ECLI:NL:RBDHA:2022:13287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
AWB 20/6963 en AWB 20/6964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument op basis van schijnhuwelijk tussen Marokkaanse en Bulgaarse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Marokkaanse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER, maar zijn aanvraag werd afgewezen op de grond dat er sprake zou zijn van een schijnhuwelijk met zijn Bulgaarse echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de staatssecretaris, voldoende indicatoren had om te concluderen dat het huwelijk tussen eiser en zijn echtgenote niet oprecht was. Dit oordeel was gebaseerd op verschillende tegenstrijdige verklaringen van de betrokken partijen en de omstandigheden rondom hun huwelijk. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat de indicatoren onvoldoende waren om een onderzoek in te stellen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat er voldoende aanleiding was voor een onderzoek naar de oprechtheid van het huwelijk. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag van eiser bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van huwelijksrelaties in het kader van verblijfsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/6963 (beroep)
AWB 20/6964 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 3 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1980, van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [#]
eiser, verzoeker
hierna te noemen: eiser,
(gemachtigde: mr. V. Senczuk, advocaat te [woonplaats] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: mr. T. Pourjalili, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw [1] , waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 18 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Mevrouw [referente] (referente) is ook verschenen. Voor eiser is de heer [naam tolk 1] als tolk verschenen en voor referente is de heer [naam tolk 2] als tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiser wenst verblijf bij mevrouw [referente] (referente). Referente heeft de Bulgaarse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 2] 1975. Eiser en referente zijn op [datum] 2018 te Tanger, Marokko, in het huwelijk getreden. Eiser is op 26 januari 2019 met een geldig C-visum Nederland binnengekomen. Op 8 maart 2019 heeft eiser gevraagd om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser in het primaire besluit afgewezen omdat hij tussen eiser en referente op grond van voorhanden zijne indicaties een schijnhuwelijk aanwezig acht en eiseres en referente zonder verschoonbare reden niet op de door verweerder hierover op 9 december 2019 geplande hoorzitting zijn verschenen. Tijdens de bezwaarprocedure heeft een ambtelijke commissie van verweerder eiser en referent hierover op 24 juni 2020, afzonderlijk van elkaar, alsnog gehoord. Gelet op de indicaties voor een schijnhuwelijk en op grond van de door eiser en referente afgelegde verklaringen heeft verweerder in het bestreden besluit geconcludeerd dat eiser en referente een schijnhuwelijk zijn aangegaan, dat wil zeggen een huwelijk zijn aangegaan met als enig doel het in de Verblijfsrichtlijn [2] neergelegde recht van vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten, waarop anders geen aanspraak zou kunnen worden gemaakt. In het bestreden besluit heeft verweerder die conclusie, nadat eiser en referent zijn gehoord, gehandhaafd.
Waren er voldoende indicatoren om onderzoek naar het huwelijk te verrichten?
3. Eiser voert aan dat verweerder op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat er voldoende indicatoren waren om te onderzoeken of het huwelijk is aangegaan om misbruik te maken van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Eiser meent dat de twijfel aan de oprechtheid van het huwelijk vooral gebaseerd lijkt te zijn op de verschillende herkomstgebieden en talen van eiser en referente en dat deze indicatoren niet sterk genoeg zijn om onderzoek in te stellen.
3.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich al in het primaire besluit, onder verwijzing naar de Richtsnoeren van 2 juli 2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een betere toepassing van richtlijn 2004/38, op het standpunt heeft gesteld dat een onderzoek naar de vraag of er in onderhavig geval sprake is van misbruik van de voormelde richtlijn, kan worden gerechtvaardigd door de volgende indicatoren:
- er is sprake van een combinatie van nationaliteiten van vreemdeling en referent die niet voor de hand liggend is, gezien de culturele achtergrond. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en referente heeft de Bulgaarse nationaliteit;
- het is onduidelijk is eiser en referente een gemeenschappelijke taal delen nu beiden afkomstig zijn uit een (totaal) verschillend taalgebied;
- het huwelijk is zeer snel na de eerste ontmoeting in levenden lijve gesloten. Uit het paspoort van referente blijkt dat zij op 4 november 2018 naar Marokko is gereisd en op [datum] 2018 met eiser is gehuwd;
- tijdens de indiening van de aanvraag waren eiser en referente met meerdere personen ingeschreven op hetzelfde adres, te weten [adres] te [woonplaats] . De overige bewoners hebben dezelfde afkomst als eiser en zijn waarschijnlijk familie van hem;
- referente stond op hetzelfde adres als haar ex-partner ingeschreven terwijl zij reeds een relatie met eiser had;
- bij het IND-loket zijn twijfels ontstaan over de relatie. Gebleken is dat eiser en referente niet dezelfde taal spraken en weinig konden vertellen over hun relatie. Tijdens de afspraak bij het loket was een begeleider mee die het woord deed.
3.2
De rechtbank stelt vast dat eiser het bestaan van bovengenoemde indicatoren niet heeft betwist. Met eisers enkele stelling in beroep dat het verschil in herkomstgebied en taal onvoldoende is om onderzoek in te stellen, gaat eiser voorbij aan het bestaan van de overige indicatoren voor het bestaan van een schijnhuwelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat deze indicatoren, in samenhang bezien, voldoende aanleiding gaven voor een onderzoek naar het huwelijk tussen eiser en referente. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een schijnhuwelijk?
4. In het bestreden besluit heeft verweerder geconcludeerd dat uit wat eiser en referente tijdens de hoorzitting van 24 juni 2020 hebben verklaard gebleken is dat zij uiteenlopende en/of vage, tegenstrijdige en ronduit onware verklaringen hebben afgelegd over essentiële onderdelen van eisers relaas, zoals over de gestelde ex-partner van referente en de reis en gebeurtenissen rondom het huwelijk tussen eiser en referente in Marokko. Gelet hierop heeft verweerder in het bestreden besluit de conclusie van het primaire besluit dat sprake is van een schijnhuwelijk gehandhaafd.
4.1
Met betrekking tot de gehoren van 24 juni 2020 voert eiser aan dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiser en referente uiteenlopende en/of vage, tegenstrijdige dan wel zelfs onware verklaringen hebben afgelegd over essentiële onderdelen van hun relaas. Ten onrechte wordt voorbij gegaan aan het feit dat de hoorzitting een spannende dag voor hen was. Eiser wist niet hoe het zat met de ex-partner en de vader van de kinderen van referente. Hij hoorde deze informatie pas voor het eerst op de dag van de hoorzitting. Ook heeft eiser amper contact met de zoon van referente, [naam 3] , en zijn vrouw doordat hij veel aan het werk is. De tegenwerping dat de verklaring dat eiser niet alles van het verleden van zijn vrouw weet niet afdoende is, is dan ook ten onrechte. Verweerder gaat daarbij voorbij aan de taalbarrière. Referente heeft zich verder vergist over het huwelijk en de dagen in Marokko. De foto’s die tijdens de hoorzitting aan referente zijn getoond, zijn ten onrechte niet aan eiser getoond. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat [naam 2] de echte partner is van referente. Bovendien had eiser een bedrijf in Marokko, waardoor er geen reden was om middels een vals huwelijk naar Nederland te komen.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op basis van de al voor de hoorzitting van 24 juni 2020 bestaande indicaties in samenhang met de bevindingen over de verklaringen van eiser en referente zoals zij die afzonderlijk van elkaar op die hoorzitting hebben geuit, op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een schijnhuwelijk. Voor wat betreft de verklaringen betrekt de rechtbank daarbij het volgende.
Referente heeft verklaard dat [naam 1] haar ex-partner is, en dat [naam 2] haar neef is. Eiser heeft echter verklaard dat [naam 2] de ex-partner is van referente, dat zijn Turkse naam [naam 1] is en dat hij de vader van de kinderen van referente is.
Uit de gegevens van BRP [3] is gebleken dat [naam 2] de vader is van [naam 3] , waarop referente heeft verklaard dat [naam 2] niet zijn biologische vader is, maar dat zijn naam op de geboorteakte is vermeld omdat de echte vader van [naam 3] , [naam 1] , een zwerver was en niet veel in beeld was. Zij had een officiële vader nodig voor op de geboorteakte. [naam 1] is ook de biologische vader van de andere zoon van referente. Eiser heeft echter verklaard dat [naam 2] wel de ex-partner is van referente, en dat zijn Turkse naam [naam 1] is. Ook is hij volgens eiser de vader van de kinderen van referente, en dus gaat het om dezelfde persoon. Verder is uit de BRP gebleken dat deze ex-partner op het adres van eiser en referente woont. Deze zeer uiteenlopende verklaringen heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser en referente tegengeworpen. De stelling dat eiser niet wist hoe het zat met de ex-partner en de vader van de kinderen van referente, dat hij deze informatie pas hoorde op de dag van de hoorzitting en dat hij niet alles weet van haar verleden, heeft verweerder niet ten onrechte onvoldoende gevonden om deze grote verschillen in verklaringen over het persoonlijk leven van vooral referente te verklaren.
Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser niet veel weet te vertellen over de vrouw van [naam 3] , terwijl die bij referente en eiser in huis woont. Eiser weet ook weinig te vertellen over de andere zoon van referente, [naam 4] . Verweerder heeft zich hierover eveneens op het standpunt kunnen stellen dat dit afbreuk doet aan de verklaringen over het huwelijk en de samenwoning.
Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat de verklaringen van eiser en referente over hun huwelijksdagen in Marokko niet overeenkomen. De verklaring van referente in de beroepsgronden dat zij zich heeft vergist over het huwelijk en de dagen in Marokko, acht de rechtbank onvoldoende om de verschillen in verklaringen te kunnen ophelderen. Daarbij betrekt de rechtbank de tegenwerping van verweerder dat uit berichten van de Facebook-pagina van referente is gebleken dat zij rondom de data van het huwelijk met eiser en de huwelijksreis met een andere man, [naam 5] , in Marokko was. Deze foto’s zijn tijdens de hoorzitting aan referente voorgelegd en zij is hiermee geconfronteerd. Verweerder stelde zich daarbij op het standpunt dat het vermoeden is gerezen dat deze man de echte partner is van referente. Referente en eiser wilden hier geen reactie op geven. De gemachtigde van eiser en referente heeft toegezegd dat zij hier later op zou reageren, maar uit het dossier volgt niet dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd, ook niet nadat verweerder meerdere keren uitstel heeft gegeven voor een reactie. Ook ter zitting heeft referente geen reactie hierop willen geven, met daarbij de uitleg dat zij niet over het verleden wenst te praten.
Nu eiser, noch referente hier verder uitleg over hebben kunnen geven, is de rechtbank, alle indicaties en verklaringen in samenhang bezien, van oordeel dat verweerder het vermoeden heeft mogen uiten dat het huwelijk enkel is gearrangeerd om eiser aan verblijf in Nederland te helpen en dat sprake is van een schijnhuwelijk.
4.3
De door eiser overgelegde stukken in de vorm van een gezamenlijke bankrekening, een hypotheekakte en het visum voor verblijf in Marokko kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
Ten aanzien van de gezamenlijke bankrekening is in de beroepsgronden gesteld dat eiser geld op deze rekening stort, terwijl referente van haar eigen rekening pint en het dan terugstort op de gezamenlijke rekening. Naar het oordeel van de rechtbank is onduidelijk wat precies met deze stelling wordt bedoeld. Ter zitting kon de gemachtigde van eiser hier ook geen antwoord op geven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het enkele feit dat eiser en referente allebei een eigen rekening hebben en ook een gezamenlijke rekening, nog niet betekent dat zij ook van deze bankrekening gezamenlijk consumeren. Eiser heeft in elk geval niet onderbouwd dat deze rekening gezamenlijk wordt gebruikt.
Verder betwist verweerder niet dat sprake is van een huwelijk, waardoor eiser op grond van artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek toestemming moest verlenen voor de aankoop door referente van een huis en zijn naam op de hypotheekakte vermeld staat. Dit betekent echter nog niet dat het huwelijk daadwerkelijk geconsumeerd wordt.
Verder leidt het enkele feit dat er aan referente een visum is verleend voor verblijf in Marokko ook niet tot het oordeel dat sprake is van een oprecht huwelijk. Verweerder heeft immers niet betwist dat eiser en referente op dat moment in Marokko verbleven. Wel is tegengeworpen dat hun verklaringen over hun verblijf in Marokko tegenstrijdig zijn. Zoals hiervoor onder 4.2 is geoordeeld, hebben eiser en referente deze tegenstrijdigheden niet kunnen ophelderen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze overgelegde stukken daarom volstrekt onvoldoende om tegenwicht te bieden aan het deugdelijk gemotiveerde standpunt van verweerder dat sprake is van een schijnhuwelijk. De beroepsgronden slagen daarom niet.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 2004/38/EG.
3.Basisregistratie Personen.