ECLI:NL:RBDHA:2022:1337
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Het bestreden besluit, genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 januari 2022, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 11 februari 2022 zijn beide partijen, ondanks bericht van verhindering, niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld en direct na de zitting uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tevens werd vermeld dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in een andere zaak (NL22.795) die verband hield met het beroep van de verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.