ECLI:NL:RBDHA:2022:13467
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 11 mei 2022, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft haar aanvraag ingediend mede ten behoeve van haar minderjarige kind. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 2 juni 2022, waarbij zowel verzoekster als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels op dezelfde dag uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.8808) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Aangezien er nu geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening, heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op 14 juni 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.