Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoek in de zaak van [verzoekster01] tegen Inter Marche, ontvangen op 13 juni 2022;
- het verzoek in de zaak van [verzoekster01] tegen Zabka, ontvangen op 13 juni 2022;
- de door [verzoekster01] overgelegde stukken.
“Ik lees in het verzoekschrift slechts de naam van 1 verweerder. Van client vernam ik echter dat het bedrijf van zijn zoon ook in deze procedure is betrokken. Ook hij is op 29 juli niet in de gelegenheid. Ik heb nog niet kunnen bespreken met hem of hij ook wil dat ik als gemachtigde optreedt voor zijn onderneming (…)”.Op 27 september 2022 heeft mr. L. van der Wijngaart meegedeeld niet langer op te treden als gemachtigde van Zabka. Daaruit leidt de kantonrechter af dat Zabka en Inter Marche op de hoogte waren van de ingediende verzoeken en de mondelinge behandeling, maar ervoor hebben gekozen niet te verschijnen. De verzoeken zijn daarom inhoudelijk behandeld. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
was enig bestuurder van Zabka. Dilan Kheder is de (enig) aandeelhouder en bestuurder van Inter Marche. [naam03] is een zoon van [naam02] . [naam02] heeft op enig moment meegedeeld dat de winkel naar zijn zoon zou gaan. [naam03] heeft tegen [verzoekster01] gezegd dat het contract hetzelfde zou blijven en [verzoekster01] is in dienst getreden bij Inter Marche. Uit deze gang van zaken volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat er sprake is (geweest) van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. De identiteit van de onderneming is immers gelijk gebleven: de aard van het werk, het pand, de inventaris, het personeel en de klantenkring zijn hetzelfde gebleven. De onderneming is zonder enige onderbreking voortgezet.