In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, Roveg fruit B.V., en verweerder, het UWV, over de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser had zich op 2 maart 2017 ziekgemeld en ontving sinds 28 februari 2019 een loongerelateerde uitkering. Het UWV had op 7 december 2020 besloten dat eiser per 15 februari 2021 in aanmerking kwam voor een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar op 8 november 2021 werd dit besluit herzien, waarbij het UWV oordeelde dat eiser per 15 februari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Hierdoor eindigde de uitkering op 21 december 2021.
Eiser ging in beroep tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat zijn arbeidsongeschiktheid was onderschat en dat hij recht had op een urenbeperking. De rechtbank behandelde de zaak op 28 november 2022 en oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser per 22 december 2021 geen recht meer had op de uitkering. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de juiste beoordeling hadden gemaakt van de arbeidsongeschiktheid van eiser. Eiser's verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat de rechtbank geen reden zag om te twijfelen aan de medische beoordeling.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van kosten af, omdat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.