In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en was opgelegd op 18 november 2022. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening en heeft op 24 november 2022 de gronden van het beroep ingediend. De staatssecretaris heeft op 28 november 2022 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek op 5 december 2022 gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 18 november 2022 is opgelegd, ondanks een vergissing in de datum vermeld in de maatregel zelf. Eiser heeft de gronden voor de maatregel niet betwist en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen lichter middel beschikbaar was om dit risico te ondervangen en dat er geen omstandigheden zijn die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.