ECLI:NL:RBDHA:2022:13370
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had op 6 mei 2022 in Oostenrijk een asielaanvraag ingediend, wat leidde tot de conclusie dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser betwistte de verantwoordelijkheid van Oostenrijk, maar de rechtbank oordeelde dat de intentie van eiser om in Nederland asiel aan te vragen niet relevant was voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. De rechtbank benadrukte dat de stelling van eiser dat het besluit niet evenredig was en in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, niet onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende gemotiveerd had dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die aanleiding gaven om de asielaanvraag van eiser in Nederland te behandelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.