ECLI:NL:RBDHA:2022:13233

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
9933763 RP VERZ 22-50269 en 9937552 RP VERZ 22-50276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding en schadevergoeding bij onregelmatige opzegging in arbeidsrechtelijke geschillen na overgang van onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D. Pieterse, en de besloten vennootschappen Inter Marche B.V. en Zabka Polski Sklep I B.V. Verzoekster, die in dienst was bij Zabka en later bij Inter Marche, heeft verzocht om vergoedingen wegens onregelmatige opzegging, transitievergoeding, billijke vergoeding, achterstallig loon, niet-genoten vakantie-uren en vakantiebijslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een overgang van onderneming van Zabka naar Inter Marche, waardoor de rechten en verplichtingen van de arbeidsovereenkomst van Zabka zijn overgegaan op Inter Marche. De kantonrechter oordeelde dat Inter Marche de arbeidsovereenkomst onregelmatig had opgezegd, omdat er geen tussentijds opzegbeding was en verzoekster niet op staande voet was ontslagen. Hierdoor is Inter Marche schadeplichtig en moet zij verzoekster vergoeden voor het onrechtmatig beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de verzoeken van verzoekster grotendeels toegewezen, inclusief de vergoedingen voor onregelmatige opzegging, transitievergoeding, billijke vergoeding, achterstallig loon, niet-genoten vakantie-uren en vakantiebijslag. Ook Zabka is hoofdelijk aansprakelijk voor bepaalde verplichtingen, omdat zij haar informatieverplichting heeft geschonden. De kantonrechter heeft de proceskosten aan beide verweersters opgelegd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
NAV/bc
Zaaknrs.: 9933763 RP VERZ 22-50269
9937552 RP VERZ 22-50276
1 december 2022
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak met zaaknummer 9933763 RP VERZ 22-50269 van:
[verzoekster01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster01] ,
gemachtigde: mr. D. Pieterse (toevoeging: [toevoeging] ),
tegen
de besloten vennootschap INTER MARCHE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
verweerster,
hierna te noemen: Inter Marche,
niet verschenen,
en in de zaak met zaaknummer 9937552 RP VERZ 22-50276 van:
[verzoekster01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster01] ,
gemachtigde: mr. D. Pieterse,
tegen
de besloten vennootschap ZABKA POLSKI SKLEP I B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
verweerster,
hierna te noemen: Zabka,
aanvankelijk gemachtigde: mr. L. van der Wijngaart,
thans procederend bij [naam01] .

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het verzoek in de zaak van [verzoekster01] tegen Inter Marche, ontvangen op 13 juni 2022;
  • het verzoek in de zaak van [verzoekster01] tegen Zabka, ontvangen op 13 juni 2022;
  • de door [verzoekster01] overgelegde stukken.
1.2.
Op vrijdag 30 september 2022 heeft een mondelinge behandeling van de verzoeken plaatsgevonden. [verzoekster01] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. D. Pieterse. Zabka en Inter Marche zijn niet verschenen. In een e-mail van 27 juli 2022 schrijft mr. L. van der Wijngaart onder andere:
“Ik lees in het verzoekschrift slechts de naam van 1 verweerder. Van client vernam ik echter dat het bedrijf van zijn zoon ook in deze procedure is betrokken. Ook hij is op 29 juli niet in de gelegenheid. Ik heb nog niet kunnen bespreken met hem of hij ook wil dat ik als gemachtigde optreedt voor zijn onderneming (…)”.Op 27 september 2022 heeft mr. L. van der Wijngaart meegedeeld niet langer op te treden als gemachtigde van Zabka. Daaruit leidt de kantonrechter af dat Zabka en Inter Marche op de hoogte waren van de ingediende verzoeken en de mondelinge behandeling, maar ervoor hebben gekozen niet te verschijnen. De verzoeken zijn daarom inhoudelijk behandeld. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster01] is geboren op [geboortedag01] 1969.
2.2.
Zabka exploiteert/exploiteerde een Poolse winkel in Den Haag.
2.3.
[verzoekster01] is op 1 februari 2021 voor de duur van één jaar (met een proeftijd van één maand) in dienst getreden bij Zabka. De functie die [verzoekster01] vervulde, is die van medewerkster, met een salaris van € 10,80 bruto per uur. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao voor het Levensmiddelenbedrijf van toepassing verklaard.
2.4.
[verzoekster01] heeft steeds 30 uur per week gewerkt. [verzoekster01] is na 31 januari 2022 op dezelfde wijze als voorheen blijven werken.
2.5.
[verzoekster01] heeft op 24 februari 2022 een arbeidsovereenkomst ondertekend met Inter Marche. Inter Marche exploiteert dezelfde Poolse winkel. In de arbeidsovereenkomst met Inter Marche staat dat [verzoekster01] op 1 februari 2022 voor de duur van één jaar in dienst is getreden bij Inter Marche, dat zij de functie van Algemeen Medewerker vervult en dat zij daarvoor een salaris van € 11,06 bruto per uur krijgt. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao voor het Levensmiddelenbedrijf van toepassing verklaard.
2.6.
Op 3 april 2022 heeft [verzoekster01] zich ziekgemeld.
2.7.
In een brief van 14 april 2022 heeft Inter Marche aan [verzoekster01] het volgende bericht:
“Op 1 februari 2022 hebben wij een arbeidsovereenkomst met elkaar afgesloten. Van rechtswege eindigt deze overeenkomst op 15 mei 2022.
Helaas moet ik u melden dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden.
Uw huidige functie komt te vervallen waardoor er geen werkzaamheden meer voor u zullen zijn in de toekomst. (…)”
2.8.
De gemachtigde van [verzoekster01] heeft Inter Marche op 27 mei 2022 in gebreke gesteld en een termijn van vijftien dagen na ontvangst van de brief gegeven voor de betaling van de in deze procedure verzochte vergoedingen.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster01] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Inter Marche te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] het netto-equivalent van € 8.659,88 aan billijke vergoeding, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Inter Marche te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] het netto-equivalent van € 666,23 aan transitievergoeding, dan wel een in goede justitie te betpalen bedrag aan transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Inter Marche te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] het netto-equivalent van € 12.989,97 aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Inter Marche te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 4.835,28 aan achterstallig loon over de periode februari 2021 tot en met 15 mei 2022, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Inter Marche te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 1.592,64 aan niet-genoten (bovenwettelijke en wettelijke) vakantie-uren, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Inter Marche te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 1.327,96 aan vakantiebijslag (pro rata), dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Inter Marche te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] een bedrag van € 1.146,26 aan buitengerechtelijke incassokosten;
Inter Marche te veroordelen om de salarisspecificaties aan [verzoekster01] over te leggen voor de maanden februari 2021 tot en met mei 2022;
Inter Marche te veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[verzoekster01] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Zabka te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] het netto-equivalent van € 666,23 aan transitievergoeding, dan wel een in goede justitie te betpalen bedrag aan transitievergoeding, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Zabka te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 4.835,28 aan achterstallig loon over de periode februari 2021 tot en met januari 2022, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Zabka te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 1.592,64 aan niet-genoten (bovenwettelijke en wettelijke) vakantie-uren, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Zabka te veroordelen tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 1.327,96 aan vakantiebijslag (pro rata), dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, en zulks onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
Zabka te veroordelen om de salarisspecificaties aan [verzoekster01] over te leggen voor de maanden februari 2021 tot en met januari 2022;
Zabka te veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.3.
[verzoekster01] heeft met Zabka een arbeidsovereenkomst gesloten. Nadien is er (kennelijk) sprake geweest van een overgang van onderneming en is de arbeidsovereenkomst overgegaan op Inter Marche. Inter Marche heeft de arbeidsovereenkomst eenzijdig beëindigd zonder dat daartoe een bevoegdheid voor Inter Marche bestond. In de arbeidsovereenkomst zijn partijen geen tussentijdse opzegmogelijkheid overeengekomen. Ook heeft [verzoekster01] niet ingestemd met de beëindiging van de arbeidsrelatie. Nu de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, is ernstig verwijtbaar handelen van Inter Marche gegeven. Inter Marche is daarom gehouden tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een aanzegvergoeding. Verder heeft Inter Marche het salaris over de maand maart 2022 niet voldaan en is vanaf februari 2021 tot en met 15 mei 2022 te weinig salaris betaald. Omdat het salaris niet tijdig is betaald, is Inter Marche tevens de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente verschuldigd. Tot slot heeft Inter Marche uitsluitend de salarisspecificatie over april 2022 aan [verzoekster01] verstrekt. [verzoekster01] heeft belang bij verstrekking van haar salarisspecificaties over de maanden februari 2021 tot en met mei 2022. Omdat Zabka [verzoekster01] niet heeft geïnformeerd over de overgang van onderneming, is zij ook gehouden (een deel van de) vorderingen te voldoen.

4.De beoordeling

Overgang van onderneming
4.1.
Allereerst ligt ter beoordeling de vraag voor of tussen Zabka en Inter Marche sprake
is (geweest) van een overgang van onderneming. In dit verband staat het volgende vast. Voor [verzoekster01] is er in de uitvoering van haar werk nooit iets veranderd. Zij heeft vanaf de datum van indiensttreding bij Zabka tot aan de ziekmelding steeds dezelfde werkzaamheden verricht en deze werkzaamheden steeds in hetzelfde pand, achter hetzelfde bureau, op dezelfde tijden en met dezelfde collega’s verricht. Zij heeft al die tijd min of meer dezelfde klanten bediend. [naam02]
was enig bestuurder van Zabka. Dilan Kheder is de (enig) aandeelhouder en bestuurder van Inter Marche. [naam03] is een zoon van [naam02] . [naam02] heeft op enig moment meegedeeld dat de winkel naar zijn zoon zou gaan. [naam03] heeft tegen [verzoekster01] gezegd dat het contract hetzelfde zou blijven en [verzoekster01] is in dienst getreden bij Inter Marche. Uit deze gang van zaken volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat er sprake is (geweest) van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. De identiteit van de onderneming is immers gelijk gebleven: de aard van het werk, het pand, de inventaris, het personeel en de klantenkring zijn hetzelfde gebleven. De onderneming is zonder enige onderbreking voortgezet.
4.2.
Als gevolg van de overgang van de onderneming van Zabka op Inter Marche zijn alle rechten en verplichtingen die voor Zabka uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiden van rechtswege overgegaan op Inter Marche (artikel 7:663 BW). Verder bepaalt artikel 7:663 BW dat de oude werkgever (Zabka) nog gedurende een jaar na de overgang naast de nieuwe werkgever (Inter Marche) hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van verplichtingen die zijn ontstaan vóór dat tijdstip. Het verzoek tegen Zabka is ingediend op 13 juni 2022. Op grond van de feiten kan wel worden aangenomen dat de overgang van de onderneming niet vóór 13 juni 2021 heeft plaatsgevonden en dat dus op het moment van indiening van het verzoek nog geen jaar na de overgang was verstreken. [verzoekster01] kan dus in deze procedures zowel Zabka als Inter Marche aanspreken tot nakoming van verplichtingen met betrekking tot de arbeid die zij vóór de overgang van de onderneming heeft verricht. Zabka en Inter Marche zijn (hoofdelijk) aansprakelijk.
4.3.
Uit artikel 7:663 BW vloeit voort dat voor verplichtingen met betrekking tot de arbeid die [verzoekster01] ná de overgang van de onderneming heeft verricht, in beginsel alleen Inter Marche aansprakelijk is. [verzoekster01] spreekt echter ook Zabka aan tot betaling van de gehele (en dus deels ná de overgang opgebouwde) transitievergoeding. Hetzelfde geldt voor de vakantietoeslag en de uitbetaling van de niet genoten vakantie-uren. Zij heeft hierover bij de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet in staat is een berekening te maken van de vóór de overgang opgebouwde transitievergoeding, vakantietoeslag en vakantie-uren omdat zij niet weet wanneer de overgang van de onderneming heeft plaatsgevonden. Omdat dit de schuld is van Zabka, vindt zij dat Zabka tegenover haar gehouden is de gevorderde bedragen geheel te betalen. De kantonrechter beoordeelt hieronder of dat zo is.
4.4.
In artikel 7:665a BW staat dat de werkgever van een onderneming zonder ondernemingsraad of formele personeelsvertegenwoordiging de werknemers moet informeren over onder meer het voorgenomen besluit tot overgang en de voorgenomen datum van overgang. Volgens [verzoekster01] heeft [naam02] haar alleen meegedeeld dat de winkel naar zijn zoon zou gaan. Zij weet niet op welk moment dat is gebeurd. Zabka heeft dit niet bestreden. Zabka heeft dus haar informatieverplichting geschonden. Nu Zabka verder ook niet in deze procedure is verschenen en geen andere informatie over het tijdstip van overgang heeft gegeven, gaat de kantonrechter ervan uit dat deze overgang op 1 februari 2022 heeft plaatsgevonden. Op het moment van ondertekening van de arbeidsovereenkomst met Inter Marche was het immers voor [verzoekster01] duidelijk dat Inter Marche vanaf 1 februari 2022 haar werkgever was.
4.5.
Hieruit volgt dat [verzoekster01] Zabka slechts kan aanspreken tot nakoming van verplichtingen uit haar arbeidsovereenkomst die vóór 1 februari 2022 zijn ontstaan.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.6.
Niet weersproken is dat de arbeidsovereenkomst geen tussentijds opzegbeding bevat
en dat [verzoekster01] niet op staande voet is ontslagen. Het gevolg hiervan is dat Inter Marche het dienstverband met [verzoekster01] niet rechtsgeldig tussentijds kon beëindigen (artikel 7:667 lid 3 BW). De tussentijdse opzegging door Inter Marche op 14 april 2022 is daarmee onrechtmatig
en onregelmatig.
4.7.
Omdat Inter Marche de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd, is zij op grond van artikel 7:677 lid 4 BW schadeplichtig. Inter Marche is aan [verzoekster01] daarom een vergoeding verschuldigd die gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde salaris over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. In dit geval is dat de periode van 15 mei 2022 tot 1 februari 2023. [verzoekster01] heeft de vergoeding wegens onregelmatige opzegging berekend op € 12.989,97 bruto. Inter Marche heeft daartegen geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal daarom dat bedrag aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging toewijzen. De over dat bedrag verzochte wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 wordt als niet weersproken en op de wet gegrond toegewezen.
Transitievergoeding
4.8.
Bij gebreke van een dringende reden is er geen grond om te oordelen dat het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster01] . Dat betekent dat Inter Marche de transitievergoeding verschuldigd
is. De kantonrechter zal het verzochte bedrag van € 666,23 bruto aan transitievergoeding als onweersproken en op de wet gegrond toewijzen. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 16 juni 2022.
4.9.
Hoewel de jaren die [verzoekster01] voor Zabka heeft gewerkt meetellen voor de berekening van de transitievergoeding, betekent dat nog niet dat Zabka ook aansprakelijk is voor de betaling van de transitievergoeding. De verplichting tot betaling van de transitievergoeding is immers pas ontstaan bij het ontslag en dus niet vóór 1 februari 2022. Het tegen Zabka gerichte verzoek tot betaling van de transitievergoeding zal dus worden afgewezen.
Billijke vergoeding
4.10.
In geval van een niet rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan de kantonrechter op verzoek van [verzoekster01] ten laste van Inter Marche een billijke vergoeding toekennen (artikel 7:681 lid 1 BW). Gelet op de wetsgeschiedenis moet tot uitgangspunt worden genomen dat het opzeggen van een arbeidsovereenkomst in strijd met de daarvoor geldende regels een werkgever ernstig valt aan te rekenen. In dit geval heeft Inter Marche in strijd met de wet een overeenkomst voor bepaalde tijd tussentijds opgezegd. Daarmee is gegeven dat Inter Marche ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. [verzoekster01] heeft daarom in beginsel aanspraak op een billijke vergoeding. Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de jurisprudentie uitgangspunten geformuleerd. Alle omstandigheden van het geval dienen bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding in aanmerking te worden genomen, waaronder het loon dat [verzoekster01] zou hebben ontvangen als de arbeidsovereenkomst niet zou zijn opgezegd en de mate van het verwijt dat aan Inter Marche van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging valt te maken. Het gaat er uiteindelijk om dat [verzoekster01] wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Inter Marche.
4.11.
[verzoekster01] heeft met betrekking tot de hoogte van de billijke vergoeding aangevoerd dat door de opzegging haar enige inkomstenbron was weggevallen, terwijl zij niet in aanmerking kwam voor een werkloosheidsuitkering. Er was volgens haar geen aanleiding om aan te nemen dat het dienstverband voor 31 januari 2023 zou zijn geëindigd. Zij functioneerde goed en verwachtte tot haar pensionering in dienst te blijven. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat Inter Marche haar structureel te weinig loon heeft betaald en de uitbetaling van vakantie-uren heeft geweigerd. Bij de mondeling behandeling heeft zij aanvullend verklaard dat zij er veel last van heeft (gehad) dat zij gedurende haar ziekte geen loon heeft ontvangen, ook in verband met haar kinderen. Zij voelt zich psychisch kapot gemaakt.
4.12.
De kantonrechter gaat ervan uit – gelet op de gegeven opzegging – dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zou zijn verlengd. Voor het loon over de na de opzegging dan nog resterende duur van de arbeidsovereenkomst wordt [verzoekster01] al gecompenseerd door de gefixeerde schadevergoeding. Voor de narigheid die [verzoekster01] heeft ondervonden doordat haar inkomen plotseling wegviel in een periode dat zij ook nog ziek was ziet de kantonrechter aanleiding een billijke vergoeding toe te kennen van € 2.500,00 bruto.
Achterstallig loon, niet-genoten vakantie-uren en vakantiebijslag
4.13.
Tegen de verzochte betaling van het achterstallig loon, niet-genoten vakantie-uren en vakantiebijslag is geen verweer gevoerd door Zabka en Inter Marche.
4.14.
De kantonrechter zal die verzoeken voor zover gericht tegen Inter Marche als op de wet gegrond toewijzen, met de wettelijke verhoging en wettelijke rente daarover.
4.15.
De kantonrechter zal die verzoeken voor zover gericht tegen Zabka slechts toewijzen voor zover deze zijn opgebouwd vóór 1 februari 2022 (zie 4.5).
4.15.1.
Het achterstallige loon (€ 4.835,28) dat [verzoekster01] verzoekt heeft volgens de door haar gegeven specificatie (in het verzoek met betrekking tot Zabka onder nummer 14) betrekking op de periode van februari 2021 tot en met januari 2022. Dit verzoek is dus toewijsbaar.
4.15.2.
[verzoekster01] stelt onweersproken dat zij in de gehele duur van de arbeidsovereenkomst geen vakantie-uren heeft opgenomen en over de gehele periode 144 uren heeft opgebouwd. De arbeidsovereenkomst heeft 15,5 maand geduurd, waarvan 12 maanden vóór 1 februari 2022. Van de vakantie-uren komt dus 12/15,5e x 144 à een uurloon van € 10,80 bruto = € 1.204,03 bruto voor rekening van Zabka.
4.15.3.
Het brutoloon bij Zabka bedroeg € 10,80 bruto per uur. Bij een werkweek van 30 uur per week is dat € 1.404,00 bruto per maand. [verzoekster01] heeft onweersproken gesteld dat Zabka haar geen vakantietoeslag heeft uitbetaald. Over een periode van 12 maanden is Zabka dus 12 x 0,08 x € 1.404,00 = € 1.347,84 bruto verschuldigd. [verzoekster01] verzoekt echter maar € 1.327,96. Dit bedrag kan dus als op de wet gegrond worden toegewezen.
4.15.4.
De kantonrechter zal de wettelijke verhoging over deze verzoeken eveneens als onweersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Salarisspecificaties
4.16.
Tegen het verzoek tot het verstrekken van salarisspecificaties hebben Zabka en Inter Marche geen verweer gevoerd. Dat verzoek zal dus ook als op de wet gegrond worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
Tegen de buitengerechtelijke incassokosten is geen verweer gevoerd door Inter Marche. De kantonrechter zal dat verzoek dan ook als op de wet gegrond toewijzen.
Proceskosten
4.18.
Als de in het ongelijk gestelde partij worden Zabka en Inter Marche in de kosten van de procedure veroordeeld, met de wettelijke rente daarover.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Inter Marche tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 12.989,97 aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
5.2.
veroordeelt Inter Marche tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 666,23 aan transitievergoeding, onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Inter Marche tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van € 2.500,00 aan billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
5.4.
veroordeelt Inter Marche tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van:
€ 4.835,28 aan achterstallig loon over de periode van februari 2021 tot en met 15 mei 2022,
€ 1.592,64 aan niet-genoten (bovenwettelijke en wettelijke) vakantie-uren,
€ 1.327,96 aan vakantiebijslag
alles vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie, en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt Zabka tot betaling aan [verzoekster01] van het netto-equivalent van:
€ 4.835,28 aan achterstallig loon over de periode van februari 2021 tot en met 15 mei 2022,
€ 1.204,03 bruto aan niet-genoten (bovenwettelijke en wettelijke) vakantie-uren,
€ 1.327,96 bruto aan vakantiebijslag,
alles vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, onder gelijktijdige verstrekking van een bruto-nettospecificatie;
5.6.
bepaalt dat de veroordelingen onder 5.4 en 5.5 hoofdelijk zijn, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, met dien verstande dat dit niet geldt voor zover Inter Marche meer moet betalen dan Zabka;
5.7.
veroordeelt Inter Marche tot betaling aan [verzoekster01] van een bedrag van € 1.146,26 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.8.
veroordeelt Inter Marche en Zabka hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één een salarisspecificatie verstrekt ook de ander zal zijn bevrijd, om de salarisspecificaties aan [verzoekster01] over te leggen voor de maanden februari 2021 tot en met januari 2022;
5.9.
veroordeelt Inter Marche om de salarisspecificaties aan [verzoekster01] over te leggen voor de maanden februari 2022 tot en met mei 2022;
5.10.
veroordeelt Inter Marche tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster01] tot en met vandaag vaststelt op € 584,00, te weten:
griffierecht € 86,00,
salaris gemachtigde € 498,00,
en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
5.11.
veroordeelt Zabka tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster01] tot en met vandaag vaststelt op € 584,00, te weten:
griffierecht € 86,00,
salaris gemachtigde € 498,00,
en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
5.12.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.13.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. I.D. Bellaart en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2022.