ECLI:NL:RBDHA:2022:13486
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Ethiopische vrouw, had de aanvraag ingediend om bij haar partner in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet had aangetoond dat zij op het peilmoment tot het gezin van haar partner behoorde. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er tegenstrijdige verklaringen waren afgelegd door eiseres en haar partner over hun relatie en verblijf in Soedan. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen duurzame en exclusieve relatie was op het moment van de aanvraag. Eiseres had niet overtuigend aangetoond dat zij en haar partner een stabiele relatie hadden, en de rechtbank vond dat de tegenstrijdigheden in hun verklaringen niet verschoonbaar waren. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de Staatssecretaris niet verplicht was om eiseres en haar partner te horen, omdat het primaire besluit duidelijk was en de argumenten van eiseres niet tot een ander besluit hadden kunnen leiden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.