ECLI:NL:RBDHA:2022:13309
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een Sri Lankaanse Tamil met problemen door familiebanden met LTTE
In deze zaak gaat het om een Sri Lankaanse Tamil die asiel heeft aangevraagd in Nederland. Hij stelt dat hij problemen heeft ondervonden in Sri Lanka vanwege de betrokkenheid van zijn oudste broer bij de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE). De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser als ongeloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn relaas te onderbouwen, ondanks dat hij littekens heeft en eerder is gedeporteerd naar Sri Lanka. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de verklaringen van de eiser vaag en inconsistent zijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de risicofactoren die door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn benoemd, zoals de littekens van de eiser en zijn eerdere detentie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de risicofactoren in overweging moeten worden genomen. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die in totaal € 7.906,50 bedragen.