ECLI:NL:RBDHA:2022:13545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
SGR 21/7835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, Roveg fruit B.V., en verweerder, het UWV, over de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser had zich op 2 maart 2017 ziekgemeld en ontving sinds 28 februari 2019 een loongerelateerde uitkering. Het UWV had op 7 december 2020 besloten dat eiser per 15 februari 2021 in aanmerking kwam voor een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar op 8 november 2021 werd dit besluit herzien, waarbij het UWV oordeelde dat eiser per 15 februari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Hierdoor eindigde de uitkering op 21 december 2021.

Eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat zijn arbeidsongeschiktheid was onderschat en dat hij recht had op een urenbeperking. De rechtbank behandelde de zaak op 28 november 2022 en oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser per 22 december 2021 geen recht meer had op de uitkering. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de juiste beoordeling hadden gemaakt van de arbeidsongeschiktheid van eiser. Eiser's verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat de rechtbank geen reden zag om te twijfelen aan de medische beoordeling.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van kosten af, omdat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7835

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.C.H. Coenen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

Roveg fruit B.V., te Waddinxveen,

(gemachtigde: mr. H. Senyuva).

Procesverloop

Met het besluit van 7 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser laten weten dat hij per 15 februari 2021 in aanmerking komt voor een loonaanvullingsuitkering Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Met het besluit van 8 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van ex-werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard en beslist dat eiser per 15 februari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Hierdoor eindigt de WGA-loonaanvullingsuitkering op 21 december 2021.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Geen toestemming

De ex-werkgever van eiser heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als loods medewerker voor 40,40 uur per week. Hij heeft zich op 2 maart 2017 ziekgemeld. Hij ontving sinds 28 februari 2019 een loongerelateerde uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij het primaire besluit heeft het UWV deze uitkering per 15 februari 2021 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Ex-werkgever heeft hiertegen bezwaar ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
2. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 3 maart 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als loods medewerker, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 71,26% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 28,74%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft eiser volgens het UWV geen recht meer op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Bij brief van 7 april 2021 heeft het UWV eiser hiervan op de hoogte gesteld.
3. Eiser heeft aangegeven het hier niet mee eens te zijn. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was er aanleiding om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de gewijzigde FML van 21 oktober 2021 vastgesteld dat de eerder geduide functies nog steeds geschikt zijn. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser verzoekt hetgeen hij in bezwaar (de rechtbank neemt aan: in zijn zienswijze tegen het voorgenomen besluit) heeft aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder voert hij aan dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht had moeten worden, dan wel – indien duurzaamheid niet wordt aangenomen – hij in ieder geval gedeeltelijk/ volledig arbeidsongeschikt is. Zijn beperkingen zijn onderschat. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft eiser een expertiserapport overgelegd van een revalidatiearts. Volgens eiser hoort hij een urenbeperking te krijgen voor 20 uur per week, 4 uur per dag. Eiser verzoekt de rechtbank om een tussenuitspraak te doen en het UWV op te dragen om het gebrek te herstellen. Indien de rechtbank niet overgaat tot een tussenuitspraak om het gebrek te herstellen, verzoekt eiser op grond van twijfel aan de deugdelijkheid van het medische onderzoek een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Eiser voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn gelet op zijn belastbaarheid en dat zijn verdiencapaciteit onjuist is vastgesteld.
Tot slot verzoekt eiser – ingeval van een gegrondverklaring – het UWV te veroordelen in de kosten die hij heeft moeten maken in verband met het inschakelen van deskundige, ter hoogte van € 2.930,00,- exclusief btw.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 22 december 2021 geen recht meer heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat hij per 15 februari 2021 (hierna: datum in geding) voor 28,76% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op datum in geding en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser per de datum in geding voor 28,74% arbeidsongeschikt is en dus per 22 december 2021 geen recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
7. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in zijn zienswijze heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar de zienswijze wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in de zienswijze is aangevoerd.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft de aanwezige medische informatie bestudeerd. Ook heeft de verzekeringsarts eiser gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht tijdens het spreekuur. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de door eiser naar voren gebrachte klachten, het dagverhaal en de diagnose. Zij heeft aangenomen dat eiser verminderd belastbaar is als rechtstreeks gevolg van ziekte. De belastbaarheid van eiser is vastgelegd in de FML van 3 maart 2021.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 21 oktober 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd, kennis genomen van de bezwaargronden en eiser gezien tijdens het spreekuur op 11 oktober 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat en waarom zij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 21 oktober 2021 een gewijzigde FML opgesteld.
11
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het aanvullend rapport van 14 juni 2022 gereageerd op het door eiser in beroep overgelegde expertiserapport.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars en het expertiserapport betrokken in haar beoordeling. Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkingen ondervindt als rechtstreeks gevolg van ziekte en/of gebrek. In de FML van 3 maart 2021 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 oktober 2021 gemotiveerd op welke punten zij verdergaande beperkingen nodig acht. Zij heeft ook uitgelegd waarom geen urenbeperking aan de orde is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft (verdergaande) beperkingen aangenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, statische houdingen en werktijden.
15. Eiser voert aan dat zijn beperkingen zijn onderschat. Volgens het expertiserapport hoort eiser een urenbeperking te krijgen tot 20 uur per week en 4 uur per dag.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 14 juni 2022 gemotiveerd waarom de ingediende stukken niet tot verdergaande beperkingen kunnen leiden. Zij merkt op dat de beperkingen die de revalidatiearts nodig acht niet kunnen worden gerechtvaardigd. De revalidatiearts acht de beperkingen noodzakelijk wegens energetische gronden. Niet is gebleken dat de revalidatiearts het daarvoor nodige onderzoek heeft verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep voert aan dat in tegenstelling tot de revalidatiearts, de verzekeringsarts en zijzelf allebei wel het nodige onderzoek hebben verricht.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt verder dat haar eigen bevindingen en die van de verzekeringsarts door de revalidatiearts niet anders worden waargenomen. Een FML is geen weergave van klachten, maar van beperkingen die voortvloeien uit geobjectiveerde medische afwijkingen. Het is voorts de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts op dit gebied om hieruit voortvloeiende beperkingen vast te stellen.
18. Eiser verzoekt dat de rechtbank een medisch deskundige te benoemen omdat er twijfel is over de medische beoordeling.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende onderbouwd waarom, ook gezien de medische stukken die eiser in beroep heeft toegestuurd, geen sprake is van meer of andere beperkingen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 15 februari 2021 met de middelste van deze functies 71,26% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als loods medewerker, zodat eiser voor de overige 28,74% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft terecht de WGA-loonaanvullingsuitkering beëindigd en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 28,74%.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Aangezien het beroep van eiser ongegrond is komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van het verzoek tot vergoeding van de gemaakte kosten voor de deskundige. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de door eiser gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.