In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 november 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. Het verzoek is ingediend door Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, naar aanleiding van zorgen over het schoolverzuim en de motivatie van [minderjarige01]. De moeder heeft het ouderlijk gezag, maar heeft moeite om [minderjarige01] te begeleiden en te stimuleren in zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de verklaringen van betrokkenen, en heeft de zaak met gesloten deuren behandeld.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige01] erkend is door de vader en feitelijk bij de moeder verblijft. Er zijn verschillende hulpverleningsmaatregelen getroffen, maar deze hebben tot nu toe onvoldoende resultaat opgeleverd. De kinderrechter heeft ook rekening gehouden met de onrustige thuissituatie, onder andere door huiselijk geweld en de gesloten plaatsing van de broer van [minderjarige01].
De kinderrechter heeft besloten om het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing aan te houden voor de duur van drie maanden, zodat kan worden bekeken of [minderjarige01] zijn schoolgang kan voortzetten en zich positief inzet voor de MDFT therapie. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om een update te geven over de situatie van [minderjarige01] voor de volgende zitting. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.