Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer SGR 21/7309, waarin eiseres, woonachtig in [woonplaats], het opnam tegen de Burgemeester van Zoetermeer, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Janssen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuurlijke rapportage van 4 maart 2021 en de aanvullende informatie van de politie van 25 maart 2021 niet zijn vastgelegd in een ambtsedig proces-verbaal. Dit heeft geleid tot de beslissing om het onderzoek te heropenen. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om de informatie in een ambtsedig proces-verbaal vast te leggen en om te onderbouwen op welke gronden de bestuurlijke rapportage is opgemaakt. Dit omvat onder andere de politiemutaties en een onderbouwing van de verwondingen van de hond Marley, waarbij persoonsgegevens niet hoeven te worden verstrekt. Verweerder dient binnen vier weken na verzending van de beslissing de gevraagde informatie aan de rechtbank te verstrekken, waarna eiseres de gelegenheid krijgt om binnen vier weken daarop schriftelijk te reageren. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen instemmen met verdere afhandeling van het beroep buiten zitting, tenzij anders schriftelijk wordt aangegeven. De zitting vond plaats op 6 december 2022, waarbij de zoon van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het onderzoek niet volledig is geweest en heropent het onderzoek, met de instructie dat partijen handelen zoals hierboven weergegeven.