ECLI:NL:RBDHA:2022:13325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
C/09/598754 / FA RK 20-6077
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake voogdij in een draagmoederschapszaak

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 januari 2022, wordt de voogdij over de minderjarige [voornaam minderjarige01] besproken. De verzoekers, [verzoeker01] en [verzoeker02], hebben een verzoek ingediend om tijdelijk met de voogdij over de minderjarige belast te worden. De rechtbank heeft eerder, op 14 december 2021, iedere beslissing aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die door de Hoge Raad beantwoord moesten worden in vergelijkbare zaken. De rechtbank erkent het belang van de verzoekers om snel duidelijkheid te krijgen over hun juridische positie ten aanzien van [voornaam minderjarige01].

De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige01] momenteel in Nederland verblijft bij de verzoekers, terwijl zij nog niet officieel als ouders zijn erkend. De draagmoeder en haar echtgenoot verblijven in de Verenigde Staten, wat het voor hen praktisch onmogelijk maakt om het gezag uit te oefenen. Dit leidt tot een situatie waarin belangrijke zaken omtrent [voornaam minderjarige01] niet geregeld kunnen worden.

Gezien de omstandigheden en het feit dat verzoekers [voornaam minderjarige01] sinds zijn geboorte verzorgen en opvoeden, heeft de rechtbank besloten om hen tot voogd over [voornaam minderjarige01] te benoemen. De rechtbank wijst het verzoek van de verzoekers toe en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-6077
Zaaknummer: C/09/598754
Datum beschikking: 19 januari 2022

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker01] en [verzoeker02] ,

hierna ook: [verzoeker01] dan wel [naam01] , dan wel gezamenlijk: verzoekers of wensouders,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats01] ,
zetelend te [plaats01] ,
hierna te noemen: de ambtenaar.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 14 december 2021 is iedere beslissing aangehouden tot 1 september 2022 pro forma, in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen door de Hoge Raad in vergelijkbare bij deze rechtbank aanhangige zaken, bekend onder zaak- en rekestnummers C/09/582084 / FA RK 19-7655 en C/09/594387 / FA RK 20-3769.
In deze beschikking is het volgende overwogen:
“De rechtbank begrijpt het belang van verzoekers dat zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de juridische positie van [voornaam minderjarige01] . Voor zover verzoekers op dit moment in het kader van de gezag situatie tegen problemen aan lopen, wil de rechtbank verzoekers dan ook meegeven dat zij in deze lopende procedure een verzoek tot voorlopige voogdij kunnen doen. Dat verzoek zal alsdan met voorrang worden behandeld.”
De rechtbank heeft kennisgenomen van het F9-formulier van verzoekers van 23 december 2021.
Zij verzoeken, in afwachting van de antwoorden op de prejudiciële vragen, tijdelijk met de voogdij over de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] , [staat01] , Verenigde Staten van Amerika, te worden belast.
De ambtenaar van de burgerlijke stand is in het kader van dit verzoek geen belanghebbende, zodat hij niet in de gelegenheid is gesteld op dit verzoek te reageren.

Beoordeling

[voornaam minderjarige01] verblijft nu in Nederland bij verzoekers, terwijl verzoekers nog niet worden erkend als ouders van [voornaam minderjarige01] . Er is ook nog niet bij (onherroepelijke) einduitspraak beslist dat [voornaam minderjarige01] onder gezag staat van verzoekers. In het gezagsregister is geen aantekening betreffende [voornaam minderjarige01] opgenomen. De draagmoeder en haar echtgenoot verblijven in de Verenigde Staten van Amerika, zodat – mocht het gezag nog bij hen (of één van hen) liggen – zij in de praktische onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen over [voornaam minderjarige01] . Dit maakt dat [voornaam minderjarige01] in Nederland verblijft terwijl nog niet is beslist wie het gezag over hem uitoefent en er ook niet op wettige wijze in zijn voogdij is voorzien. Belangrijke zaken omtrent [voornaam minderjarige01] kunnen niet worden geregeld.
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om in de voogdij over [voornaam minderjarige01] te voorzien. Nu verzoekers [voornaam minderjarige01] sinds zijn geboorte verzorgen en opvoeden en niet ter discussie staat dat [naam01] de biologische vader van [voornaam minderjarige01] is, zullen verzoekers, in afwachting van het verdere verloop van deze procedure, tot voogd over [voornaam minderjarige01] worden benoemd. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekers dan ook toe.

Beslissing

De rechtbank:
benoemt [verzoeker01] , geboren op [geboortedatum02] 1976 te [geboorteplaats02] , en [verzoeker02] geboren op [geboortedatum03] 1978 te [geboorteplaats03] , Australië, tot voogd over de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] , [staat01] , Verenigde Staten van Amerika, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, M.J. Alt-van Endt en O.F. Bouwman, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2022.