In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel en een reguliere verblijfsvergunning. De eiseres, geboren in 1995, heeft op 28 augustus 2019 asiel aangevraagd in Nederland. In haar asielaanvraag heeft zij onder andere gesteld dat zij haar ouderlijk huis heeft ontvlucht omdat haar vader haar wilde offeren in een Juju-ritueel. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij gedwongen is om in de prostitutie te werken om een schuld aan een madame af te betalen. De rechtbank heeft de afwijzing van de verblijfsvergunning asiel als ongegrond beoordeeld, omdat de vrees voor vervolging niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over het risico op een offer en de problemen met de madame niet voldoende onderbouwd waren. Ook de aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning werd afgewezen, omdat er geen klemmende redenen van humanitaire aard aanwezig werden geacht. De rechtbank concludeerde dat er geen schrijnende situatie was die een verblijfsvergunning rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook het verzoek om uitstel van vertrek afgewezen, omdat er geen medische noodsituatie werd verwacht bij terugkeer naar Nigeria. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.