ECLI:NL:RBDHA:2022:135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
NL21.18073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond is.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat dit verzoek heeft aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, en dat hij de mogelijkheid moet krijgen om op eigen initiatief naar Duitsland te vertrekken.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de wijzen van overdracht niet in een bepaalde rangorde staan en dat verweerder niet verplicht is om een vreemdeling de gelegenheid te bieden voor een overdracht op eigen initiatief. Bovendien hebben de Duitse autoriteiten aangegeven geen vrijwillige terugkeer te accepteren, waardoor de staatssecretaris eiser niet ten onrechte de mogelijkheid heeft onthouden om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor zijn overdracht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiser niet slaagt en heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18073
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [Geb. datum] 1993.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, Vw2. Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening3 is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Eiser moet de mogelijkheid worden geboden om op eigen initiatief naar Duitsland te vertrekken4.
1. Algemene wet bestuursrecht.
2 Vreemdelingenwet 2000.
3 Verordening (EU) nr. 604/2013.
4 Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsverordening (Verordening 1560/2003 in samenhang met Verordening 118/2014) en punt 24 van de considerans van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De Afdeling5 heeft geoordeeld dat de wijzen van overdracht als genoemd in artikel 7 van de Uitvoeringsverordening niet in de bepaalde rangorde tot elkaar staan. Verweerder is dus niet verplicht een vreemdeling de gelegenheid te bieden voor een overdracht op eigen initiatief. Deze verplichting kan evenmin worden afgeleid uit punt 24 van de considerans van de Dublinverordening. De Uitvoeringsverordening gaat uit van samenwerking tussen de lidstaten met het oog op de overdracht.
5. In het geval van eiser hebben de Duitse autoriteiten medegedeeld dat zij geen vrijwillige terugkeer accepteren. Verweerder heeft daarom eiser niet ten onrechte de mogelijkheid onthouden zelf verantwoordelijkheid te nemen voor zijn overdracht. Wat eiser aanvoert over het gebrek aan redenen voor een gecontroleerde overdracht, doet hier niet aan af. Evenmin slaagt het beroep van eiser dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn belangen hierover naar voren te brengen.
6. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
5 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2162.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.