In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd. Eiser, die de Pakistaanse nationaliteit heeft, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 december 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, aangezien zijn asielaanvraag op 20 oktober 2022 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet, omdat er risico's zijn dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht zware gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het feit dat eiser niet over een paspoort beschikt en niet heeft voldaan aan eerdere terugkeerverplichtingen.
Eiser heeft betoogd dat een lichter middel moet worden toegepast, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat een lichter middel in dit geval niet doeltreffend zou zijn. Eiser heeft ook aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, maar de rechtbank is van mening dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en afhankelijk is van de medewerking van de Pakistaanse autoriteiten. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.