Dublinprocedure geoordeeld dat verweerder terecht hiervan is uitgegaan. [1] Weliswaar volgt uit het MediFirst-rapport van 6 december 2021 dat 2003 passend zou kunnen zijn als eisers geboortejaar, maar dat volgt verweerder niet, omdat geen onderbouwing wordt gegeven van die conclusie en het onderzoek niet gericht is geweest op het vaststellen van de leeftijd. Het onderzoek van MediFirst is namelijk ingezet om te onderzoeken in hoeverre iemand medisch in staat is om te verklaren. Daarnaast is MediFirst niet de juiste instantie om de leeftijd vast te stellen.
Verder heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat de zoon een ongeluk heeft gekregen door toedoen van eiser en dat eiser als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden (element 2). Daarom wordt niet aangenomen dat eiser een gegronde vrees heeft of een reëel risico loopt bij terugkeer. Verweerder heeft hierover het volgende naar voren gebracht.
2.1.
Volgens verweerder heeft eiser veelvuldig wisselend verklaard over de toedracht
van het ongeluk. Hij heeft namelijk verklaard dat de zoon het gaspedaal heeft ingedrukt en daarop de bougie in zijn hoofd moet zijn gekomen. Vervolgens heeft hij verklaard dat de zoon niet het gaspedaal heeft ingedrukt, maar aan de gaskabel heeft getrokken die vanuit de motor onder de motorkap naar het stuur in de auto loopt. Ook heeft hij verklaard dat de zoon de versnelling heeft ingedrukt. Eiser is met deze wisselende verklaringen geconfronteerd en heeft toen verklaard dat hij met gaspedaal de gaskabel heeft bedoeld. Vervolgens heeft eiser weer verklaard dat het gaspedaal ingedrukt moet zijn geweest. Dit is ook niet logisch, want voor het intrappen van een gaspedaal zit je in de auto en kun je geen bougie tegen je hoofd krijgen. Van eiser mag worden verwacht dat hij eenduidig over dit onderdeel kan verklaren, vooral nu hij stelt automonteur te zijn. Het trekken aan een gaskabel en het indrukken van het gaspedaal en de versnelling zijn dus in de kern verschillende verklaringen. Er is niet gebleken dat eiser en de tolk elkaar niet hebben begrepen, ondanks vragen hierover tijdens het gehoor. Het ligt op de weg van eiser om met zijn verklaringen duidelijk te maken wat hij bedoelt. De verklaringen van eiser zijn grotendeels gebaseerd op vermoedens, omdat eiser niet bij het ongeluk is geweest. Het ongeluk met de zoon is de reden waarom eisers baas hem heeft aangevallen. Dat is de enige gebeurtenis waarom eiser is gevlucht. Daarom is dit een wezenlijk onderdeel van zijn asielrelaas, zodat mag worden verwacht dat eiser hier eenduidig en consistent over kan verklaren.
2.2.
Daarnaast vindt verweerder dat eiser wisselend heeft verklaard over het aantreffen
van de zoon. Zo heeft hij verklaard dat hij de deur van de auto opende en de zoon in de auto zag zitten. Ook heeft hij verklaard dat hij de deur van de auto heeft geopend, de motor heeft afgezet en toen de zoon zag liggen in het gat. Daarna heeft eiser verklaard dat hij de deur van de auto heeft geopend en na het afzetten van de motor de motor wilde controleren en dat hij toen pas de zoon zag liggen. Verwacht mag worden dat eiser over dezelfde gebeurtenis op verschillende momenten in het gehoor consistent kan verklaren.
2.3.
Verder heeft verweerder in het bestreden besluit geconcludeerd dat eiser ongerijmd
heeft verklaard over het moment waarop hij wist dat de zoon was overleden. Eerst heeft hij verklaard dat de zoon was overleden voordat zijn baas in het ziekenhuis was aangekomen. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij pas wist van het overlijden nadat hij zijn collega sprak over de telefoon. Ter zitting heeft verweerder dit standpunt laten vallen, zodat eisers verklaringen op dit onderdeel geen afbreuk meer doen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas.
2.4.
Volgens verweerder hoeven niet alle verklaringen van eiser uit de correcties en
aanvullingen expliciet in het besluit vermeld te worden. Er is een oordeel gevormd op basis van het gehele dossier. Van eiser mag verwacht worden dat hij een verklaring geeft voor zijn wisselende verklaringen als hij dit vervolgens corrigeert door middel van correcties en aanvullingen. Door verweerder is voldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser ontoereikend zijn om de gebeurtenissen geloofwaardig te achten.
Wat vindt eiser?
3. Eiser kan zich niet verenigen met verweerders besluit en stelt dat verweerder ten
onrechte uitgaat van eisers geboortejaar 1996, terwijl dit 2003 moet zijn. In Italië is namelijk een verkeerd geboortejaar geregistreerd. Eiser heeft uitleg gegeven waarom dit fout is gegaan. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel doet hier niets aan af. Uit het medisch advies van MediFirst blijkt dat 2003 een passend geboortejaar is. MediFirst doet ook uitspraken over de leeftijd. Verweerder had in ieder geval in het MediFirst-rapport aanleiding moeten zien om verder onderzoek te verrichten naar eisers leeftijd.
3.1.
Het wordt ten onrechte in eisers nadeel gewogen dat hij wisselend zou hebben
verklaard over de toedracht van het ongeluk. Hij is niet goed begrepen tijdens het gehoor. In de taal Dioula wordt ‘gas geven’ vertaald als ‘accelare’ en voor een kabel of hendel wordt ‘kabele accelerateur’ gebruikt. In de Dioula taal zijn die woorden niet eenvoudig te onderscheiden zoals in het Nederlands. Daarbij gaat het om specialistische en technische kennis. Uit het gehoor blijkt dat eiser op meerdere punten de hoorambtenaar corrigeert. Tijdens de nabespreking heeft eiser veel correcties en aanvullingen aangevoerd. Die heeft verweerder ten onrechte niet betrokken in zijn besluit. Eisers vermoedens over hoe het ongeluk moet zijn gebeurd zijn logisch, want het ongeluk zou alleen kunnen plaatsvinden als de zoon gas zou hebben gegeven.
3.2.
Eisers verklaringen over het aantreffen van de zoon zijn niet elke keer even
gedetailleerd geweest, maar dat betekent niet dat hij wisselend heeft verklaard. Dit wordt ten onrechte in eisers nadeel gewogen. De correcties en aanvullingen zijn ook op dit punt ten onrechte niet gevolgd.
3.3.
Eiser heeft niet wisselend verklaard over het moment waarop hij wist dat de zoon
was overleden. Eiser heeft namelijk niet verklaard dat hij eerder hiervan wist dan na het telefoongesprek met zijn collega.
Beoordeling door de rechtbank
Kon verweerder uitgaan van eisers geboortejaar 1996?
4. Verweerder mocht, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan
uitgaan dat de registratie van eisers geboortejaar 1996 in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. [2] De staatssecretaris heeft in een informatieverzoek aan de Italiaanse autoriteiten gemeld dat de vreemdeling in Nederland is geregistreerd onder het geboortejaar 2003 en heeft daarbij de hem betreffende gegevens uit Eurodac meegezonden. De Italiaanse autoriteiten hebben op 21 december 2020 schriftelijk gereageerd op dit informatieverzoek en de volgende informatie verschaft:
 ALIASSEN
4.1.
Niet is betwist dat de in Italië geregistreerde gegevens op eiser zien. Gelet op
deze informatie van de Italiaanse autoriteiten en gezien het feit dat in de eerste regel van de reactie van de Italiaanse autoriteiten de in het informatieverzoek aan de Italiaanse autoriteiten verstrekte gegevens staan waarmee de vreemdeling bekend is bij de Nederlandse autoriteiten, is verweerder terecht ervan uitgegaan dat de vreemdeling in Italië uitsluitend is geregistreerd onder het alias Bakayokou, geboren in 1996 en met de Ivoriaanse nationaliteit en niet tevens als Bakayoko, geboren in 2003 en met de Ivoriaanse nationaliteit, zoals eiser in Nederland bekend staat. Het MediFirst-rapport levert geen concreet aanknopingspunt op om te twijfelen aan de juistheid van de registratie in Italië, omdat hierin enkel staat vermeld: “gezien de kenmerken, zou 2003 passend kunnen zijn.” Uit deze conclusie blijkt niet op welk onderzoek dit is gebaseerd, wat dit zegt over de (on)juistheid van de registratie in Italië en of dit betekent dat het geboortejaar 1996 dan niet passend zou zijn. Omdat de enkele constatering door MediFirst dat 2003 passend ‘zou kunnen zijn’ onvoldoende concreet is, heeft verweerder hierin ook geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen naar de leeftijd van eiser. Gelet op het voorgaande is niet meer van belang of MediFirst al dan niet de juiste instantie zou zijn om de leeftijd vast te stellen, omdat dat niets zegt over de weinig concrete conclusie uit het rapport.
Heeft verweerder ten onrechte element 2 niet geloofd?
4.2.
Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser wisselend heeft verklaard over de
toedracht van het ongeval. Weliswaar heeft eiser niet zelf het ongeval waargenomen, maar hij heeft wel verklaard over wat hij met elkaar in verband brengt op basis van zijn eigen veronderstellingen. Deze veronderstellingen legt eiser ten grondslag aan zijn asielrelaas en vormen de aanleiding van de aanval door de vader. De aanval vormt daarop de directe aanleiding van eisers vlucht. Eisers vermoedens van wat er is gebeurd met de zoon raken hiermee aan de kern van eisers asielrelaas. Daarom heeft verweerder waarde kunnen hechten aan de mate waarin eiser consistent over de toedracht van het ongeval heeft verklaard. Niet ter discussie staat dat eiser in het nader gehoor wisselende verklaringen heeft afgelegd over het mogelijk intrappen van een ‘gaspedaal’, over een ‘gashendel’ waaraan moet zijn getrokken en over een ‘versnelling’ die moet zijn ingedrukt door de zoon. Anders dan eiser stelt heeft verweerder de correcties en aanvullingen op dit punt, waaruit samengevat volgt dat eiser met ‘gaspedaal’ ‘gashendel’ heeft bedoeld, inzichtelijk betrokken in zijn besluitvorming. [3] Verweerder hoefde echter niet de correcties en aanvullingen op dit punt te volgen. De mogelijkheid om verklaringen in het gehoor te corrigeren is niet bedoeld om eerder afgelegde wisselende verklaringen alsnog met elkaar in overeenstemming te brengen zonder dat hiervoor een rechtvaardiging wordt gegeven. Zoals verweerder terecht heeft geconcludeerd gaat het op dit punt niet alleen om een verschil in begrippen, maar ook om een verschil in betekenis van de verklaring. Een gaspedaal wordt namelijk ingetrapt vanuit de auto en aan een gashendel wordt getrokken vanonder de motorkap. Verweerder heeft het verschil tussen die begrippen belangrijk kunnen vinden, omdat dit ook raakt aan eisers verklaring dat hij de zoon in de auto aantrof – en zijn latere verklaring dat hij de zoon onder de auto in een gat aantrof. Verweerder hoefde eiser niet te volgen in de door eiser gegeven rechtvaardiging voor de verschillen in zijn verklaringen. Uit het gehoor blijkt namelijk dat de hoormedewerker de tolk expliciet heeft gevraagd of eiser daadwerkelijk het woord gaspedaal heeft gebruikt en niet het woord gashendel zoals eiser eerder heeft verklaard tijdens het gehoor. Daarop heeft de tolk bevestigend geantwoord. [4] Weliswaar blijkt uit de door eiser aangedragen vertaling dat de woorden voor gaspedaal en gaskabel in het Dioula enige gelijkenis vertonen, maar zij zijn niet geheel gelijk. Daarom valt niet in te zien dat de tolk ook na het expliciet doorvragen van de hoormedewerker of het om de juiste vertaling ging, een vertaalfout zou hebben gemaakt. Eiser heeft dit verder ook niet concreter gemaakt of onderbouwd met verifieerbare bronnen. Daarbij komt dat eiser met de gelijkenis tussen de woorden gaskabel en gashendel geen verklaring heeft gegeven voor het gebruik van het woord ‘versnelling’ tijdens het gehoor. Het gebruik van dat woord heeft verweerder immers ook wisselend geacht. Daarom heeft verweerder kunnen concluderen dat deze verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van element 2.
4.3.
Verweerder heeft ook terecht geconcludeerd dat eiser wisselend heeft verklaard
over het aantreffen van de zoon. Enerzijds heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat eiser drie verschillende verklaringen heeft afgelegd. Want eisers heeft gaandeweg het gehoor naast het ‘openen van de autodeur’ en het ‘aantreffen’ van de zoon de details ‘het afzetten van de motor’ en het ‘controleren van de motor’ aangevuld. Verweerder heeft niet kenbaar gemotiveerd waarom deze aanvullingen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Anderzijds heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eisers tegenstrijdige verklaring over de plek waar hij de zoon aantrof wel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Eiser heeft immers verklaard dat hij de zoon in de auto zag zitten en vervolgens heeft hij verklaard dat hij de zoon zag liggen in het gat onder de auto. Verweerder hoefde op dit onderdeel niet de correcties te volgen, omdat eiser voor deze correctie geen andere rechtvaardiging heeft aangevoerd dan dat dit niet juist is weergegeven in het gehoor. Voor de verdere motivering over het al dan niet volgen van de correcties en aanvullingen verwijst de rechtbank naar hetgeen onder punt 4.3. over de correcties en aanvullingen is overwogen.
4.4.
Omdat verweerder niet langer zijn standpunt handhaaft dat eisers verklaring over de
wetenschap van het overlijden van de zoon afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas, zullen eisers beroepsgronden op dit punt niet verder worden besproken.
4.3.
Ondanks dat verweerder het onder punt 2.3 verwoorde standpunt niet langer handhaaft, heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de overige onderdelen de conclusie kunnen dragen dat de verklaringen van eiser ontoereikend zijn om element 2 geloofwaardig te achten. Daarbij wordt van belang geacht dat verweerder meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de gebeurtenissen die aanleiding hebben gegeven tot eisers vlucht uit Ivoorkust. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat element 2 niet geloofwaardig wordt geacht.
Conclusie
5. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.H. de Boef, rechter, in aanwezigheid van J.M. van der Stouwe, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag 8 april 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:3091.
2.Zie ook Rb. Den Haag 8 april 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:3091, ro. 8. – 8.1.
3.Voornemen, p3.
4.Nader gehoor, p22.