ECLI:NL:RBDHA:2022:13396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/09/622224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige met ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007, die te maken heeft met een forse ontwikkelingsbedreiging. De Raad voor de Kinderbescherming had het verzoek ingediend, waarbij zorgen werden geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige, die zich terugtrekt en geen contact heeft met leeftijdsgenoten. De ouders, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat zij bereid zijn om hulp te accepteren en dat zij de noodzakelijke zorg voor hun kind willen bieden.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en de mondelinge behandeling, waarbij de minderjarige en zijn ouders zijn gehoord. De kinderrechter concludeert dat, hoewel er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, niet kan worden vastgesteld dat de ouders op dit moment niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. De ouders zijn actief bezig met het hervatten van de schoolgang van de minderjarige en werken mee aan de behandeling bij Curium. De kinderrechter wijst het verzoek tot ondertoezichtstelling af, omdat de ouders voldoende bereid en in staat lijken om de noodzakelijke zorg te bieden.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 21 januari 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/622224 / JE RK 21-2947
Datum uitspraak: 11 januari 2022

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 13 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (verder: de Raad),

betreffende:
[minderjarige]geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] (Kanaaleilanden),
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te Oegstgeest,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. R. Feiner, gevestigd te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het verweerschrift van de ouders d.d. 4 januari 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek is eerder bepaald ter zitting van 5 januari 2022. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat.
Vanwege het ontbreken van een tolk in de Engelse taal voor [minderjarige] en de ouders is de behandeling op deze zitting aangehouden tot 11 januari 2022.
Op 11 januari heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een tolk in de Engelse taal voor [minderjarige] en de ouders.
[minderjarige] is op 11 januari 2022 in raadkamer gehoord, en werd daarbij bijgestaan door voornoemde tolk.

Feiten

– De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
– De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
– [minderjarige] verblijft feitelijk bij de ouders.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar. De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn grote zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Hij trekt zich terug en lijkt geen contact te hebben met leeftijdsgenoten. Hij maakt een depressieve en ongelukkige indruk en voelt zich niet begrepen. [minderjarige] volgt sinds november 2020 geen regulier onderwijs en krijgt op dit moment slechts twee uur per week les via School zonder Muren. Verder heeft hij geen dagbesteding. Hij ligt veel in bed en groeit op als een eenzame tiener. Hij zou gebaat zijn bij een plaatsing op een school met kleine klassen zodat er aandacht is voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast zijn er zorgen over zijn cognitieve ontwikkeling. Het is van belang dat er aan de hand van diagnostiek naar een geschikte plek wordt gezocht waar [minderjarige] zowel onderwijs als behandeling kan krijgen. Regulier onderwijs kan [minderjarige] niet aan. Hij is op zijn vorige reguliere school, het Rijnlands Lyceum, meerdere malen weggelopen naar huis. Regulier onderwijs doet zijn ontwikkeling niet goed. Hij zal weer op zijn tenen gaan lopen. De ouders zijn voldoende bereid, maar onvoldoende in staat om ervoor te zorgen dat [minderjarige] start met een geschikt onderwijs- en zorgtraject. De ouders willen dat [minderjarige] weer teruggaat naar het Rijnlands Lyceum. Het Rijnlands Lyceum heeft aangegeven geen passend onderwijs te kunnen bieden. Mocht het Rijnlands Lyceum aangeven dat ze dit wel kunnen bieden dan kan hiernaar gekeken worden. Het is noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt die de contacten kan onderhouden en de situatie kan monitoren. [minderjarige] heeft bijna een jaar lang geen onderwijs gehad en mede daardoor is zijn ontwikkeling gestagneerd. Alle hulp die is ingezet in vrijwillig kader heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Bij de inzet van hulpverlening haken de ouders steeds af. Er is sprake van een verschil in visie en een impasse. Inmiddels is er wel een behandeling voor [minderjarige] opgestart bij Curium.
Door en namens de ouders is schriftelijk en ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek [minderjarige] onder toezicht te stellen. De ouders begrijpen dat [minderjarige] extra zorg en begeleiding nodig heeft en zij zien in dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders zijn echter van mening dat zij de noodzakelijke hulpverlening in voldoende mate accepteren, zodat niet aan alle voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De ouders vinden het van belang dat [minderjarige] een dagbesteding krijgt en dat hij passend onderwijs gaat volgen. De ouders hebben niets tegen speciaal onderwijs. Het probleem zit echter in de taalbarrière, nu [minderjarige] de Nederlandse taal niet beheerst en geen Engelstalig speciaal onderwijs wordt aangeboden. Het Rijnlands Lyceum kan wel passend onderwijs bieden en na een procedure bij de geschillencommissie, waarbij het verzoek van de moeder op 17 november 2021 gegrond is verklaard, is de directeur van het Rijnlands Lyceum akkoord gegaan met de terugkeer van [minderjarige] naar school. Op 13 december 2021 is tijdens een overleg tussen de directeur, de ouders en [minderjarige] gesproken over passend onderwijs, waarbij [minderjarige] in een kleinere klas geplaatst zou worden en individuele begeleiding zou krijgen. School zonder Muren en Curium zouden betrokken blijven. Na een zorgoverleg op 14 december 2021 heeft het Rijnlands Lyceum het onderwijsaanbod toch weer ingetrokken. Het advies van de geschillencommissie is echter bindend. De ouders willen het onderwijs van Rijnlands Lyceum tot aan de zomer voortzetten, in kleine stapjes en in samenwerking met School zonder Muren. Wanneer rond de zomer blijkt dat dit geen soelaas biedt zal gezocht worden naar een andere oplossing. De ouders willen het beste voor [minderjarige] en willen dat hij zo snel mogelijk dagbesteding heeft en de Nederlandse taal gaat leren. Zij willen ook dat [minderjarige] zowel een behandelingstraject doorloopt als onderwijs volgt. De Raad heeft hier geen concreet plan voor. De Raad zet slechts in op het behandelplan van Curium, maar Curium heeft aangegeven dat het belangrijk is dat [minderjarige] ook naar school gaat. Wanneer een ondertoezichtstelling wordt opgelegd zal dit maanden vertraging opleveren nu de Raad en de gecertificeerde instelling de komende vijf maanden de evaluatie van School zonder Muren willen afwachten. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . De noodzakelijke hulp om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen wordt niet door ouders afgewezen. De ouders willen die hulp en hebben met een procedure bij de geschillencommissie bereikt dat een passend aanbod door Rijnlands Lyceum is of moet worden aangeboden. Daarnaast werken zij mee aan de inzet van School zonder Muren. Ook werken zij mee aan behandeling van [minderjarige] bij Curium en aan het behandelplan.
De vader heeft ter zitting het volgende aangevuld. Het doel van de ouders is een school voor [minderjarige] . Daar zetten de ouders zich voor in. In het afgelopen jaar is [minderjarige] volwassener geworden en kan hij zich beter uitdrukken. Het Rijnlands Lyceum heeft aangegeven dat [minderjarige] terug mocht komen. [minderjarige] heeft samen met de directeur van het Rijnlands Lyceum het onderwijsplan doorgenomen. [minderjarige] veranderde hierdoor en was blij. Het Rijnlands Lyceum is mogelijk niet de beste oplossing, maar op dit moment wel de enige beschikbare oplossing. Het geeft de ouders tijd om na te denken over een ander plan wanneer dit niet goed verloopt. De moeder heeft ter aanvulling naar voren gebracht dat Curium het belangrijk vindt dat [minderjarige] naar school gaat, zodat er geobserveerd kan worden welke problemen er spelen.
De gecertificeerde instelling heeft als informant ter zitting naar voren gebracht dat wanneer het Rijnlands Lyceum passend onderwijs kan bieden, hiervan gebruik kan worden gemaakt. Er zal en kan echter niet door de gecertificeerde instelling gecontroleerd worden of de inhoud van het onderwijs voldoende is. Of een jeugdbeschermer van toegevoegde waarde is hangt af van de klik met de ouders. Met het oog op de voorgeschiedenis lijkt een samenwerking moeizaam. Ook gelet op de taalbarrière zal echt gezocht moeten worden naar een geschikte jeugdbeschermer.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. De kinderrechter overweegt dat er ernstige zorgen zijn over [minderjarige] . De concrete bedreigingen zien op zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, persoonlijkheidsproblematiek en het langere tijd ontbreken van een schoolgang en zinvolle dagbesteding. Er is hierdoor sprake van een forse ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . In de afgelopen periode is te weinig hulp ingezet om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. [minderjarige] volgt al meer dan een jaar geen onderwijs en behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek is pas recent aangevangen bij Curium. Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting kan echter niet worden vastgesteld dat de ouders op dit moment niet bereid of in staat zijn de ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. Behandeling door Curium is namelijk gestart voor [minderjarige] en ouders werken hieraan mee. Ook werken de ouders mee aan (de inzet van) School zonder Muren. Verder zijn de ouders actief bezig met het hervatten van de schoolgang van [minderjarige] bij het Rijnlands Lyceum, waarvoor zij zich hebben gewend tot de onderwijsgeschillencommissie, die recent het advies heeft gegeven aan het Rijnlands Lyceum om op korte termijn een plan te maken om het onderwijs aan [minderjarige] adequaat te regelen. Gelet op de recente ontwikkelingen wijst de kinderrechter het verzoek om een ondertoezichtstelling af.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A. Hoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbenden aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.