Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 september 2020, met producties 1 tot en met 11 met uitzondering van 7;
- de akte inbreng productie 7 van de zijde van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van [eiser] ;
- de brief van 7 september 2021 van de zijde van [eiser] , met producties 12 tot en met 17;
- de akte reactie producties en overlegging producties 14 tot en met 17 van 23 september 2021 van de zijde van [gedaagde] ;
- het tussenvonnis van 14 juli 2021 waarbij een plaatsopneming is bepaald en een mondelinge behandeling is bevolen.
2.De feiten
De situatie ter plaatse
.Op grond van de vergunning mocht de dam geen grotere lengte verkrijgen dan 30 m en mocht de breedte op de waterlijn niet meer bedragen dan 1,50 m en de bodembreedte niet meer dan 3 m. [naam 1] B.V. heeft de dam in 1976 aangelegd op een perceel van de gemeente Aalsmeer. [eiser] heeft de dam sinds 1982 onderhouden. Hij heeft de dam voorzien van aarde en beplanting en de dam in ieder geval in de breedte uitgebreid.
‘De strook grond en stenen van circa 35 x 3 meter (105 m2) zonder omliggend water.’
3.Het geschil
in conventie
- [eiser] , op straffe van een dwangsom, veroordeelt om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis de inbreuk op het eigendomsrecht van [gedaagde] te staken door de afmetingen van de dam in overeenstemming te brengen en te houden met de afmetingen van de vergunning, de omtrek van de dam in overeenstemming te brengen met de inmeting van het Kadaster en binnen dertig dagen daarna op eigen kosten door een medewerker van het Kadaster te laten vaststellen dat de afmetingen van de dam in overeenstemming zijn met de inmeting van het Kadaster;
- [eiser] , op straffe van een dwangsom, veroordeelt om alle beplanting van de dam te verwijderen en verwijderd te houden zodat voldaan wordt aan artikel 5:42 BW en de vergunning, althans de beplanting op de dam te snoeien en gesnoeid te houden tot een hoogte van 50 cm boven het wateroppervlakte;
4.De beoordeling
in conventie
circa35 meter, hetgeen er niet op duidt dat de lengte van de dam door de taxateur zelf is opgemeten. Dit geeft er eerder blijk van dat de taxateur een dam waarvan in de stukken is aangegeven dat deze een lengte heeft van 33,06 meter heeft aangeduid als een dam van circa 35 meter. Maar zelfs als de taxateur de lengte van de dam zelf zou hebben opgemeten kan door het gebruik van het woord ‘circa’ aan zijn vaststelling niet de waarde worden toegekend die [eiser] daaraan toekent.
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat € 1.689,00(3,0 punten x € 563,00, tarief II)