ECLI:NL:RBDHA:2022:13307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
NL21.16065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep ingetrokken en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het geschil ontstond na een besluit van de Staatssecretaris van 7 oktober 2021, waarin het bezwaar van verzoeker tegen een eerder besluit van 25 maart 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op 20 januari 2022 heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft op 3 mei 2022 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 759,- en het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,-. Partijen hebben ingestemd met een uitspraak zonder zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan de bezwaren van verzoeker en heeft op basis van artikel 8:75a van de Awb verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker. De kosten zijn vastgesteld op € 759,- voor de rechtsbijstand en daarnaast is verweerder opgedragen het griffierecht van € 181,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16065
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 25 maart 2021 niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 20 januari 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft op 3 mei 2022 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Verweerder is bereid om de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en om het door verzoeker betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,- te vergoeden.
Partijen hebben toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank sluit nu met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek.

Overwegingen

1. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat verweerder tegemoet is gekomen aan de bezwaren van verzoeker.
3. De rechtbank ziet, gelet op het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb, aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank ziet, gelet op het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb, aanleiding om verweerder op te dragen het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.