ECLI:NL:RBDHA:2022:13511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
21/5816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over subsidieverlening aan COC Haaglanden en terugvordering van voorschot

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen COC Haaglanden en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. COC Haaglanden, eiser in deze procedure, had een subsidie ontvangen van maximaal € 230.324,00 voor het bevorderen van sociale acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders voor het jaar 2019. Deze subsidie was verleend op basis van de Algemene Subsidieverordening Den Haag 2014. Eiser ontving een voorschot van € 207.291,60, maar na vaststelling van de subsidie op € 198.013,00 door verweerder, werd een bedrag van € 9.278,60 teruggevorderd.

Eiser ging in beroep tegen het besluit van verweerder om het bezwaar tegen de terugvordering ongegrond te verklaren. Tijdens de zitting op 28 november 2022 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat verweerder geen grondslag had voor het lager vaststellen van de subsidie en dat verweerder geen baten van het COC café in mindering mocht brengen op de subsidie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de terugvordering van het voorschot door verweerder correct was, en dat de door eiser aangevoerde argumenten niet opgingen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, omdat deze niet eerder waren aangevoerd en verweerder hier geen rekening mee kon houden.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5816

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

COC Haaglanden, te Den Haag, eiser

(gemachtigde: mr. S.T.J. Olierook),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H.G. Blankenstein).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2018 is aan eiser een subsidie verleend ter hoogte van maximaal € 230.324,00 voor het bevorderen van sociale acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders voor het jaar 2019. Deze subsidie is verleend op basis van de Algemene Subsidieverordening Den Haag 2014 (hierna: de ASV 2014) en betreft een exploitatiesubsidie zoals bedoeld in artikel 1 van de ASV 2014. Aan eiser is een voorschot verleend van een bedrag van in totaal € 207.291,60.
Bij besluit van 6 januari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de verleende subsidie voor het jaar 2019 vastgesteld op € 198.013,00. Gelet op het verstrekte voorschot van
€ 207.291,60, heeft verweerder een bedrag van € 9.278,60 van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen, ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens eiser waren verder de heren [A] en [B] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan COC Haaglanden is bij besluit van 22 november 2018 een exploitatiesubsidie verleend ter hoogte van maximaal € 230.324,00 voor het jaar 2019 voor het bevorderen van sociale acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders voor het jaar 2019. [1] Tegen dit besluit is destijds geen bezwaar ingediend. Volgens dit besluit is de subsidievorm een exploitatiesubsidie. Dit betekent dat alleen een eventueel exploitatietekort wordt gesubsidieerd.
1.l. Bij besluit van 6 januari 2021 heeft verweerder de verleende subsidie vastgesteld op
€ 198.013,00 en een voorschotbedrag van € 9.278,60 van eiser teruggevorderd.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert – kort samengevat – aan dat er een grondslag ontbreekt voor het lager vaststellen van de subsidie. Verweerder mag geen baten in mindering brengen op de toegekende subsidie, zoals die afkomstig uit het COC café. Het COC café maakt geen onderdeel uit van de bij het besluit van 22 november 2018 door verweerder gesubsidieerde activiteit “gespecialiseerd maatschappelijk werk”. Verder betreffen de activiteiten “Uitreiking John Blankenstein prijs (JBP)” en “Lesbian festival” elk een bedrag van minder dan € 10.000,00 en deze voldoen dus niet aan de definitie van een exploitatiesubsidie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Op grond van artikel 4:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt het bestuursorgaan, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast. Dat is anders indien het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend (artikel 4:46, derde lid, van de Awb).
3.1.
De rechtbank stelt vast dat aan eiser een subsidie is verleend van een bedrag van in totaal € 230.324,00. Aan eiser is een voorschot verleend van een bedrag van € 207.291,60. Op basis van de door eiser overgelegde jaarrekening van 2019, is de subsidie door verweerder vastgesteld op een bedrag van € 198.013,00. Daarom heeft verweerder een bedrag van € 9.278,60 (zijnde € 207.291,60 - € 198.013,00) van eiser teruggevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de exploitatiesubsidie door verweerder correct vastgesteld en heeft verweerder op goede gronden een bedrag van € 9.278,60 van eiser teruggevorderd. De grondslag hiervoor ligt in artikel 4:46, derde lid, en 4:95, vierde lid, van de Awb en artikel 22, eerste lid, van de ASV 2014.
3.2.
Het beroep op de door eiser genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 januari 2019 [2] gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, omdat die uitspraak niet gaat over een exploitatiesubsidie, maar over een andere subsidievorm.
4. De rechtbank stelt verder met verweerder vast dat hetgeen door eiser in beroep is aangevoerd over (specifiek) de baten van het COC café en over de posten
“Uitreiking John Blankenstein prijs (JBP)” en “Lesbian festival”, niet eerder door eiser naar voren is gebracht. Hiermee heeft verweerder in het bestreden besluit dus geen rekening kunnen houden, zodat deze beroepsgronden reeds hierom niet slagen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op basis van de Algemene Subsidieverordening Den Haag 2014 (ASV 2014).