ECLI:NL:RBDHA:2022:13404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV beoordeeld. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, die hem per 1 september 2020 was toegekend op basis van 43,36% arbeidsongeschiktheid. Eiser was van mening dat zijn klachten, met name psychische en fysieke, niet goed waren ingeschat door de verzekeringsartsen. Hij stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat de ingangsdatum van de uitkering eerder had moeten zijn, namelijk per 15 januari 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) heeft de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende manier gemotiveerd en de rechtbank heeft geen reden gevonden om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de VABB de klachten van eiser, waaronder psychische klachten en fysieke beperkingen, adequaat heeft meegenomen in de beoordeling.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser per 1 september 2020 voor 43,36% arbeidsongeschikt is en dat hij recht heeft op de WIA-uitkering. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in zijn verzoek om een hogere uitkering of een eerdere ingangsdatum. De proceskosten worden niet vergoed, omdat eiser in het ongelijk is gesteld.