ECLI:NL:RBDHA:2022:13201
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond verklaard in bestuursrechtelijke zaak over schadevergoeding en niet tijdig beslissen
Op 4 mei 2020 heeft de opposant beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft op 14 januari 2022 dat beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld, dat op 14 november 2022 is behandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de wettelijke beslistermijnen niet van toepassing zijn op verzoeken om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van de opposant niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, waardoor zij niet bevoegd was om hierover te oordelen.
De rechtbank heeft in de verzetzaak enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan. De opposant voerde aan dat zijn verzoek niet goed was gelezen en dat hij het niet eens was met de hoogte van de opgelegde bestuursrechtelijke premie. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het beroep van de opposant correct was opgevat en dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het verzoek om schadevergoeding niet ontvankelijk was. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen onrechtmatig besluit was, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat het betoog van de opposant over de uitvoering van de besluiten door het CAK lijkt te wijzen op een executiegeschil, dat bij de civiele voorzieningenrechter moet worden aangebracht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.