ECLI:NL:RBDHA:2022:13486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
NL22.947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Ethiopische vrouw, had de aanvraag ingediend om bij haar partner in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet had aangetoond dat zij op het peilmoment tot het gezin van haar partner behoorde. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er tegenstrijdige verklaringen waren afgelegd door eiseres en haar partner over hun relatie en verblijf in Soedan. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen duurzame en exclusieve relatie was op het moment van de aanvraag. Eiseres had niet overtuigend aangetoond dat zij en haar partner een stabiele relatie hadden, en de rechtbank vond dat de tegenstrijdigheden in hun verklaringen niet verschoonbaar waren. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de Staatssecretaris niet verplicht was om eiseres en haar partner te horen, omdat het primaire besluit duidelijk was en de argumenten van eiseres niet tot een ander besluit hadden kunnen leiden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.947
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R. Hijma),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bont).

Procesverloop

In het besluit van 22 april 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
In het besluit van 3 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft de Ethiopische nationaliteit en is geboren op [1994] . Zij wil verblijven bij referent, haar gestelde partner. Aan referent is op 10 september 2019 een asielvergunning verleend. Op 28 oktober 2019 is er ten behoeve van eiseres een aanvraag voor een mvv in het kader van nareis ingediend. In het kader van deze aanvraag zijn interviews afgenomen met eiseres en referent.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij feitelijk tot het gezin van referent behoorde op het moment dat hij Nederland binnenkwam (het peilmoment). Eiseres en referent hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een
duurzame en exclusieve relatie. Indien wel van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent zou worden uitgegaan, dan wordt deze relatie op het peilmoment als verbroken beschouwd.
Het standpunt van eiseres over de duurzame en exclusieve relatie en het oordeel van de rechtbank daarover
4. Eiseres voert, samengevat, aan dat verweerder ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat op het peilmoment tussen haar en referent geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
4.1.
De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiseres en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat er tussen hen op het peilmoment sprake was van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.2.
Verweerder verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de tegenstrijdige verklaringen die eiseres en referent hebben afgelegd op de volgende, wezenlijke punten.
Referent heeft verklaard dat hij en eiseres elkaar op het werk hebben ontmoet in de aanwezigheid van hun werkgever. Eiseres heeft daarentegen verklaard dat alleen mevrouw [A] aanwezig was. Verweerder heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiseres en referent geen verschoonbare verklaring hebben gegeven voor deze tegenstrijdige verklaringen.
Referent heeft verklaard dat hij en eiseres onrechtmatig in Soedan verbleven. Eiseres heeft echter verklaard dat referent in Soedan geregistreerd was als vluchteling omdat hij uit Eritrea kwam en dat zij geen verblijfsstatus had. Verweerder heeft eiseres niet ten onrechte niet gevolgd in haar verklaring dat zij zich heeft vergist omdat zij zich slecht voelde tijdens het interview. Uit het verslag van het interview blijkt namelijk dat eiseres bij aanvang heeft verklaard dat zij zich goed voelde en dat er geen redenen waren waarom het interview niet kon plaatsvinden. Dat eiseres dit uit beleefdheid heeft verklaard en vanuit de wens om het interview te laten plaatsvinden, terwijl zij zich - naar gesteld - eigenlijk niet goed voelde, komt voor haar risico.
Referent heeft verklaard dat hij het woon- en werkcomplex in Soedan niet zonder begeleiding van de werkgever mocht verlaten in verband met het illegale verblijf in Soedan. Eiseres heeft echter verklaard dat zij en referent bewegingsvrijheid hadden en alles samen konden doen. Verweerder heeft eiseres niet ten onrechte niet gevolgd in haar stelling dat deze tegenstrijdigheid te verklaren is omdat in het Tigray het woord voor ‘kunnen’ en ‘mogen’ hetzelfde is. Aan referent is gevraagd: “Mochten jullie zelfstandig het pand verlaten?”. Referent heeft daarop geantwoord: “Nee, alleen met de werkgever”. Ook indien wordt aangenomen dat referent de vraag heeft begrepen als “Konden jullie zelfstandig het pand verlaten”? blijft het antwoord van referent dat dit niet kon, tegenstrijdig met de verklaring van eiseres dat zij bewegingsvrijheid hadden.
Referent heeft verklaard dat eiseres op doorreis was naar Libië. Eiseres heeft daarentegen verklaard dat haar verblijfsdoel arbeid was. Verweerder heeft eiseres in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat zij en referent geen verschoonbare verklaring hebben gegeven voor deze tegenstrijdige verklaringen.
4.3.
Verweerder heeft verder mogen tegenwerpen dat referent heeft verklaard dat hij aan eiseres heeft verteld dat zij hem kon volgen nadat hij was gearriveerd, al wist hij op dat
4.4.
moment nog niet precies hoe de procedure eruit zag, terwijl eiseres heeft verklaard dat zij zich een dergelijke toezegging niet kan herinneren. Verweerder heeft het standpunt mogen innemen dat bij een duurzame en exclusieve relatie van partners mag worden verwacht dat zij afspraken maken over de wijze waarop de relatie na het vertrek van één van die partners kan worden voortgezet en over het onderhouden van contact met elkaar en dat hiervan in het geval van eiseres en referent niet is gebleken. De stelling van eiseres dat zij en referent geen afspraken hebben gemaakt vanwege de grote onzekerheden over de reis en het verkrijgen van een vergunning, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
4.5.
Verweerder heeft vervolgens niet ten onrechte aan het besluit ten grondslag gelegd dat referent heeft verklaard niet te weten uit welke plaats eiseres afkomstig is en hoe en met wie zij naar Soedan is gereisd. Verweerder heeft het standpunt mogen innemen dat, nu eiseres en referent stellen acht maanden te hebben samengewoond, van referent mag worden verwacht dat hij meer over de herkomst van eiseres zou kunnen verklaren.
5.1.
De rechtbank oordeelt vervolgens dat verweerder niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat, indien wel (op enig moment) zou worden uitgegaan van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent, deze relatie op het peilmoment verbroken was.
5.2.
Verweerder heeft in dit verband mogen aanvoeren dat eiseres en referent tegenstrijdig hebben verklaard over de nareis van eiseres na de aankomst van referent. De rechtbank verwijst naar haar oordeel onder 4.3.
Verweerder heeft in dit verband verder het standpunt ingenomen dat eiseres en referent niet inzichtelijk hebben gemaakt waarom eiseres na het vertrek van referent heeft besloten om terug te keren naar Ethiopië, terwijl arbeid het doel van haar verblijf in Soedan was.
Verweerder heeft ook aangevoerd dat eiseres en referent tegenstrijdig hebben verklaard over het huidige contact, het eventuele bezoek van referent aan Ethiopië en de vraag wanneer de familie van eiseres op de hoogte is gesteld van de relatie met referent. Verweerder heeft er ook op gewezen dat eiseres heeft verklaard dat zij niet naar referent heeft gezocht omdat zij daartoe geen mogelijkheid had, maar dat de omstandigheid dat referent eiseres heeft gevonden via mevrouw [A] , betekent dat eiseres een soortgelijke poging had kunnen ondernemen. Eiseres heeft deze standpunten van verweerder in beroep niet betwist.
Het standpunt van eiseres over het horen en het oordeel van de rechtbank daarover
6. Eiseres voert aan dat verweerder in bezwaar ten onrechte heeft afgezien van het horen.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres en referent niet hoefde te horen, omdat het primaire besluit duidelijk is en de argumenten die eiseres in bezwaar heeft aangevoerd niet hadden kunnen leiden tot een ander besluit. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.