ECLI:NL:RBDHA:2022:13543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
AWB 21/7527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van gronden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 26 november 2021 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard in het bestreden besluit van 16 februari 2022. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening zonder zitting behandeld, op basis van de Algemene wet bestuursrecht. De rechter heeft vastgesteld dat het verzoekschrift van verzoeker geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Awb. Ondanks herhaalde verzoeken om gronden in te dienen, heeft verzoeker hierop niet gereageerd. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het verzoek niet inhoudelijk is behandeld. De rechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/7527

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer],
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 16 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft beroep (AWB 22/2132) ingesteld tegen het bestreden besluit. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verzoek gelijkgesteld met een verzoek hangende dit beroep.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb bevat het verzoekschrift ten minste de gronden van het verzoek. Dat zijn de redenen waarom er om een voorlopige voorziening wordt verzocht.
2. Als er geen gronden worden ingediend, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 6:6 en artikel 8:81, vierde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Dat houdt in dat het verzoek niet inhoudelijk wordt behandeld. De voorzieningenrechter moet dan wel eerst een mogelijkheid tot herstel bieden.
3. Het verzoekschrift van verzoeker bevat geen gronden. Daarom heeft de voorzieningenrechter bij brief van 30 december 2021 aan verzoeker gevraagd om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen. Op deze brief is geen reactie gekomen. Bij aangetekende brief van 31 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter nogmaals aan verzoeker gevraagd om gronden in te dienen. Ook op deze brief is geen reactie gekomen.
4. Gelet hierop is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.