ECLI:NL:RBDHA:2022:13170
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke aanvraag op 17 februari 2022 door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep te bevatten. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om deze gronden binnen een bepaalde termijn in te dienen, maar heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens, na herhaalde verzoeken, geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, wat betekent dat het niet inhoudelijk werd behandeld. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.