ECLI:NL:RBDHA:2022:13455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
NL22.2757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot verblijf op basis van onvoldoende aangetoond familie- of gezinsleven

In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw die in Turkije verblijft, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot verblijf (mvv) in Nederland om bij haar meerderjarige zoon te kunnen wonen. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat volgens de verweerder er geen sprake zou zijn van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift en tegen de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2022 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de referent, haar zoon, ook aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder niet had onderbouwd dat eiseres in Turkije voldoende zorg en ondersteuning ontvangt, en dat de omstandigheden van eiseres niet adequaat waren beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2757
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. E. Arslan),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Post).

Inleiding en procesverloop

Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1949 en heeft de Syrische nationaliteit Sinds enkele jaren verblijft zij in Turkije. Op 10 maart 2021 heeft zij een aanvraag tot verlening van een machtiging tot verblijf (mvv) ingediend. Eiseres beoogt hiermee verblijf in Nederland bij haar meerderjarige zoon [A] (referent) te verkrijgen. Referent verblijft in Nederland en heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit.
Bij besluit van 28 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres op 23 juli 2021 bezwaar gemaakt.
Op 1 februari 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld, omdat verweerder niet (tijdig) op het bezwaarschrift heeft beslist.
Bij besluit van 17 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Op 18 februari 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. Dit beroep wordt mede geacht te zijn gericht tegen het bestreden besluit.1 Bij brief van 23 maart 2022, aangevuld op 16 mei 2022, heeft eiseres beroepsgronden ingediend tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen mr. D. Yabasun, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en referent. Als tolk is verschenen M. Sheibokh.
1 Dit op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

Met betrekking tot het niet tijdig beslissen op het bezwaar
1. Op 18 februari 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op het bezwaarschrift van eiseres van 23 juli 2021. Bij besluit van
17 februari 2022 had verweerder evenwel al een beslissing op dat bezwaarschrift genomen. Om die reden heeft eiseres geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. De rechtbank zal het beroep van eiseres in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Met betrekking tot het bestreden besluit
Standpunten van partijen
2. Verweerder wijst de onderhavige aanvraag af. Verweerder heeft in het midden gelaten of eiseres haar familierechtelijke relatie met referent heeft aangetoond. Immers, hoe dan ook geldt volgens verweerder dat tussen eiseres en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Om die reden bestaat er tussen beiden geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven2. Verweerder voert hiertoe aan dat eiseres en referent sinds 2014 niet meer met elkaar samenwonen en dat zij elkaar sindsdien ook niet meer hebben gezien. De stelling dat eiseres mantelzorg van referent behoeft, leidt er door dit tijdsverloop niet toe dat tussen hen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat. Daar komt volgens verweerder bij dat eiseres zich in Turkije staande kan houden en dat zij niet heeft aangetoond dat referent de enige is die haar de benodigde hulp kan bieden. Eiseres wordt in Turkije namelijk geholpen door een andere familie, met de financiële steun van referent. Voorts heeft eiseres niet aangetoond dat haar andere kinderen, die in Syrië verblijven, niet mede aan haar zorg zouden kunnen bijdragen. Eiseres heeft in Turkije toegang tot medische hulp in verband met haar gezondheidsproblemen (Alzheimer en hartklachten), terwijl zij niet heeft onderbouwd dat zij in Turkije niet kan worden opgenomen in een verzorgingstehuis, aldus verweerder.
3. Eiseres stelt dat er tussen haar en referent wel sprake is van een meer dan gebruikelijke familie- of gezinsbanden. Zij voert aan dat zij lang met referent heeft samengewoond. Zij is nu op hoge leeftijd, is weduwe en is door haar gezondheidstoestand volledig afhankelijk van de zorg door haar familieleden. Tegen haar wil en door omstandigheden gedwongen is zij indertijd gescheiden geraakt van referent en verblijft zij alleen in Turkije. In Turkije heeft zij geen familieleden die haar die zorg kunnen bieden. Als enige familielid betaalt referent een familie in Turkije om haar zorg te leveren. Omdat eiseres op basis van tijdelijke bescherming in Turkije verblijft, is voor haar de toegang tot medische zorg beperkt. Eiseres ontkent dat zij in Turkije toegang heeft tot een verzorgingstehuis. Volgens eiseres geeft het bestreden besluit er onvoldoende blijk van dat verweerder de omstandigheden waarin eiseres zich bevindt in onderling verband heeft beoordeeld. Ook meent zij dat het bestreden besluit onevenredige gevolgen heeft. Volgens haar had verweerder gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid om van zijn beleidsregels af te wijken.
2 In de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Het oordeel van de rechtbank
4. In bezwaar heeft eiseres haar persoonlijke en medische omstandigheden in Syrië en Turkije en de toedracht van haar onvrijwillige scheiding van referent toegelicht. Ook heeft zij in bezwaar aangegeven dat en waarom haar dochters die in Syrië verblijven niet in staat zijn om in praktische of financiële zin aan haar zorg bij te dragen. Dit zijn omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder onvoldoende gemotiveerd ingegaan op deze specifieke omstandigheden van eiseres.
5. Zo heeft verweerder zich slechts op het standpunt gesteld dat eiseres en referent al geruime tijd niet meer met elkaar samenwonen en dat zij elkaar ook al geruime tijd niet hebben gezien. Verweerder heeft evenwel niet kenbaar betrokken dat en hoe eiseres en referent onvrijwillig van elkaar gescheiden zijn geraakt. Ook heeft verweerder geconstateerd dat eiseres, sinds dat zij van referent gescheiden is, zichzelf staande heeft kunnen houden en dat zij niet verstoken is geweest van medische hulp. Bij deze constatering heeft verweerder echter niet kenbaar betrokken in welke omstandigheden zij in Turkije verkeert en op welke wijze referent de benodigde zorg voor eiseres heeft moeten organiseren. Verder heeft verweerder volstaan met de enkele stellingname dat het niet is gebleken dat de dochters van eiseres niet aan haar zorg zouden kunnen bijdragen. Ook dit standpunt geeft blijk van een onvoldoende motivering, aangezien eiseres nu juist heeft verklaard dat er naast referent geen familieleden zijn die haar kunnen bijstaan in de benodigde zorg. In beroep heeft eiseres deze verklaring nader onderbouwd. Verweerder heeft niet toegelicht waarom hij aan deze verklaring van eiseres blijkbaar geen waarde hecht.
6. Alle omstandigheden in onderling verband beschouwd, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van banden die uitstijgen boven de normale banden die bestaan tussen een ouder en een meerderjarig kind. Al gelet op de in 5. geconstateerde motiveringsgebreken, is dit standpunt onvoldoende draagkrachtig. Het geschilpunt over de vraag of eiseres in Turkije afdoende medische zorg kan krijgen, behoeft dan geen bespreking meer.
7. Eén en ander leidt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Dit oordeel brengt met zich dat het bezwaar niet kennelijk ongegrond was en dat verweerder er dus ten onrechte van heeft afgezien om eiseres en/of referent te horen op het bezwaar. Verweerder kan aanleiding zien om eiseres en/of referent alsnog te horen. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen of om anderszins tot finalisering van dit geschil te komen. Verweerder dient het griffierecht dat eiseres heeft betaald te vergoeden. Voorts veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift;
  • verklaart het beroep gegrond voor zover het gericht is tegen het bestreden besluit;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak. Deze termijn bedraagt twaalf weken in het geval verweerder aanleiding ziet op eiseres en/of referent te horen op het bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.