ECLI:NL:RBDHA:2022:13448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
NL22.11680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van het relaas en zorgvuldigheid van de procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Guinese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.A.W.A. Vissers. Tijdens de zitting op 11 mei 2022 heeft eiser zijn asielmotieven toegelicht, waarbij hij vreesde voor vervolging door de Guinese autoriteiten vanwege zijn lidmaatschap van de oppositiepartij UFDG en zijn etniciteit als Peul.

De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van eisers relaas beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder, de Staatssecretaris, de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangevoerde redenen voor zijn asielaanvraag niet voldoende onderbouwd waren en dat verweerder de zorgvuldigheid van de procedure in acht had genomen. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk risico liep op vervolging bij terugkeer naar Guinee. De rechtbank heeft ook de psychische klachten van eiser in overweging genomen, maar oordeelde dat verweerder adequaat had gehandeld door rekening te houden met deze klachten tijdens de hoorzitting.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 juni 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11680
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A.W.A. Vissers), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

In het besluit van 1 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw V.M. Corcelle.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt dat hij de Guinese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2003. Op 2 december 2019 heeft eiser een asielaanvraag gedaan. Hij heeft een aantal redenen gegeven voor deze aanvraag. Eiser is bij terugkeer naar Guinee bang voor de autoriteiten omdat hij lid is geweest van de oppositiepartij Union des forces démocratiques de Guinée (UFDG) en heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de Guinese autoriteiten. Daarnaast vreest eiser voor zijn oom. Ook verwacht eiser in Guinee problemen te krijgen vanwege zijn Peul etniciteit.
1. Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Het geschil
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. lidmaatschap UFDG;
3. deelname aan demonstraties en daaruit voortvloeiende problemen;
4. doodsbedreigingen door oom;
5. gestelde problemen vanwege Peul etniciteit.
3. Verweerder vindt het eerste relevante element geloofwaardig, met uitzondering van eisers geboortedatum. Alle andere elementen vindt verweerder echter niet geloofwaardig. Verweerder vindt het niet aannemelijk dat eiser om de redenen zoals hierboven genoemd bij terugkeer naar Guinee heeft te vrezen voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. Eiser betwist de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Daarnaast betwist hij dat zijn relaas op diverse onderdelen ongeloofwaardig is. De rechtbank gaat hierna in op de geschilpunten.
Zorgvuldigheid van de procedure
5. Eiser verzoekt om alles wat eerder in deze procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser eerder in de procedure naar voren heeft gebracht. Eiser maakt niet concreet inzichtelijk waarom deze motivering niet juist zou zijn en ook niet op welke standpunten van eiser verweerder niet, of onvoldoende is ingegaan. Dit had wel op zijn weg gelegen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert aan dat verweerder bij de beoordeling van zijn asielaanvraag onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten. Ter onderbouwing van deze klachten verwijst eiser naar een brief van ‘MET ggz’ van 19 augustus 2021. In die brief staat dat eiser daar sinds 28 juli 2021 onder behandeling staat. Gelet daarop had verweerder nader onderzoek moeten (laten) doen naar de medische toestand van eiser. Ook had verweerder bij een aantal verklaringen van eiser over onderdelen van zijn asielrelaas rekening moeten houden met zijn kwetsbaarheid.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft op de zitting nog één en ander toegelicht over zijn medische toestand in relatie tot zijn verklaringen over de asielmotieven. Vanwege deze toelichting merkt de rechtbank eisers stellingen over zijn medische toestand nu aan als een afzonderlijke beroepsgrond.
8. In aanloop naar het gehoor over de asielmotieven van eiser heeft verweerder de Forensisch Medisch Maatschappij Utrecht (FMMU) geraadpleegd. De FMMU heeft op 12 maart 2021 een medisch advies uitgebracht met het oog op het horen van eiser. Daarin staat dat eiser gehoord kan worden, maar dat hij wel moeite heeft met het benoemen van exacte data van gebeurtenissen en het herinneren daarvan. Daarnaast heeft eiser hoofdpijnklachten.
Het advies van de FMMU is om waar nodig een pauze in te lassen en eiser de tijd te geven om gebeurtenissen op te halen.
9. Uit de verslag van het nader gehoor van 23 maart 2021 is de rechtbank niet gebleken dat verweerder in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met de geconstateerde beperkingen van eiser of dat sprake was van een situatie waarin eiser ten tijde van het nader gehoor niet kon verklaren. Om te beginnen heeft verweerder aan het begin van gehoor aan eiser medegedeeld dat hij rekening zal houden met de concentratieproblemen, de hoofdpijnenklachten en het feit dat eiser moeite heeft met het herinneren van data en gebeurtenissen. Ook heeft verweerder meerdere keren aan eiser gevraagd hoe hij zich voelt en hoe het gaat met de hoofdpijn. Daarnaast heeft het gehoor niet te lang geduurd en heeft verweerder herhaaldelijk een pauze ingelast. Tot slot heeft verweerder eiser nog de gelegenheid geboden om het nader gehoor op een ander moment af te nemen als eiser zich niet goed voelt, maar hiervan heeft eiser geen gebruik gemaakt.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, geeft de rechtbank eiser op dit punt geen gelijk. Verweerder heeft advies gevraagd aan de FMMU en blijkens het verslag van het nader gehoor zich gehouden aan dit advies. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid
Element 1: de geboortedatum van eiser
11. Eiser voert aan dat verweerder er bij de beoordeling van zijn asielrelaas ten onrechte vanuit is gegaan dat eiser is geboren op [geboortedatum 2] 1999. Eiser is namelijk geboren op [geboortedatum 1] 2003. Weliswaar staat eiser in Italië geregistreerd met 1999 als geboortedatum, maar eiser weet niet precies wat er is mis is gegaan bij de registratie in Italië. Om zijn geboortedatum in 2003 te onderbouwen, heeft eiser in beroep een verklaring overgelegd van de UFDG waar zijn geboortedatum op staat.
12. De rechtbank oordeelt dat dit betoog niet slaagt en overweegt daartoe het volgende overwogen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiser in Italië geregistreerd staat met 1999 als geboortedatum. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter2 in dit soort zaken dat verweerder uit mag gaan van de registratie van de leeftijd in een andere lidstaat, tenzij de vreemdeling met documenten aannemelijk maakt dat die registratie niet juist is.3 Eiser is hier niet in geslaagd. Met de verklaring van de UFDG heeft eiser zijn geboortedatum in 2003 niet aannemelijk gemaakt, omdat Bureau Documenten (BD) niet kan vaststellen of de verklaring inhoudelijk juist is. De verschijningsvorm wijkt namelijk af van het beschikbare vergelijksmateriaal. De rechtbank is het daarom met verweerder eens dat aan de verklaring van de UFDG niet de waarde kan worden toegekend die eiser er aan toekent.
2 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3 zie de uitspraken van 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) en 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219).
Element 2: Lidmaatschap UFDG
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder het tweede element van het asielrelaas ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
14. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat hij oppervlakkig en summier heeft verklaard over de UFDG en hoe de oppositiepartij zijn doelen wil bereiken. Zo kan eiser bijvoorbeeld niet vertellen hoe de UFDG problemen in Guinee kan oplossen en hoe deze partij de hervormingen concreet wil aanpakken. De rechtbank stelt vast dat eiser tegen dit standpunt van verweerder geen gronden heeft aangevoerd.
15. Daarnaast heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij oppervlakkig heeft verklaard over het overlijden van zijn vader vanwege zijn werkzaamheden voor de UFDG. Zo maakt eiser volgens verweerder bijvoorbeeld niet inzichtelijk waarom zijn vader voor de UFDG werkte en waarom de militairen eisers vader hebben meegenomen. Eiser brengt hier slechts tegenin dat hij niet precies weet waarom zijn vader lid is geworden bij de UFDG, omdat hij daar nooit met zijn vader over heeft gesproken. Eiser weet wel dat zijn vader het niet eens was met de president van Guinee. Verweerder heeft deze toelichting naar het oordeel van rechtbank wederom als oppervlakkig mogen aanmerken. Zeker nu eiser ook heeft verklaard dat het overlijden van zijn vader één van de belangrijkste redenen was om zich aan te sluiten bij de UFDG, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat van eiser verwacht kan worden dat hij meer inzicht verschaft in de beweegredenen en werkzaamheden van zijn vader. Bovendien heeft verweerder meer argumenten in het bestreden besluit genoemd voor het standpunt dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over het overlijden van zijn vader. Zo heeft verweerder ook benoemd dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom [A] op een dag in 2013 bij eiser thuis was gekomen om zijn vader geld te geven. In beroep heeft eiser deze argumenten niet gemotiveerd betwist. Verweerder heeft deze tegenwerping daarom ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit.
16. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser zijn lidmaatschap van de UFDG ook met de overgelegde verklaring niet aannemelijk heeft gemaakt. Zoals de rechtbank onder 13 heeft overwogen kan Bureau Documenten namelijk niet vaststellen of verklaring inhoudelijk juist is. Ook in het kader van het gestelde lidmaatschap heeft verweerder aan de verklaring van de UFDG niet de waarde hoeven toekennen die eiser er aan geeft.
Element 3: Deelname aan demonstraties en de daaruit voortvloeiende problemen
17. De rechtbank oordeelt dat verweerder het derde element van eisers asielrelaas ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Verweerder heeft namelijk voldoende gemotiveerd dat het ongeloofwaardigheid is dat eiser lid is geweest van de UFDG en daarmee is het ongeloofwaardig dat eiser als lid van de UFDG heeft deelgenomen aan demonstraties en daarbij is opgepakt en gevangengezet. Hierom heeft verweerder de ontsnappingen van eiser uit de gevangenis ook ongeloofwaardig mogen vinden.
18. Daarbij vindt de rechtbank nog van belang dat eiser een aantal foto’s en screenshots heeft overgelegd van de demonstraties, maar over één van de foto’s heeft eiser erkend dat hij die van internet heeft gehaald. Verder zijn op de foto’s alleen kinderen te zien en staat
eiser er zelf niet op. Ook heeft eiser niet betwist dat de informatie die hij heeft gegeven over de demonstaties te vinden is via openbare bronnen op het internet.
Element 4: Doodsbedreigingen door oom
19. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen het standpunt van verweerder over het vierde element. Daarom heeft verweerder de ongeloofwaardig hiervan ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit.
Element 5: Gestelde problemen vanwege Peul etniciteit
20. De rechtbank oordeelt dat verweerder het vijfde element van eisers asielrelaas ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij persoonlijk problemen heeft gehad door zijn etniciteit. Eiser heeft hierover aangevoerd dat de mensenrechtensituatie zeer slecht is en dat dit vooral geldt voor mensen van de oppositie en de Peul. Eiser heeft daarbij verwezen naar het Ambtsbericht van Guinee uit 2014 en het ‘Country report of human rights pracices in Guinia (april 2022)’. Verweerder heeft de verwijzing naar deze rapporten te algemeen mogen vinden, omdat deze niet zien op eisers persoonlijke ervaringen. Daarnaast heeft eiser op de zitting erkend dat uit deze rapporten niet blijkt dat geen enkele Peul terug kan keren naar Guinee. Tot slot heeft eiser tijdens het nader gehoor zelf verklaard dat de Susu alleen woorden tegen hem hebben gebruikt, wat impliceert dat eiser terugkeer niet heeft te vrezen voor vervolging.
21. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij eiser niet het voordeel van de twijfel gunt wat betreft de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Verweerder heeft in besluitvorming namelijk gemotiveerd omschreven dat hij de verklaringen van eiser op meerdere onderdelen niet aannemelijk vindt. Er is volgens verweerder daarom geen sprake van twijfel. De enkele verklaring van de UFDG weegt niet op tegen de meerdere ongeloofwaardige verklaringen. Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 31, zesde lid, van de Vw op grond waarvan eiser het voordeel van de twijfel moet worden gegund.
Conclusie
22. Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden niet slagen. Eiser krijgt geen gelijk. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
23. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond, Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.