ECLI:NL:RBDHA:2022:13452
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. L. Verhaegh, buiten behandeling was gesteld. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op 6 mei 2022 heeft verzoeker zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft aangegeven geen aanleiding te zien om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een tegemoetkoming door verweerder.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de omstandigheden, geen aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 juni 2022.