ECLI:NL:RBDHA:2022:13219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
09-169896-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Geweldpleging door een groep jongeren tegen buurtgenoten

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die samen met anderen betrokken was bij meerdere geweldsincidenten tegen jongere buurtgenoten in Leiden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat zijn handelen zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt bij een van de slachtoffers, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging tegen vier slachtoffers. De feiten vonden plaats tussen december 2020 en april 2021, waarbij de verdachte en zijn mededaders geweld hebben gepleegd in wisselende samenstellingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij de slachtoffers lichamelijk letsel hebben opgelopen. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen overtuigend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod met betrekking tot het voetbalveldje waar de incidenten plaatsvonden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/169896-21
Datum uitspraak: 9 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Empelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. L.A.C. ter Steeg naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1: Openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , met enig lichamelijk letsel ten gevolge;
Feit 2: Openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] , met enig lichamelijk letsel ten gevolge;
Feit 3: Openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] , met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, subsidiair medeplegen van een poging tot zware mishandeling, meer subsidiair openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel ten gevolge;
Feit 4: Medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 4] , subsidiair openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel ten gevolge.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen aan de verdachte (primair) ten laste is gelegd.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van al hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsvrouw zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Algemeen
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich in een periode van enkele maanden samen met anderen (in wisselende samenstellingen) schuldig heeft gemaakt aan vier geweldsmisdrijven tegen jongere buurtgenoten. De verdachte heeft bij de politie en ook ter zitting ontkend dat hij betrokken is geweest bij het gepleegde geweld. Ter zitting is de verdachte geconfronteerd met belastende verklaringen uit het dossier van de aangevers maar ook getuigen, en heeft de verdachte volgehouden dat hij nergens mee te maken heeft gehad en bij geen enkel geweldsincident aanwezig is geweest. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij denkt dat hij ‘erin geluisd’ wordt door anderen, zonder dat hij kan aangeven wat hier precies de reden voor zou zijn. Gelet op de verschillende verklaringen in het dossier, afkomstig van verschillende jongens die verklaren over betrokkenheid van (de groep van) de verdachte bij meerdere – op zichzelf staande – geweldsincidenten in de wijk, acht de rechtbank de algemene ontkenning van de verdachte, dat hij nergens bij betrokken is geweest en van niets weet, niet aannemelijk. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat de aangevers en getuigen jongere buurtgenoten zijn dan de verdachte en zijn medeverdachten, zij de verdachte en de groep waarvan hij deel uitmaakt blijkens hun verklaringen goed kennen en ook gedetailleerd en uitvoering verklaren over de omstandigheden waaronder de geweldsincidenten hebben plaatsgevonden en de rol van de verdachte en de medeverdachten daarbij. Dit is anders voor de verdachte en zijn medeverdachten, die iedere betrokkenheid bij het gepleegde geweld ontkennen. De rechtbank gaat gelet op al het voorgaande dan ook voorbij aan de ontkenning van de verdachte.
3.4.2
Feit 1
De rechtbank acht op basis van de gebruikte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 31 december 2020 in Leiden schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft immers, samen met één van zijn mededaders, [slachtoffer 1] meermalen en gedurende enige tijd (één tot twee minuten) geschopt tegen de rug, schenen en het hoofd als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] hoofdpijn, pijn aan de benen en blauwe plekken op het lichaam heeft opgelopen. Dit letsel is redelijkerwijs het gevolg van het door de verdachte zelf gepleegde geweld, bestaande uit het meermalen schoppen tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 1] .
3.4.3
Feit 2
De rechtbank acht op basis van de gebruikte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 in Leiden schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] , als gevolg waarvan die [slachtoffer 2] enig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft immers, samen met anderen, [slachtoffer 2] meermalen en gedurende enige tijd (tijdens het voetballen) uppercuts tegen het lichaam en klappen en vuistslagen tegen de armen, lever, romp en het lichaam gegeven, als gevolg waarvan die [slachtoffer 2] pijn en blauwe plekken op de armen en het lichaam heeft opgelopen. Ook dit letsel is redelijkerwijs het gevolg van het door de verdachte zelf gepleegde geweld, bestaande uit het meermalen slaan op het lichaam van [slachtoffer 2] .
3.4.4
Feit 3
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor [slachtoffer 3] . Hoewel bewezen wordt geacht dat verdachte geweld heeft gepleegd en daarmee een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld tegen [slachtoffer 3] , is voor de rechtbank niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat de door verdachte zelf gepleegde geweldshandelingen de breuk van het spaakbeen van de linkerpols en de neusfractuur bij [slachtoffer 3] tot gevolg heeft gehad. Dit maakt dat verdachte zal worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat zijn handelen zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad.
Wel acht de rechtbank op basis van de gebruikte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 31 maart 2021 in Leiden schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] , als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] enig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft immers, samen met anderen, [slachtoffer 3] meermalen geschopt tegen het gezicht, hoofd, benen en lichaam als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] zwellingen van de linkerarm en blauwe plekken op het lichaam heeft opgelopen. Dit letsel is redelijkerwijs het gevolg van het door de verdachte zelf gepleegde geweld, bestaande uit het meermalen stampen/schoppen tegen het hoofd en de armen van [slachtoffer 3] .
3.4.5
Feit 4
De rechtbank stelt op grond van de gebruikte bewijsmiddelen vast dat de verdachte, samen met anderen, op 23 april 2021 in Leiden, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] . Dit geweld bestond onder meer uit het geven van vuistslagen tegen het hoofd en het lichaam, het schoppen tegen het lichaam, het vanaf één meter hoogte in het water gooien, terwijl aangever kort daarvoor buiten bewustzijn is geweest en het trappen in de richting van het hoofd van aangever, terwijl hij in het water lag en op de kade probeerde te klimmen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring is vereist dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet moet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 4] . Van voorwaardelijk opzet is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg – in dit geval zwaar lichamelijk letsel – in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 4] . De verdachte heeft, samen met zijn mededaders, [slachtoffer 4] meermalen zodanig hard tegen het hoofd geslagen dat hij buiten bewustzijn is geraakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een aanmerkelijke kans bestaat dat aan een persoon zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, als deze persoon meermalen tegen het hoofd wordt geslagen, aangezien zich in het hoofd kwetsbare en vitale lichaamsdelen bevinden. Bovendien is [slachtoffer 4] na deze geweldshandelingen door de verdachte en zijn mededaders in het (koude) water gegooid en is getracht hem een trap tegen het hoofd te geven, terwijl hij uit het water probeerde te klimmen. Door in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook bewust aanvaard, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 4] .
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 31 december 2020 te Leiden openlijk, te weten de [plaatsnaam 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door:
- die [slachtoffer 1] met kracht tegen de schenen te schoppen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en
- die [slachtoffer 1] (terwijl deze op de grond lag) tegen de rug, schenen en het hoofd te trappen en
- dreigend te roepen: “sla al zijn tanden eruit”
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten hoofdpijn, pijn aan de benen en blauwe plekken op het lichaam, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 te Leiden openlijk, te weten op het voetbalveldje bij de [plaatsnaam 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door:
- die [slachtoffer 2] d
reigend te zeggen: "bij elke goal krijg je een klap" en
- die [slachtoffer 2] met kracht uppercuts tegen het lichaam te geven en
- die [slachtoffer 2] klappen en vuistslagen tegen de armen en de lever
ende romp en het lichaam te geven en
- die [slachtoffer 2] tegen de benen te schoppen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "als je nu weg gaat dan gaan we achter je aan"
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten pijn en blauwe plekken op de armen en het lichaam, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op 31 maart 2021 te Leiden openlijk, te weten op de [plaatsnaam 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door:
- dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: "als je de bal schopt breek ik je neus" en
- die [slachtoffer 3] onverhoeds onderuit te trekken en schoppen en
- terwijl die [slachtoffer 3] op de grond ligt deze met kracht tegen het gezicht en hoofd en benen en het lichaam te schoppen/trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel, te weten zwellingen van de linkerarm en zwelling van de neus en hematoom, voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op 23 april 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 4] onder dreiging van geweld naar een afgelegen plek heeft meegevoerd en
- die [slachtoffer 4] heeft vastgehouden zodat deze niet weg kon komen en
- die [slachtoffer 4] meerdere vuistslagen tegen het hoofd en het lichaam heeft gegeven en meerdere schoppen tegen het lichaam heeft gegeven en
- die [slachtoffer 4] onverwachts van een hoogte van één meter in het water heeft gegooid, terwijl die [slachtoffer 4] kort daarvoor buiten bewustzijn is geweest en
- een trap richting het hoofd van [slachtoffer 4] te geven, terwijl die [slachtoffer 4] in het water lag en op de kade probeerde te klimmen en(zodoende) te verhinderen dat die [slachtoffer 4] uit het water en op de kade kon klimmen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en ook een contactverbod met de aangevers en een locatieverbod met betrekking het voetbalveldje gelegen aan de [plaatsnaam 2] in Leiden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf wordt opgelegd, bestaande uit een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte verzocht om een jeugddetentie op te leggen die de duur van het voorarrest niet overschrijdt. Daarnaast kan een (deels) voorwaardelijke werkstraf worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden samen met anderen (in wisselende samenstellingen) schuldig gemaakt aan vier ernstige geweldsmisdrijven tegen jongere buurtgenoten. De groep waartoe de verdachte behoorde waande zich blijkens het dossier heer en meester in hun eigen woonwijk. Het numerieke overwicht van de groep en het veelal plotselinge karakter van de geweldsuitbarstingen maakten dat de jongere slachtoffers nauwelijks weerstand konden of durfden te bieden, en het geweld in de wijk gedurende langere tijd heeft voortbestaan. Dit volkomen zinloze geweld heeft geleid tot grote gevoelens van onveiligheid en onrust in de wijk en meer in het algemeen in de samenleving.
In het kader van de uitoefening van het spreekrecht heeft een vertegenwoordiger van Slachtofferhulp Nederland op de terechtzitting van 25 november 2022 namens [slachtoffer 4] een verklaring voorgelezen. Daaruit blijkt duidelijk de ernst van de gevolgen van het tegen het slachtoffer gepleegde geweld, niet alleen fysiek maar ook psychisch. Ook uit de ter zitting gegeven toelichting bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] blijkt van niet alleen fysieke maar ook psychische gevolgen voor dit slachtoffer. Ten aanzien van alle jonge slachtoffers in deze strafzaak geldt dat uit hun verklaringen bij de politie blijkt dat zij gedurende langere tijd angstig zijn geweest in hun eigen wijk en daarbij geconfronteerd zijn met – in ernst toenemende en telkens zeer zinloze – geweldsuitbarstingen afkomstig van de groep waarvan de verdachte deel uitmaakte.
De verdachte heeft bij de politie maar ook ter zitting met zijn zeer algemene ontkenning geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in de onrust in de wijk en het tegen de slachtoffers gepleegde geweld. Van enig berouw bij de verdachte over het leed dat zijn jongere buurtgenoten gedurende langere periode is aangedaan is dan ook niet gebleken. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 november 2022. Daaruit is gebleken dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad van 21 november 2022 volgt dat het algemeen recidiverisico van de verdachte hoog is. Dit heeft te maken met het aantal politieregistraties van de verdachte. Het dynamisch risicoprofiel komt uit op laag. Dit komt omdat er – los van de verdenkingen – overwegend beschermende factoren zijn die het risico op herhaling verkleinen. Er is sprake van een betrokken gezinssysteem; moeder heeft regels thuis en ziet toe op de naleving daarvan. Hoewel de verdachte niet meer naar school gaat, heeft hij zich wel ingeschreven bij een éénjarige Social Work opleiding. Daarnaast werkt de verdachte op dit moment bij zijn oom en neef. Vanuit het huidige onderzoek komen er geen signalen naar voren dat de verdachte een jongen is die agressief gedrag vertoont, op zijn verdenking na. De verdachte lijkt over sociale vaardigheden te beschikken. De Jeugdreclassering geeft aan dat de verdachte beleefd is in contact. Wel zijn er zorgen over zijn ontkennende houding en dat begeleiding mede daardoor oppervlakkig is gebleven.
De Raad ziet dat mogelijke risicofactoren met name liggen in de houding van de verdachte
en zijn mogelijke vaardigheidstekorten. De Raad vindt het opvallend dat het beeld van de verdachte dat uit het onderzoek naar voren is gekomen (een sociale niet agressieve jongen die doelen stelt) niet aansluit bij de ernst van de verdenkingen en het feit dat hij vaak wordt gelinkt aan strafbare gedragingen. Gelet op het feit dat de verdachte ook gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis met de politie in aanraking is gekomen, maakt dat de Raad vindt dat er beter zicht moet komen op de vaardigheden van de verdachte, daar deze politiecontacten er niet op duiden dat hij uit de problemen kan blijven. Wanneer zijn aandeel groter is dan dat de verdachte nu verklaart, heeft hij agressief gedrag laten zien en toont hij hiervoor weinig berouw. Dit vergroot de kans op herhaling, omdat hij dan onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en de impact van zijn handelen op de aangevers. Ook zijn de sociale contacten van de verdachte een risico. Hij ging om met een aantal jongeren die in verband zijn gebracht met verschillende geweldsincidenten. Ook nu wordt hij door de politie in verband gebracht met overlastgevende jongeren in de wijk.
Concluderend adviseert de Raad aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een (deels) voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • de verplichting om onderwijs te volgen of een andere gestructureerde en georganiseerde vrijetijdsbesteding te hebben;
  • de verplichting om mee te werken aan een delictanalyse of een andere door de jeugdreclassering te bepalen hulpverlening/ interventie.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter terechtzitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een jeugddetentie opleggen voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 83 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, de verplichting om onderwijs te volgen of een andere gestructureerde en georganiseerde vrijetijdsbesteding te hebben, de verplichting om mee te werken aan een delictanalyse of een andere door de jeugdreclassering te bepalen hulpverlening/interventie, een contactverbod met de aangevers en een locatieverbod met betrekking tot het voetbalveldje gelegen aan de [plaatsnaam 2] in Leiden. Dit om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat de verdachte wordt begeleid en behandeld om zo de kans op recidive terug te dringen.
Het baart de rechtbank grote zorgen dat verdachte als first offender zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks ernstige geweldsfeiten waarvoor hij geen enkel berouw toont. Uit het rapport van de Raad blijkt dat dit de kans op herhaling vergroot. Naar het oordeel van de rechtbank moet er daarom ernstig rekening mee worden gehouden dat de kans bestaat dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verder acht de rechtbank het – gelet op de ernst van de feiten – ook passend dat aan de verdachte een werkstraf wordt opgelegd, zodat hij nog daadwerkelijk straf ervaart, terwijl wordt voorkomen dat hij hiervoor terug zou moeten in jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.
8. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.124,27, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 124,27 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de verdediging verzocht deze aanzienlijk te matigen en maximaal tot een bedrag van € 750,- toe te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade in zijn geheel toewijzen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 4.124,27, bestaande uit € 124,27 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 maart 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.124,27, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 maart 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 3] .
9. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.314,05, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 814,05 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade voor wat betreft de posten ‘telefoon’ en ‘ziekenhuisopname’ gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de posten ‘schoenen’ en ‘trainingspak’ heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de gestelde schade op dit moment onvoldoende is onderbouwd en er derhalve nader onderzoek dient plaats te vinden. Omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de post ‘jas’ heeft de verdediging verzocht de schade te schatten op € 20, nu er enkel een scheur in de jas zit en deze eenvoudig gerepareerd kan worden. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de verdediging verzocht deze aanzienlijk te matigen en maximaal tot een bedrag van maximaal € 750,- toe te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Ook ten aanzien van de posten ‘schoenen’, ‘trainingspak’ en ‘jas’ is voldoende toegelicht en onderbouwd dat de kleding en schoenen van het slachtoffer beschadigd zijn als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 4 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 4 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade in zijn geheel toewijzen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 4.314,05, bestaande uit € 814,05 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 april 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.314,05, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 april 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 4] .

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
ten aanzien van feit 3 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
ten aanzien van feit 4 primair:
medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van
100 (HONDERD) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, te weten
83 (DRIEËNTACHTIG) DAGENniet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij [instelling] , op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs volgt of een andere gestructureerde en georganiseerde vrijetijdsbesteding heeft;
- zijn medewerking verleent aan een delictanalyse of een andere door de jeugdreclassering te bepalen hulpverlening/ interventie. Indien deze interventie/ hulpverlening uitbesteed wordt aan een andere organisatie, zoals bijvoorbeeld het Palmhuis of een andere door de reclassering te bepalen organisatie, werkt de veroordeelde hier ook aan mee;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
[slachtoffer 4] ( [geboortedatum 2] -2007), [slachtoffer 3] ( [geboortedatum 3] -2006), [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 4] -2006) en [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 5] -2005), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt op of bij het voetbalveldje gelegen aan de [plaatsnaam 2] in Leiden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan [instelling] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de tijd van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
50 (VIJFTIG) DAGEN;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 4.124,27 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 maart 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 3] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.124,27, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 maart 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 4.314,05 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 april 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 4] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.314,05, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 april 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter,
mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2022.
Bijlage I
1.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Leiden openlijk, te weten de [plaatsnaam 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door:
- die [slachtoffer 1] in te sluiten/beletten weg te gaan en/of
- die [slachtoffer 1] met kracht tegen de schenen te schoppen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of
- die [slachtoffer 1] (terwijl deze op de grond lag) tegen de rug, schenen en het hoofd te trappen en/of
- dreigend te roepen: “sla al zijn tanden eruit” en/of
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten hoofdpijn, pijn aan de benen en blauwe plekken op het lichaam, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
2.
hij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 te Leiden openlijk, te weten op het voetbalveldje bij de [plaatsnaam 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door:
- die [slachtoffer 2] deigend te zeggen: "bij elke goal krijg je een klap" en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht vuiststoten/uppercuts tegen het lichaam te geven en/of
- die [slachtoffer 2] klappen en/of vuistslagen tegen de armen en/of de lever/de romp en/of het lichaam te geven en/of
- die [slachtoffer 2] tegen de benen te schoppen en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "als je nu weg gaat dan gaan we achter je aan"
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten pijn en blauwe plekken op de armen en/of het lichaam, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op 31 maart 2021 te Leiden openlijk, te weten op de [plaatsnaam 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door:
- dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: "als je de bal schopt breek ik je neus" en/of
- die [slachtoffer 3] onverhoeds onderuit te trekken en/of schoppen en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] op de grond ligt deze met kracht tegen het gezicht en/of hoofd en/of benen en/of het lichaam te schoppen/trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een distale
radiusfractuur/breuk van het spaakbeen van de linkerpols en/of zwellingen van de linkerarm en/of (scheefstand/zwelling van de neus passend bij) neusfractuur en/of hematomen, voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 3] onverhoeds onderuit heef getrokken/geschopt;
- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) met kracht tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 31 maart 2021 te Leiden openlijk, te weten op de [plaatsnaam 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3]
door:
- dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: "als je de bal schopt breek ik je neus"
en/of
- die [slachtoffer 3] onverhoeds onderuit te trekken en/of schoppen en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] op de grond ligt deze met kracht tegen het gezicht en/of hoofd en/of benen en/of het lichaam te schoppen/trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel, te weten een distale radiusfractuur/breuk van het spaakbeen van de linkerpols en/of zwellingen van de linkerarm en/of (scheefstand/zwelling van de neus passend bij) neusfractuur en/of hematomen, voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 4] onder dreiging van geweld naar een afgelegen plek heeft meegevoerd en/of
- die [slachtoffer 4] heeft vastgehouden zodat deze niet weg kon komen en/of
- die [slachtoffer 4] meerdere vuistslagen tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gegeven en/of meerdere schoppen tegen het lichaam heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 4] onverwachts van een hoogte van één meter in het water heeft gegooid, terwijl die [slachtoffer 4] kort daarvoor buiten bewustzijn is geweest en/of
- een trap richting het hoofd van [slachtoffer 4] te geven, terwijl die [slachtoffer 4] in het water lag en op de kade probeerde te klimmen en/of (zodoende) te verhinderen dat die [slachtoffer 4] uit het water en op de kade kon klimmen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Leiden openlijk, te weten de [plaatsnaam 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4] door:
- die [slachtoffer 4] onder dreiging van geweld naar een afgelegen plek mee te voeren en/of
- die [slachtoffer 4] meerdere vuistslagen tegen het hoofd en/of het lichaam te geven en/of meerdere schoppen tegen het lichaam te geven en/of
- die [slachtoffer 4] onverwachts van een hoogte van één meter in het water te gooien, terwijl die [slachtoffer 4] kort daarvoor buiten bewustzijn was geweest en/of
- een trap richting het hoofd van [slachtoffer 4] te geven, terwijl die [slachtoffer 4] in het water lag en op de kade probeerde te klimmen en/of (zodoende) te verhinderen dat die [slachtoffer 4] op de kade kon klimmen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten hematomen op het hoofd en/of zwellingen van de wang en oor en/of drukpijn op de ribben en borstkas, voor [slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad.
Bijlage II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 707).
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 17 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 370-371):
U vraagt mij wanneer ik het ergst ben mishandeld. Dat was afgelopen oud en nieuw. Daarmee bedoel ik 31 december 2020. Het was ongeveer om 20:00 uur. Ik was toen met de buurjongen buiten. Ik was een rondje aan het lopen. We waren toen op de [plaatsnaam 1] in Leiden. In de verte zag ik de jongens lopen. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zag ik lopen. Ze kwamen naar mij toe lopen en toen riepen ze mij. Ik wilde toen wegrennen, maar daar was het al te laat voor. Ik wilde wegrennen omdat ik wist dat ze me gingen slaan. Dit wist ik omdat een vriend ( [naam] ) tegen mij had gezegd dat deze jongens mij gingen slaan. Hij moest dit van die jongens tegen mij zeggen.
De jongens kwamen naar mij toe rennen en toen dacht ik, ik kan nergens heen. Ik dacht gelijk; dit gaat pijn doen. Toen zonder aanleiding trapte [verdachte] mij van voren op mijn schenen, waardoor ik viel. Vervolgens werd ik getrapt op mijn schenen op mijn rug en op mijn hoofd. [verdachte] en [medeverdachte 1] trapten mij allebei. Ik weet niet wie waar heeft geschopt, want ik probeerde mijn hoofd te beschermen. [medeverdachte 2] stond er bij en ik hoorde dat [medeverdachte 2] zei: "sla al zijn tanden er uit".
Ik denk dat ik ongeveer een minuut door [verdachte] en [medeverdachte 1] ben getrapt. Een vriend van mij, [slachtoffer 4] was hier bij. Hij heeft dit gezien.
Ik voelde gelijk pijn op mijn hoofd en op mijn benen. Ik heb de dagen erna erg veel last gehad van hoofdpijn. Ook had ik last van mijn benen. Als ik mijn linkerbeen neerzette had ik daar last van. Ik heb daar ongeveer 2 dagen last van gehad. Ook was mijn scheen blauw na deze mishandeling.
(Moeder van aangever zit er bij. Deze verklaar
tdat ze zich kan herinneren dat aangever last van zijn been had.)
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , opgemaakt op 18 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 373-374):
V: Ken jij [slachtoffer 1] ?
A: Ja. Hij is een vriend van mij. Hij is ook vaker mishandeld.
V: Wat is vaker?
A: Ik was er 1 keer bij, toen hij mishandeld werd tijdens oud en nieuw.
V: Hij heeft ook aangifte gedaan van mishandeling. Hij zegt dat hij op 31 december 2020 mishandeld is en dat jij hier bij was. Wat kan je daar over verklaren?
A: Het ging heel snel. Hij werd op de grond gedrukt en kreeg een paar trappen naar zijn hoofd.
V: Wie was degene die hem op oud en nieuw mishandelde?
A: [verdachte] , de jongen die ik net ook benoemde en [medeverdachte 1] .
V: Wat deed [verdachte] bij [slachtoffer 1] ?
A: Hij trapte tegen zijn hoofd aan of tegen zijn lichaam. Een paar keer. Ik kan me in ieder geval herinneren dat het in de buurt van zijn hoofd kwam. Het waren wel rake schoppen tegen [slachtoffer 1] aan. Ik weet niet precies hoe vaak.
V: Is het alleen bij schoppen gebleven?
A: Ik zag alleen dat hij geschopt werd.
V: Wat deed [medeverdachte 1] ?
A: Hij trapte ook tegen [slachtoffer 1] . Ze deden het gezame
nlijk.
V: Hoe lang duurde het?
A: Echt heel lang, twee minuten. Ze bleven maar door trappen.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 11 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 361-362):
Ik wil aangifte doen van mishandeling ter hoogte van het trapveldje [plaatsnaam 2] Leiden.
[medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] hebben mij mishandeld. Deze jongens zijn onderdeel van een grotere groep. Deze jongens zijn vaak op het voetbalveldje bij de [plaatsnaam 2] in Leiden aan het voetballen.
Ik weet dat het ergens in februari of maart 2021 is gebeurd.
Wat er gebeurde was het volgende: De groep was aan het voetballen en ik werd geroepen dat ik mee moest doen. Ik weet nog dat [medeverdachte 3] mij riep. Eigenlijk wilde ik dat niet en ik vertelde ook dat ik niet mee wilde doen, maar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zeiden dat ik moest mee doen en ik moest ook op doel. Ze zeiden tegen mij: "Bij elke goal krijg jij een klap" Op dat moment was ik echt bang. Ik wilde geen goal door laten, maar toen ik ballen tegen hield kreeg ik klappen van de tegenpartij. [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 2] zaten bij mij in het team en [medeverdachte 3] zat bij de tegenpartij. [medeverdachte 4] en [verdachte] kwamen toen naar mij toe omdat ik ballen had doorgelaten en ik werd toen echt in elkaar geslagen. (aangever maakt bewegingen van hoe hij werd geslagen en doet een uppercut na) U vraagt mij hoe vaak ik zo ben geslagen. Ik kan u zeggen dat ik niet meer weet hoe vaak ik zo ben geslagen. [medeverdachte 2] heeft mij ook zo een uppercut gegeven. Ik weet niet meer wie met welke hand hoe vaak heeft geslagen, maar ik ben door [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] meerdere keren geslagen tijdens het voetballen.
Toen ik werd geslagen had ik ontzettend veel pijn. Ik werd geslagen op mijn armen, op mijn lever en ik werd tegen mijn benen aan getrapt. Ik had echt overal pijn. Ik heb echt hele erge blauwe plekken over gehouden. Sommige werden gewoon paars. Ik heb ongeveer 3 weken met die blauwe plekken gelopen.
Tijdens dit kwartier voetballen heb ik meerdere keren gezegd dat ik weg wilde gaan, maar dan zeiden ze: “Als je weg gaat dan gaan we achter je aan”.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 15 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 368-369):
[slachtoffer 2] is mijn broer. Ik weet dat hij aangifte heeft gedaan van mishandeling. Over zijn mishand
eling in februari, maart kan ik het volgende verklaren.
Ik zag dat [slachtoffer 2] op doel stond. Ik hoorde dat als hij een goal door liet dat ze hem in elkaar gingen slaan. Toen [slachtoffer 2] een doelpunt tegen kreeg, zag ik dat [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] mijn broer sloegen en schopten. Ik zag dat ze hem op zijn armen, buik en benen schopten.
Bij elke goal die hij door liet gingen ze hem weer slaan. Ik zag aan het gezicht van mijn broer dat hij pijn had. Ik weet niet hoe vaak ze hem hebben geslagen maar het was vaak.
Ik heb gezien dat mijn broer flinke blauwe plekken heeft overgehouden aan deze mishandeling op zijn lichaam en arm.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 31 maart 2021, voor zover inhoudende (p. 332-333):
Op 31 maart 2021, omstreeks 19:00 uur, was ik aan het voetballen op het voetbalveldje ter hoogte van de [plaatsnaam 2] te Leiden. We waren ongeveer 3 á 4 minuten aan het voetballen met nog een paar jongens die ik niet kende. Uit het niets zei één van de jongens: 'als je de bal schopt breek ik je neus'. Hierop volgend zag ik dat vier jongens op mij af kwamen en mij met hun been begonnen te schoppen. Ik zag niet met welk been zij dit deden. Ik voelde dat er een been mij
ngezicht raakte. Ik voelde dat mijn neus werd geraakt. Ik voelde dat mijn linkerarm ook werd geraakt. Ik voelde dat dit erg pijn deed.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 335-337):
Betreft patiënt:
[slachtoffer 3]
Datum: 08.04.2021
Lichamelijk onderzoek:
Aangezicht: zwelling neus, beginnend hematoom.
Linker arm: zwelling.
3. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , opgemaakt op 2 april 2021, voor zover inhoudende (p. 350-351):
V: Op 31 maart 2021 heeft er op het voetbalveldje ter hoogte van de [plaatsnaam 2] in Leiden een mishandeling plaatsgevonden. [slachtoffer 3] was het slachtoffer en is gewond geraakt. Wat kun je over deze mishandeling verklaren?
A: We gingen voetballen. Ik zag dat de jongen met de capuchon op [slachtoffer 3] een schouderduw gaf. [slachtoffer 3] kreeg een vrije trap. De drie jongens gingen aftellen, omdat ze vonden dat [slachtoffer 3] de vrije trap moest nemen. Toen [slachtoffer 3] klaar was met tellen trapte de jongen met de capuchon [slachtoffer 3] in zijn rug. Ik zag dat alle drie de jongens hem sloegen en schopten, terwijl [slachtoffer 3] op de grond lag.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 15 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 354-355):
Ik ben getuige geweest van de mishandeling van een jongen die [slachtoffer 3] heet.
Ik was op het voetbalveldje op de [plaatsnaam 2] . Ik was daar aan het voetballen met onder andere [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] . Er deed ook een jongen mee die [slachtoffer 3] he
ette. Er was op gegeven moment een vrije trap en de jongens uit de groep zeiden daar iets over tegen [slachtoffer 3] , alleen ik zag dat [slachtoffer 3] dit niet begreep, omdat hij geen Nederlands kan.
Toen hoorde ik iets van 1 2 3 en toen zag ik dat [medeverdachte 6] [slachtoffer 3] greep en hem op de grond legde. Hij vloerde hem zeg maar. Ik zag dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] vervolgens op [slachtoffer 3] begonnen te stampen. Ik zag dat ze op zijn hoofd stampten en schopten en dat ze op zijn amen stampten en er tegen aan schopten.
5. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , opgemaakt op 6 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 454):
V: Je hebt tijdens je aangifte aangegeven dat je de jongens bij weerzien zou herkennen. Ik heb toestemming van de Officier van Justitie om je een aantal foto's te tonen. Ik ga je nu een aantal foto's laten zien en aan jou om te zeggen wat je weet van deze jongens.
Foto 5: Ja deze kan ik mij wel herinneren, hij was ook op het veld.
6. Het proces- verbaal van bevindingen met het nummer PL1500- [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid (ongenummerd), opgemaakt op 10 december 2021, voor zover inhoudende:
Op 6 juli 2021, werd de aangever [slachtoffer 3] , aanvullend gehoord. Hierbij werden hem een aantal foto's getoond. Dit betroffen:
Foto 5, blz 461: [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 2004.
Feit 4
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , opgemaakt op 23 april 2021, voor zover inhoudende (p. 150):
Plaats delict : Leiden
Pleegdatum : 23 april 2021
Ik doe aangifte van mishandeling.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] , opgemaakt op 26 april 2021, voor zover inhoudende (p. 172-173):
Ik weet dat de jongen die mij mishandeld heeft zijn naam " [verdachte] " heet en nog een andere jongen die mij ook geslagen heeft " [medeverdachte 5] " heet. Er was nog een andere jongen bij de mishandeling betrokken die mij beet heeft gepakt en een paar buikstoten heeft gegeven en die heet " [medeverdachte 4] ". De achternaam weet ik niet.
Er waren nog twee jongens bij de mishandeling betrokken. De naam van de jongen is " [medeverdachte 8] " en de andere jongen " [medeverdachte 3] ".
Ik was op vrijdag 23 april 2021 aan het voetballen op een veldje welke is gelegen aan de [plaatsnaam 4] te Leiden. Ik was daar met meerdere vriendjes. Ik zag dat er een groep jongens aan kwam lopen. Ik denk dat het om een stuk of acht jongens ging.
Ik ken ze wel een beetje, want ze zijn bekend in de buurt omdat ze soms baldadig zijn zomaar kinderen slaan en dingen vernielen.
Ik zag dat de jongens naar mij toe kwamen. Ik hoorde dat de jongens boos op mij waren en dat ze achter mij aan wilde komen. Ik moest met ze meelopen en ik voelde mij bedreigd. Ik weet dat de jongens ouder zijn dan mij.
Ik moest meelopen naar een brug. Ik denk dat ik de volgende route heb gelopen. Ik moest mee via de [plaatsnaam 2] naar de [plaatsnaam 5] , daarna [plaatsnaam 6] en toen naar de [plaatsnaam 3] . De [plaatsnaam 3] is langs het water. Daarna naar de [plaatsnaam 7] en toen naar de 5 mei brug. Ik moest achter een hek daar onder de brug. Ik denk dat het op die plek was omdat daar geen camera's hangen.
Ik werd op die plek door 2 jongens geslagen op mijn hoofd. Ik zag en voelde dat ik door " [medeverdachte 5] " en " [verdachte] " met hun beide vuisten op mijn hoofd werd geslagen met opzet en kracht. Ik voelde meteen pijn aan mijn hoofd.
Ik werd op dat moment vastgehouden door " [medeverdachte 4] " die ervoor zorgde dat ik niet weg kon lopen.
Ik viel op de grond en ik zag dat " [verdachte] " met opzet mij een trap op mijn hoofd wilde geven, maar dat lukte niet.
Ik was daarna even bewusteloos. Ik voelde niets meer ik deed mijn ogen dicht. Ik ben daarna in het water gegooid door denk ik alle drie de bovengenoemde jongens, maar ik weet niet precies wie.
Ik ben met moeite uit het water gekomen en ik zag dat toen ik eruit kwam dat " [medeverdachte 5] " mij probeerde weer een trap met de rechterbeen te geven.
Ik hoorde dat ik weer bedreigd werd door de drie jongens hierboven beschreven en ik zag en voelde dat ik weer een paar klappen op mijn hoofd kreeg van de drie jongens.
3. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] , opgemaakt op 11 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 183-185)
V: Hebben andere van jouw vriendjes, met wie je aan het voetballen was, dat groepje jongens ook gezien?
A: Ja ik denk het wel. [slachtoffer 2] komt daar ook bijna elke dag met mij maar hij had training dus kwam hij wat later. Hij heeft mij gezien toen ik mee moest lopen met de jongens.
V: Je verklaarde: "Ik zag dat de jongens naar mij toe kwamen. Ik hoorde dat de jongens boos op mij waren en dat ze achter mij aan wilde komen."
Hoe hoorde je dat ze boos op je waren?
A: Ik zag het aan hun gezicht. Ze zeiden kom mee en trokken me gelijk. [medeverdachte 4] trok mij aan mijn capuchon. Ze zeiden allemaal dat ik mee moest komen. Ze bedreigde mij dat ik mee moest lopen, anders zouden ze mij pakken. Daar bedoelde ze dan mee dat ze me een andere keer zouden slaan.
Opmerking moeder:
Ik wil even toevoegen dat wij naar de plek gegaan zijn waar [slachtoffer 4] in elkaar is geslagen en in het water is gegooid. Wij hebben dit gefilmd. Ik laat u een filmpje zien.
Opmerking verbalisant:
Ik zag op het filmpje dat er uitgelegd werd dat [slachtoffer 4] op een balustrade moest lopen. Deze balustrade voorkomt dat je vanaf het trottoir het water in kunt gaan. Ik schat dat deze meer dan een meter hoog is.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt op 20 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 356-357):
Op 23 april 2021 had ik afgesproken met [slachtoffer 4] . We hadden afgesproken bij het kunstgras op de [plaatsnaam 2] . Daar zag ik [slachtoffer 4] . Ik was daar samen met [slachtoffer 4] en met nog heel veel andere mensen. Op een gegeven moment zei een van de jongens, ik dacht [medeverdachte 3] , tegen [slachtoffer 4] : "Kom met ons mee”.
Toen liepen een aantal jongens samen met [slachtoffer 4] weg. Ik zag dat de volgende jongens met [slachtoffer 4] weg liepen:
[medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 7] .
Ik zag dat de jongens de [plaatsnaam 2] verder opliepen in de richting van [plaatsnaam 8] .
Ongeveer 15 minuutjes later zag ik aan aantal van deze jongens weer terug lopen. Ik zag toen [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en Soufyan weer terug komen lopen. Ik zag dat we weer terug kwamen lopen over de [plaatsnaam 2] . Ze hadden volgens mij de zelfde weg terug gelopen. Ik vond het gek dat [slachtoffer 4] er niet bij was. Ik dacht hij is vast geslagen. Toen ging ik hem bellen. Ik heb hem twee keer gebeld. De tweede keer nam hij op. Toen zei hij: "Ik ben nu bij het [plaatsnaam 9] in Leiden”.
Ik ben er toen naartoe gelopen. Toen ik daar was zag ik dat [medeverdachte 4] bij hem was. Ik zag dat [slachtoffer 4] helemaal nat was en een kapot gezicht had.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 291):
2a_Clip (April 23 2021 at 557 PM).mp4
Op afspeelpunt 55:43 zie ik een groep personen vanuit de linker bovenzijde van het cameraperspectief komen lopen, vanuit, dan wel vanuit de nabijheid van het voetbalveldje welke gelegen is aan de [plaatsnaam 2] en de [plaatsnaam 4] .
Aan de voorzijde van voorgenoemde groep zie ik twee personen, namelijk [Jongen met Pet/Vermoedelijk [Jongen 9]] welke loopt naast [Aangever/Slachtoffer]. Ik zie dat [Jongen met Pet/Vermoedelijk [Jongen 9]] met zijn linkerhand de capuchon van [Aangever/Slachtoffer] vast heeft.