ECLI:NL:RBDHA:2022:13454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
09/208924-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met honkbalknuppel en overtreding Wet wapens en munitie

Op 13 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 augustus 2022 in Leiden een poging tot doodslag heeft gepleegd door het slachtoffer met een honkbalknuppel te slaan. De verdachte, geboren in 1994 en op dat moment gedetineerd, heeft het slachtoffer meermalen met kracht geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel, waaronder een gescheurde milt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voorbedachte rade handelde, maar wel bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 200 voor het dragen van de honkbalknuppel. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schadevergoeding van € 2.500 toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat een bedrag van € 2.500 te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/208924-22
Datum uitspraak: 13 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan 36.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L. Tricoli naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven, deze [slachtoffer] meermalen (zeer) (krachtig) met een (honkbal)knuppel, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, heeft geslagen op of tegen het hoofd en/of de buik en/of de rug en/of de schouders en/of de armen van deze [slachtoffer] , althans tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze [slachtoffer] meermalen (zeer) (krachtig) met een (honkbal)knuppel, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, heeft geslagen op of tegen het hoofd en/of de buik en/of de rug en/of de schouders en/of de armen van deze [slachtoffer] , althans tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Leiden een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een honkbalknuppel, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon
worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (poging moord) en tot bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging doodslag). Tevens heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 impliciet primair, impliciet subsidiair en subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, Basisteam Leiden Midden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 154).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 17 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 9-10):
Op 17 augustus 2022 omstreeks 12.20 uur kwam ik aan bij mijn garagebox [nummer] , aan de [straat] in Leiden, in de aldaar gelegen flat. Opeens hoorde ik dat de deur helemaal openging, zag ik meer licht en ineens voelde ik een hele harde klap op mijn achterhoofd. Ik keek om en zag dat ik die klap gekregen had van iemand die ik ken. Het was namelijk: [verdachte] , van [geboortedatum] 1994. Ik kreeg dus toen die klap op mijn achterhoofd en voelde een stekende pijn in mijn hoofd. Ik voelde klappen op mijn rug, schouders, armen en vooral later ook een hele harde in mijn buik. Ik zag dat [verdachte] een houten honkbalknuppel vasthad en dat hij mij daarmee aan het slaan was. Ik heb een bult op mijn achterhoofd, en een bult plus een snee in mijn linker wang. Tevens heb ik pijn op mijn schouder en de meeste pijn heb ik in mijn linker kant van mijn buik, net onder mijn ribben. Dat steekt echt.
2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 18 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 16-18):
Op donderdag 18 augustus 2022 om 12:10 uur verklaarde de aangever:
Ik heb een gescheurde milt. Gelukkig is het daarbij gebleven. De artsen hebben
aangegeven dat ik mazzel heb dat mijn schedel nog heel is. Ik moet nu nog vier dagen in het ziekenhuis, hier op de intensive care blijven. En daarna moet ik drie maanden herstellen. Ik mag al die tijd ook niet werken.
[verdachte] sloeg me de eerste keer op mijn oog.
Ik lag op mijn rug op de massagetafel, ik werd wakker en dook gelijk in elkaar, ik beschermde mijn armen voor mijn hoofd. Ik rende naar buiten, toen werd ik geraakt in mijn zij. Toen zakte ik naar de grond. Toen voelde ik de klap op mijn achterhoofd. Toen ik hem zo hoorde schreeuwen heeft hij ook nog twee keer op mijn been geslagen. Daar heb ik ook letsel van.
Alle klappen waren met de knuppel behalve die op mijn oog. Tenminste denk ik, daar heeft hij denk ik met zijn vuist geslagen, maar toen sliep ik. Hij bleef slaan, ook toen ik op de grond lag. Toen sloeg hij op mijn hoofd. Ik had echt het gevoel dat hij mij dood wilde slaan.
3. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , opgemaakt op 17 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 41-42):
Op woensdag 17 augustus 2022 ben ik, [getuige 1] , aan de achterzijde van mijn woning, aan de [straat] te Leiden, op het balkon gaan staan en keek ik naar beneden. Op de begane grond staan garageboxen. Ik zag voor deze garageboxen een jongen met een honkbalknuppel en een tweede man staan. Ik zag de jongen met de honkbalknuppel zwaaiende bewegingen maken met de honkbalknuppel. Ik zag dat de jongen met de honkbalknuppel deze honkbalknuppel met kracht zwaaide in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat de honkbalknuppel het slachtoffer op de linkerzijde van zijn gezicht raakte. Nadat de honkbalknuppel het slachtoffer raakte, zag ik dat het slachtoffer naar aanleiding van de klap op de grond viel. Hierna zag ik de jongen met de honkbalknuppel rennen in de richting van [straat] te Leiden.
4. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , opgemaakt op 17 augustus 2022, voor zover inhoudende(p. 45-46):
Ik, [getuige 2] zag op 17 augustus 2022 vanaf mijn balkon aan de [straat] in Leiden, dat zich beneden een mishandeling afspeelde ter hoogte van de garageboxen. Ik zag dat de man in het witte T-shirt een honkbalknuppel in zijn handen vasthield. Vervolgens zag ik dat die man met de honkbalknuppel één keer volop uithaalde en in de buik sloeg met de honkbalknuppel bij die andere man. Ik hoorde die andere man hard schreeuwen.
5. Het proces-verbaal verhoor van [getuige 3] van 16 november 2022, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
U vraagt of ik iets heb vergeten te zeggen over wat er is voorgevallen op 17 augustus 2022 in Leiden. Niet dat ik weet. Alles wat ik wist, heb ik verteld. U vraagt wie precies welke handelingen verrichte. Een meneer had een honkbalknuppel in de hand. Hij heeft met de honkbakknuppel geslagen, op die man. Waar hij maar kon. Hij was gewoon heel boos. U vraagt of ik heb gezien dat hij de man heeft geraakt met de honkbakknuppel. Ja, meerdere malen.
U vraagt of ik de elementen die ik heb gezien in een tijdlijn kan zetten. Ik hoorde geschreeuw, ik liep naar het balkon, ze waren aan het vechten, waarop de man met een witte shirt (de rechtbank begrijpt: de verdachte) zei: ‘Mijn geld, spullen en sleutels’. Toen heeft hij een tas gepakt, de andere man gooide ammoniak, de man met het witte shirt is weggerend en toen kwam de politie ter plaatse.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 66):
Op woensdag 17 augustus 2022 te 12:55 uur zijn bij [verdachte] goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Wapenomschrijving: houten bruine knuppel
Het is een honkbalknuppel.
Gelet op de aard van het voorwerp en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen ben ik, verbalisant van mening dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie IV onder 7 van de WWM.
De honkbalknuppel is gemaakt van massief hout. De lengte van de honkbalknuppel is 88 centimeter en de dikte van de honkbalknuppel is op het dikste punt aan het einde 6 centimeter.
7. Een geschrift, te weten een brief inzake letselbeschrijving [slachtoffer] van GGD Hollands Midden, opgemaakt op 28 oktober 2022, ondertekend door [deskundige] , forensisch arts KNMG, en [deskundige] , AIOS forensische geneeskunde, voor zover inhoudende (p. 147-149):
Betrokkene [slachtoffer] is op 17 augustus 2022 medisch beoordeeld op de Spoedeisende Hulp van het Alrijne ziekenhuis.
Bij lichamelijk en aanvullend radiologisch onderzoek is het volgende letsel vastgesteld:
• Miltletsel, graad 4. Miltletsel wordt onderverdeeld in graad 1 t/m 5. Graad 4 houdt in dat sprake is van een scheur in de milt tot aan de structuur waar de miltslagader de milt binnengaat en waarbij er sprake is van een actieve bloeding van de milt.
• Meerdere bloeduitstortingen op de borstkas en benen zonder aanwijzingen voor breuken.
• Een zwelling van de huid op het achterhoofd.
Daarnaast was er sprake van een hersenschudding zonder aanwijzingen voor letsel aan de schedel of de hersenen.
Betrokkene is een dag ter observatie opgenomen op de Intensive Care (IC) vanwege het letsel aan de milt. Betrokkene is van 18 t/m 21-08-22 opgenomen op de afdeling Chirurgie met het medisch advies om vanwege het letsel aan de milt vijf dagen bedrust te houden.
Ongeveer halverwege de linker zijde van het bovenlichaam is een matig scherp begrensde horizontale streepvormige rode huidverkleuring zichtbaar waarbij centraal een matig scherp begrensde horizontale huidkleurige uitsparing van de huidverkleuring zichtbaar is. Dit zou kunnen passen bij een zogenoemde
‘tramline bruising’. Dit valt onder patroonletsel en ontstaat wanneer met een lineair voorwerp tegen de huid wordt geslagen. Ongeveer 10 cm hieronder is een matig scherp begrensde horizontale streepvormige blauwe huidverkleuring zichtbaar, welke zou kunnen passen bij een bloeduitstorting.
Onder het linker oog vanuit de binnen- naar buitenzijde is een diagonale onscherp begrensde streepvormige paarsrode huidverkleuring zichtbaar van enkele centimeters grootte met parallel hieronder een scherp begrensde lineaire rode huidverkleuring die na ongeveer 2 cm scherp afbuigt richting de wang. De paarsrode huidverkleuring loopt over in een onscherp begrensde groene huidverkleuring welke loopt tot aan de buitenzijde van het linker oog. Deze paarsrode en groene huidverkleuringen worden geduid als een bloeduitstorting. Een
bloeduitstorting ontstaat door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen, samendrukken of stoten. De parallel lopende roze huidverkleuring zou kunnen passen bij kras- dan wel scheurletsel. Krasletsel ontstaat door het schuren met een matig scherp puntig voorwerp over de huid of andersom. Een scheurwond ontstaat onder invloed van een stompe krachtsinwerking met een in twee richtingen werkende kracht zoals schoppen, vuistslagen en slaan met voorwerpen. Het onderscheid is op basis van de foto niet te maken.
Links op het achterhoofd te midden van de behaarde hoofdhuid, is een solitaire ovale matig begrensde roze-paarse huidverkleuring zichtbaar van enkele centimeters grootte. Dit letsel is lastig te duiden. Het zou mogelijk kunnen passen bij een bloeduitstorting, welke ontstaat door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen, samendrukken of stoten, maar dit is niet met zekerheid te zeggen.
De genezingsduur wordt geschat op drie maanden.
9. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 29 november 2022, van de foto’s op pagina’s 12 en 13 van het dossier, die zijn getoond ter terechtzitting:
De rechtbank neemt waar:
- op de bovenste foto op pagina 12: bloed en een rode verkleuring onder het linkeroog van [slachtoffer] ;
- op de bovenste foto op pagina 13: een grote roodgekleurde bult op het achterhoofd van [slachtoffer] van meerdere centimeters doorsnede;
- op de onderste foto op pagina 13: een rode verkleuring aan de rechterkant van het hoofd van [slachtoffer] .
10. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan in raadkamer, van de foto’s in de bijlage bij het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer] :
De rechtbank neemt waar op de foto’s in bijlage 2: verschillende horizontale ovaalvormige rode huidverkleuringen met in het midden een huidkleurige uitsparing van de huidverkleuring op de rug, schouders, en zij;
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte het slachtoffer met kracht met een houten honkbalknuppel op het achterhoofd, tegen de rug, de schouders, de armen en in de zij heeft geslagen.
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte met een honkbalknuppel aan het slaan was en dat hij klappen tegen zijn achterhoofd, rug, schouders en een hele harde klap in zijn buik voelde. Deze verklaring vindt steun in de getuigenverklaringen. Ook vindt de verklaring van het slachtoffer steun in het bij hem geconstateerde letsel. De rechtbank heeft op de foto’s in het dossier waargenomen dat het slachtoffer een grote rode bult van meerdere centimeters doorsnede op zijn achterhoofd had. Op de spoedeisende hulp is een hersenschudding vastgesteld. Dit letsel past bij de verklaring van het slachtoffer dat hij met een honkbalknuppel op zijn hoofd is geslagen. Dat in de medische verklaring staat dat niet met zekerheid is te zeggen waardoor de bult is ontstaan, doet hieraan niet af. De conclusie dat de bult kan zijn ontstaan door stomp uitwendig geweld sluit een klap met een honkbalknuppel in ieder geval niet uit. Verder is op de foto’s door de rechtbank waargenomen dat het slachtoffer ovaalvormige rode huidverkleuringen op zijn rug, schouders en zij had. Volgens forensisch arts [deskundige] ontstaan dergelijke ‘tramline bruisings’ wanneer met een lineair voorwerp tegen de huid wordt geslagen. De rechtbank leidt hieruit af dat ook dit letsel is ontstaan door het slaan met de honkbalknuppel. Voorts kan uit de bewijsmiddelen worden opgemaakt dat de verdachte het slachtoffer in zijn zij heeft geslagen, gelet op de gescheurde milt die het slachtoffer heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag hoe het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd.
Poging tot moord?
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte rade om het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot moord.
Poging tot doodslag?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of er sprake is van een poging tot doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat zich onvoldoende aanknopingspunten in het dossier bevinden waaruit blijkt dat bij de verdachte sprake was van boos opzet op de dood van het slachtoffer. De verdachte is de confrontatie aangegaan met het slachtoffer om zijn tas, geld en sleutels terug te krijgen, maar nergens blijkt uit dat de verdachte de intentie had om het slachtoffer te doden.
De rechtbank dient daarom te beoordelen of bij de verdachte wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood. Hiervoor is (minimaal) vereist dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Factoren die hierbij van belang kunnen zijn, zijn het voorwerp waar mee is geslagen, de plaats waar het voorwerp het slachtoffer heeft geraakt en de kracht waarmee dit is gebeurd. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bij de beantwoording van de (vervolg)vraag of de aanmerkelijke kans door de verdachte ook bewust is aanvaard, spelen de gedragingen van de verdachte eveneens een rol. Bepaalde gedragingen kunnen namelijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De verdachte heeft het slachtoffer tegen het achterhoofd geslagen met een massief houten honkbalknuppel van 88 cm lang en een diameter van 6 cm op het punt waarmee wordt geslagen. Volgens [getuige 1] en [getuige 3] sloeg de verdachte meerdere malen met kracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het hoofd kwetsbare en vitale onderdelen van het lichaam bevinden. Een krachtige geweldsinwerking op het hoofd kan tot een schedelbreuk leiden en/of tot een bloeding in de schedel en/of tot hersenletsel met de dood tot gevolg. Door met een massief houten honkbalknuppel met kracht tegen het achterhoofd van het slachtoffer te slaan, bestond naar het oordeel van de rechtbank een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat het slachtoffer als gevolg hiervan zou komen te overlijden. Verder geldt dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm het met kracht slaan met een honkbalknuppel tegen het hoofd moet worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood, dat de verdachte door dit te doen de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting telkens anders verklaard over de toedracht. In de kern, zo begrijpt de rechtbank, komt het erop neer dat de verdachte verblind was door de ammoniak die het slachtoffer naar hem gooide en dat hij daarop in paniek in het rond begon te zwaaien met de honkbalknuppel en vervolgens het slachtoffer heeft geraakt. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat de verdachte het slachtoffer niet opzettelijk zou hebben geslagen.
De rechtbank ziet voor deze verklaring geen enkele steun in het dossier. Integendeel, uit de verklaring van het slachtoffer en de verklaringen van de getuigen volgt dat het slachtoffer nadat hij meerdere malen was geslagen met de honkbalknuppel buiten met iets naar de verdachte gooide, wat later ammoniak bleek te zijn, en dat de verdachte daarna is weggerend. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook niet aannemelijk geworden en verwerpt het verweer.
De rechtbank concludeert tot bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair (poging doodslag) ten laste gelegde. Tevens is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 17 augustus 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, deze [slachtoffer] meermalen zeer krachtig met een honkbalknuppel, heeft geslagen tegen het hoofd en de buik en de rug en de schouders en de armen van deze [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 17 augustus 2022 te Leiden een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een honkbalknuppel, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard
en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen, heeft gedragen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht, een contactverbod met het slachtoffer en meewerken aan middelencontrole.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsman verzocht tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft het slachtoffer, een vriend van hem, met een honkbalknuppel met grote kracht op zijn hoofd en meermalen tegen het lichaam geslagen. Hij is zelfs doorgegaan met slaan toen het slachtoffer op de grond lag. Dat het slachtoffer uiteindelijk niet dodelijk gewond is geraakt, is geenszins te danken aan de verdachte. Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen, waarvan hij veel pijn heeft ervaren. Buurtbewoners zijn ongewild getuige geweest van de geweldsuitbarsting op klaarlichte dag in hun woonwijk. Dit soort geweld zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid bij buurtbewoners en in de samenleving in het algemeen. Dit blijkt onder andere uit de omstandigheid dat één van de getuigen naar zijn vriendin heeft gebeld om te zeggen dat het niet veilig was om op dat moment naar huis te komen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Naast dit geweldsfeit heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie door het bij zich dragen van de honkbalknuppel. Die honkbalknuppel geldt gelet op de omstandigheden waaronder hij dit deed als een wapen. Het bij zich dragen van een wapen brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en de openbare orde. En dat gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 oktober 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 22 november 2022, waaruit volgt dat sprake is van middelengebruik, wat in combinatie met de emotionele toestand van de verdachte aan de bewezenverklaarde feiten ten grondslag heeft gelegen. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met het slachtoffer en het meewerken aan middelencontrole.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank zal aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden aan de verdachte opleggen een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan middelencontrole. Voor een contactverbod met het slachtoffer zoals door de reclassering is geadviseerd, ziet de rechtbank niet de noodzaak, nu het slachtoffer ter terechtzitting heeft verklaard dit niet nodig te vinden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank, nu het een overtreding betreft, een afzonderlijke straf opleggen, namelijk een geldboete van € 200,00. Bij de bepaling van die straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van de rechtspraak.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 9.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van het materiële gedeelte van de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade, heeft de raadsman betoogd dat een bedrag van € 2.000,00 kan worden toegewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft gesteld dat, wegens het vooralsnog ontbreken van facturen van het ziekenhuis, de medische kosten kunnen worden geschat op basis van de informatie op de website www.zorgwijzer.nl. De rechtbank overweegt dat hoewel vaststaat dat de benadeelde partij een medische behandeling in het ziekenhuis heeft ondergaan, door de benadeelde partij niet is onderbouwd welke verrichtingen er precies zijn gedaan en wat daar de kosten van zijn. Op basis van de informatie op de website www.zorgwijzer.nl kan dan ook niet worden begroot wat de kosten zijn die voor rekening van de benadeelde partij komen. Ook heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om de materiële schade te schatten. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal daarom, voor zover de vordering betrekking heeft op de gevorderde materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 impliciet subsidiair bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.500,00. De rechtbank zal de benadeelde partij in zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 augustus 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 1 impliciet subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 augustus 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer en dat het onder 3 genoemde voorwerp kan worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 (knuppel) en 2 (pot pillen) genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Het voorwerp onder 1 is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met dit voorwerp de onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Het onder 2 genoemde voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien de verdachte onder invloed was van middelen en het feit zodoende met behulp van het voorwerp is begaan. Voor beide voorwerpen geldt dat deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 3 genoemde voorwerp (pas).

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 62 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Schipholweg 84 te Leiden en zich gedurende de proeftijd blijft melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van
voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet
op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij
de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder
begrepen;
veroordeelt verdachte voorts ten aanzien van feit 2 tot:
een geldboete van
€ 200,00 (TWEEHONDERD EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 4 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 2.500,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 augustus 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 augustus 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
  • Knuppel (Omschrijving: PL1500_ [nummer] );
  • 1 POT Pil (Omschrijving: L1500- [nummer] );
gelast de teruggave aan de veroordeelde van het op de beslaglijst onder 3 genoemde voorwerp, te weten:
1 STK Pas (Omschrijving: PL1500_ [nummer] , Collegekaart).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. J.P. Hopman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2022.