ECLI:NL:RBDHA:2022:13165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
09-065792-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige verdachte voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en bezit van MDMA

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het in vereniging plegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld, alsook van het bezit van MDMA. De feiten vonden plaats tussen 1 en 6 december 2020 in Leiden, waar de verdachte samen met anderen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft beroofd van hun vrijheid en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 2] gedurende bijna elf uur heeft vastgehouden, waarbij hij werd geblinddoekt en vastgebonden met tie-wraps. De verdachte heeft [slachtoffer 2] gedwongen om zijn bankgegevens en codes te geven, waarna er aanzienlijke bedragen van zijn rekening zijn opgenomen. De rechtbank heeft de verdachte voor deze feiten veroordeeld tot een jeugddetentie van 130 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 150 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 6.170,79 toegewezen aan [slachtoffer 2]. De vordering van ING Bank N.V. is niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 09-065792-21
Datum uitspraak: 8 december 2022
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de zitting van 24 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E.M. Wösten en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. F.T. Sakrak naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt, samengevat en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, ervan beschuldigd dat hij
- in de periode van 1 december 2020 tot en met 6 december 2020 in Leiden met anderen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden (feit 1),
- in de periode van 1 december 2020 tot en met 2 december 2020 in Leiden met anderen heeft geprobeerd een diefstal met geweld te plegen tegen [slachtoffer 1] (feit 2);
- in de periode van 1 december 2020 tot en met 2 december 2020 in Leiden met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen (feit 3);
- in de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 in Leiden met anderen
een diefstal met geweld heeft gepleegd tegen T. [slachtoffer 2] (feit 4);
- in de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 in Leiden met anderen
T. [slachtoffer 2] heeft afgeperst (feit 5);
- op 9 maart 2021 in Leiden opzettelijk een materiaal dat MDMA bevat, aanwezig heeft had (feit 6).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Vrijspraak feiten 2 en 5
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de feiten 2 en 5 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering vrijspreken.
3.2
Bewijsoverwegingen feit 1, partiële vrijspraak
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte met anderen de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
In de zaak van de aangever [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) bestond de vrijheidsberoving uit het omsingelen en slaan van [slachtoffer 1] , waardoor hij in het water van een sloot terechtkwam, waarna de verdachten geruime tijd om hem heen bleven staan en hij het water niet uit kon of durfde te gaan.
In de zaak van de aangever [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) bestond de vrijheidsberoving uit het vasthouden van [slachtoffer 2] gedurende bijna elf uur, terwijl hij was vastgebonden met tie-wraps, en werd vervoerd en bewaakt.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
De verdachte is op geen enkele wijze bij het op 1 december 2020 tegen [slachtoffer 1] gepleegde feit betrokken geweest. Hij was niet in het park. Uit de zendmastgegevens blijkt niet dat hij daar wel is geweest. Bovendien zijn de telefonische contacten gedurende die avond met [medeverdachte] , die heeft bekend daar wel aanwezig te zijn geweest, juist een aanwijzing voor het tegendeel.
Voorzover het feit ziet op [slachtoffer 2] , is de betrokkenheid van de verdachte beperkt tot het uitlenen van zijn scooter. Van opzet op het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving is daarom geen sprake.
3.2.3
Beoordeling
Ten aanzien van [slachtoffer 1] :
De rechtbank is van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat onvoldoende vast is komen te staan dat de verdachte ten tijde van de wederrechtelijke vrijheidsberoving in [locatie 1] aanwezig was. De weinig specifieke zendmastgegevens en het hebben van telefonisch contact met [medeverdachte] is daarvoor onvoldoende. Omdat vaststaat dat het incident gefilmd is, maakt het feit dat de verdachte de dag na het incident op Instagram heeft geschreven dat “ [naam 1] ook de sloot in gingen” en dat dat “chaos was”, dat niet anders. De rechtbank zal de verdachte daarom gedeeltelijk vrijspreken van feit 1, namelijk voorzover het tenlastegelegde [slachtoffer 1] betreft.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] :
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van [medeverdachte] staat vast dat [slachtoffer 2] in de avond van 5 december 2020 in een park naar de grond is gewerkt door een aantal jongemannen en vervolgens bijna 11 uur lang is vastgehouden, vastgebonden met tiewraps, geblinddoekt en bewaakt. Hij is zijn auto ingetrokken en vervoerd naar een woning. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij degene was die bij hem is gebleven. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er mannen (met zijn pinpas) weggingen en dat er mannen waren die bij hem bleven. Er is in de ochtend van 6 december een aantal keer met de pinpas van [slachtoffer 2] gepind, eerst op [locatie 2] en later op [locatie 3] . Op de camerabeelden bij [locatie 2] is te zien dat daar de scooter van de verdachte en zijn helm werden gebruikt. Niet is komen vast te staan dat de verdachte op dat moment de scooter bestuurde.
Uit de historische telefoongegevens van de telefoon van de verdachte volgt dat hij tussen de avond van 5 en de ochtend van 6 december 2020 zeven keer naar [medeverdachte] heeft gebeld en dat de zendmastgegevens van zijn telefoon in die periode kunnen aansluiten bij de locaties waar [slachtoffer 2] verbleef en bij het pinmoment in [locatie 3] . De telefoon van de verdachte lijkt grotendeels te zijn gewist en bevat wel locatiegegevens waaruit blijkt dat deze telefoon zich op 6 december 2020 om 6.53 uur op [locatie 4] in Leiden heeft bevonden en dat is op 20 meter afstand van de auto van [slachtoffer 2] . In de telefoon van [medeverdachte] wordt een chatbericht gevonden waarin [verdachte] op 5 december 2020 om 20:20 uur tegen [medeverdachte] zegt dat hij naar ' [naam 2] ' moet komen en "we gaan hotel of pedo". [medeverdachte] zegt dat hij daarheen komt en [verdachte] zegt dat hij met iedereen is. In een getapt telefoongesprek vanuit de justitiële inrichting heeft de verdachte gezegd dat hij te maken heeft met het feit waarbij iemand de auto in is gesleept, dat de man is vastgepakt en door anderen wel is geslagen en dat hij later pas besefte wat hij had gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande, alles in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte betrokken is geweest bij de handelingen die [slachtoffer 2] heeft beschreven en dat zijn rol dus verder ging dan enkel het uitlenen van zijn scooter. Feit 1 zal in zoverre dus bewezen worden verklaard.
3.3
Bewijsoverwegingen feit 3, vrijspraak
Op grond van dezelfde overwegingen als hiervoor in 3.2.3 vermeld is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van feit 3 moet worden vrijgesproken.
3.4
Bewijsoverwegingen feit 4
3.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft, naast het bewijs voor feit 1, gewezen op de informatie over geweldshandelingen, afgenomen geld en goederen, het pinnen met een pas van het slachtoffer en de verplaatste auto van de aangever.
3.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft zijn scooter en zijn helm uitgeleend en haalde die in de ochtend van 6 december 2020 op.
3.4.3
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de aangifte van [slachtoffer 2] , de verklaring van [medeverdachte] , de aangifte van [benadeelde partij] en het feit dat de auto van [slachtoffer 2] de volgende dag ergens anders is teruggevonden dan waar hij hem had geparkeerd, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is van diefstal met geweld jegens [slachtoffer 2] . Met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij (ook) dit feit, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor in rechtsoverweging 3.2.3 heeft overwogen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte ook feit 4 heeft gepleegd.
Nu de verdachte deel uitmaakte van de dadergroep die [slachtoffer 2] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofde zoals hiervoor onder 1 is overwogen, en de feitelijke handelingen deels samenvallen met de hiervoor bewezen geachte diefstal met geweld door dezelfde dadergroep gericht tegen hetzelfde slachtoffer, is sprake van een eendaadse samenloop van de feiten 1 en 4.
3.5
Bewijsoverwegingen feit 6
3.5.1
Het standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.5.3
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit feit op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen.
In
bijlage IIheeft de rechtbank de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 4 en 6(vul de feitaanduidingen in) tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1
hij in de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
- door [slachtoffer 2] (op de openbare weg en in een woning) vast te pakken en vast te binden met tie-wraps, en te vervoeren en (gedurende enige tijd, met geweld) gevangen te houden en te bewaken;
4
hij in de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met pasjes en een auto ( [kenteken] ) en (auto- en huis-)sleutels en een Apple Watch en een telefoon en geld (in totaal EUR 21.000), die aan [slachtoffer 2] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
enom, het bezit van het gestolene te verzekeren, door [slachtoffer 2] vast te pakken en vast te binden met tie-wraps en (gedurende enige tijd) gevangen te houden en te bewaken en tegen zijn lichaam te stompen en te slaan en te trappen en een metalen voorwerp tegen de rug van [slachtoffer 2] te houden en te duwen, en (vervolgens) zijn ( [slachtoffer 2] ) kleding te doorzoeken en die portemonnee met pasjes en (auto- en huis-)sleutels en Apple Watch en telefoon af te pakken en [slachtoffer 2] door middel van dit geweld te dwingen zijn duim op zijn telefoon te leggen (om deze te ontgrendelen) en zijn codes van zijn telefoon en zijn bankierenapp en zijn pinpas te noemen en geld over te maken van zijn spaarrekeningen naar zijn betaalrekening;
6.
hij op 9 maart 2021 te Leiden opzettelijk aanwezig heeft gehad 19,1 gram van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.(vul de feitaanduidingen in)

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt opgelegd, met toepassing van het strafrecht voor jeugdigen:
- een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafbepaling rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Daarnaast kijkt de rechtbank naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor minderjarigen en LOVS-afspraken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Via een datingsite is onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt waarbij gebruik werd gemaakt van de naam “ [username] ”, welke naam was gekoppeld aan een account dat door een medeverdachte was aangemaakt. Het slachtoffer werd toen hij aankwam bij de afspraak door meerdere mannen belaagd en daarna gedurende ongeveer elf uur in de nacht gegijzeld gehouden. Hij is daarbij geblinddoekt, vastgebonden met tie-wraps, in zijn auto getrokken en vervoerd naar een andere locatie, terwijl hij werd beroofd van goederen, waaronder zijn telefoon, apple-watch en auto. Hij is gedwongen zijn telefoon te openen en de codes voor zijn bankieren-app en zijn pinpas af te geven, waarna overschrijving van spaarsaldi heeft plaatsgevonden en in een aantal (pin-)transacties uiteindelijk in totaal € 21.000,- is overgeschreven/opgenomen.
De verdachte heeft samen met anderen afspraken gemaakt via een homodatingsite om vervolgens, onder het mom van ‘idealistische overwegingen’ en ‘pedojagen’, op vergaande wijze voor eigen rechter te spelen en snel geld te verdienen. Dit handelen is onacceptabel. Het is een zorgelijke ontwikkeling dat dit soort situaties, waarbij er van wordt uitgegaan dat slachtoffers geen aangifte zullen doen, vaker aan de orde zijn in de samenleving en het moet duidelijk zijn dat dit handelen niet wordt getolereerd.
Deze feiten maken een enorme inbreuk op de vrijheid en lichamelijke integriteit van de slachtoffers en veroorzaken angst bij hen die nog jaren kan voortduren. Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en evenmin voor de eigendommen van anderen. Daarnaast heeft de verdachte een flinke hoeveelheid MDMA voor handen gehad. Deze harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en de productie en de verspreiding ervan werken criminaliteit in de hand. De verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen.
Strafblad
Blijkens zijn strafblad is de verdachte twee keer veroordeeld tot betaling van een geldboete. Een van deze veroordelingen is uitgesproken na de onderhavige feiten, zodat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten die over de verdachte zijn opgemaakt door Reclassering Nederland en door psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw. Het laatste rapport is ouder dan een jaar, en de rechtbank zal daarom terughoudend zijn bij het betrekken van de informatie uit dit rapport.
De psycholoog constateerde bij de verdachte een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, ook ten tijde van de feiten, en adviseerde hem de feiten in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog zag hierin wel een contra-indicatie voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Naar aanleiding van het psychologisch onderzoek werd de verdachte bij De Waag aangemeld. Hoewel hij in eerste instantie geen meerwaarde zag in de ambulante behandeling, heeft de verdachte hier goed aan meegewerkt en werd de behandeling inmiddels positief afgesloten. De reclassering en ook de behandelaar van de verdachte bij De Waag herkennen bij de verdachte niet dat sprake zou zijn van antisociale persoonlijkheidstrekken zoals die door de psycholoog destijds werden gesignaleerd. De verdachte houdt zich goed aan de afspraken met de reclassering en er zijn geen signalen geweest van overtreding van zijn voorwaarden.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Men ziet aanwijzingen voor zwakbegaafdheid, betrokkene heeft moeite met het inschatten van de gevolgen van zijn handelen en is kwetsbaar voor beïnvloeding vanuit zijn omgeving. Er zijn ook pedagogische mogelijkheden, met name op het gebied van ontvankelijkheid voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen.
Omdat het huidige toezicht goed verloopt en geen noodzaak is gevonden voor een interventie die alleen via de jeugdreclassering beschikbaar is, adviseert de reclassering een meldplicht bij de volwassenenreclassering.
Uit het onderzoek komen weinig problemen naar voren op het gebied van praktische zaken. Betrokkene woont bij zijn vriendin en haar ouders en er is sprake van een zinvolle dagbesteding. Hij werkt bij het bedrijf van zijn vader én bij het bedrijf van zijn schoonvader en genereert hiermee een stabiel inkomen. Ten tijde van onderhavige verdenking waren met name zijn sociaal netwerk, houding en psychosociaal functioneren zorgelijk te noemen. De verdachte is kwetsbaar voor negatieve beïnvloeding door zijn omgeving en kan de gevolgen van zijn gedrag niet goed inschatten. Hoewel hier tijdens de ambulante behandeling al sterk op is ingezet en hij afstand heeft gedaan van zijn negatieve sociaal netwerk, is het gelet op zijn verstandelijke vermogens belangrijk dat dit met hem herhaald blijft worden.
De ambulante behandeling heeft geresulteerd in een positieve verandering in de houding van de verdachte. Hij is aangemeld bij Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor voor ondersteuning bij zijn geldzaken. Hoewel de verdachte stappen in de goede richting heeft gezet, vindt de reclassering voortzetting van het reclasseringstoezicht geïndiceerd om te zien in hoeverre het geleerde bij hem beklijft.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag-gemiddeld.
Er is geen contra-indicatie voor oplegging van een werkstraf.
Het strafadvies luidt:
oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden
-meldplicht bij de reclassering;
-meewerken aan begeleiding door Materieel Juridische Dienstverlening,
met toezicht door Reclassering Nederland.
Toepassing van het jeugdstrafrecht en toerekenbaarheid
De rechtbank kan - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank ziet hiervoor, ondanks de houding van de verdachte die naar haar oordeel berekenend en volwassen aandoet, aanleiding nu er aanwijzingen worden gezien voor zwakbegaafdheid, de verdachte moeite heeft met het inschatten van de gevolgen van zijn handelen en hij kwetsbaar is voor beïnvloeding vanuit zijn omgeving terwijl er pedagogische mogelijkheden zijn, met name op het gebied van ontvankelijkheid voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen. Hiermee wordt, door voortschrijdend inzicht, afgeweken van het door de psycholoog gegeven advies over de toepassing van het jeugdstrafrecht. Nu de bevindingen van de psycholoog kennelijk enigszins achterhaald zijn, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de verdachte, overeenkomstig dat advies, verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn met 4 maanden overschreden. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
De verdachte heeft 41 dagen in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 21 april 2021, dus meer dan anderhalf jaar goed aan de hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden, die hem vooruit hebben geholpen, maar ook een beperking van zijn vrijheid met zich meebrachten.
Gelet op het bovenstaande en gezien het feit dat de verdachte zijn leven beter op orde lijkt te hebben, zal de rechtbank een straf opleggen die niet tot gevolg heeft dat hij terug naar een jeugdgevangenis hoeft. Er zal echter wel moeten worden afgerekend voor de zeer ernstige feiten en daarom zal de rechtbank naast een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een lange voorwaardelijke jeugddetentie en een fikse werkstraf opleggen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de geadviseerde voorwaarden verbinden, zodat begeleiding en toezicht door de Reclassering Nederland mogelijk blijven en er voor de verdachte een stok achter de deur blijft, die hem moet weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd en heeft een schadevergoeding gevorderd van € 6.170,79, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Dit bedrag bestaat uit € 2.170,79 voor materiële schade en € 4.000,- voor immateriële schade.
[benadeelde partij]heeft zich als benadeelde partij gevoegd en heeft een schadevergoeding gevorderd van € 9.508,77, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is opgebouwd uit aan [slachtoffer 2] uitgekeerde schadevergoeding inclusief rente van € 21.028,77, onderzoekskosten van € 480,- euro en verminderd met een veiliggesteld saldo van € 12.000,-.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] hoofdelijk moet worden toegewezen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair vanwege onvoldoende onderbouwing. Een aantal posten voor materiële schade worden door de raadsman als onvoldoende onderbouwd, althans bij gebrek aan rechtstreeks verband betwist. Voor zover vergoeding voor immateriële schade wordt gevorderd, bepleit de raadsman deze niet-ontvankelijk te verklaren vanwege onvoldoende onderbouwing en subsidiair wordt verzocht om matiging tot een bedrag van
€ 2.000,00.
De vordering van [benadeelde partij] moet volgens de raadsman niet-ontvankelijk worden verklaard omdat vrijspraak is bepleit, althans geen sprake is van rechtstreekse schade.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Benadeelde partij
[slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 4 bewezenverklaarde feiten.
De vordering is ten aanzien van de materiële schade voldoende onderbouwd. Zo acht de rechtbank de vergoeding voor verlof niet onredelijk hoog, de gevraagde reiskosten redelijk, de kosten voor het vervangen van huissleutels en een portemonnee toewijsbaar nu deze goederen van de benadeelde partij zijn buitgemaakt en hij deze niet heeft teruggekregen.
Het gevorderde bedrag voor immateriële schade acht de rechtbank, mede gelet op de aard, duur en ernst van wat de benadeelde heeft moeten doorstaan, passend.
De rechtbank zal de vordering dus hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf 5 december 2020, nu is vast komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.170,79, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2020, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal de maximale gijzeling bepalen op 0 dagen, omdat dit bij toepassing van het jeugdstrafrecht gebruikelijk is.
De rechtbank zal bepalen dat betaling van (een deel) van de vordering aan de benadeelde partij door de verdachte, in mindering komt op de betalingsverplichting aan de Staat, dan wel aan de benadeelde partij, en dat dat ook andersom geldt.
7.3.2
[benadeelde partij] , feit 4
De rechtbank overweegt dat ING Bank niet-ontvankelijk is in de vordering, nu niet gesteld of gebleken is op welke manier de verdachte onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens ING Bank. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat sprake is van rechtstreeks uit de strafbare feiten voortvloeiende schade zoals bedoeld is in artikel 51 f Sr. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld is ook geen sprake van verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek.
ING Bank kan haar vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, en
2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 en 6
tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
1.
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
4.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
6.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf en maatregel
veroordeelt de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van
130 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, te weten
89 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. meewerkt aan een schuldhulpverleningstraject bij de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan de
Reclassering Nederlandtot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
3. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
4. medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
150 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
75 dagen;
schadevergoeding
benadeelde partij[slachtoffer 2]; ten aanzien van feiten 1 en 4
wijst de vordering ad
€ 6.170,79,
hoofdelijktoe, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen met ingang van 5 december 2020 tot de dag waarop de vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ten behoeve van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil, en in de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de
hoofdelijke verplichtingom
€ 6.170,79 aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen ingaand 5 december 2020 tot de dag waarop het bedrag is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer 2];
bepaalt de maximale gijzeling als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, op 0 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere (in zoverre) doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
schadevergoeding
[benadeelde partij]; ten aanzien van feit 4
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Peters, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. A.M. Gruschke, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 8 december 2022.
Bijlagen:
I tekst tenlastelegging
II bewijsmiddelen
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met
6 december 2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd
gehouden,
- door (dreigend) op korte afstand van [slachtoffer 1] te blijven staan
en/of met stokken te slaan, waardoor [slachtoffer 1] (gedurende enige
tijd) niet kon wegkomen en/of durfde weg te komen, althans niet uit
een sloot kon komen en/of durfde te komen; en/of
- door [slachtoffer 2] (op de openbare weg en/of in een woning) vast te
pakken en/of vast te binden met tie-wraps, althans te overmeesteren
en/of overmeesterd te houden en/of te vervoeren en/of (gedurende
enige tijd, met geweld) vast, dan wel gevangen te houden en/of te
bewaken;
(art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 2 december
2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
(auto)sleutels en/of een pinpas en/of een ID-kaart, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
weg te nemen
met het oogmerk om het zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
(dreigend) op korte afstand van [slachtoffer 1] heeft/hebben gestaan en/of
(gedurende enige tijd) is/zijn blijven staan en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben
geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of getrokken tegen en/of aan het
lichaam, en/of met stokken op en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, van [slachtoffer 1]
heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 2 december 2020 te
Leiden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (auto)sleutels en/of een pinpas en/of een
ID-kaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk
geval aan [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n)
(dreigend) op korte afstand van [slachtoffer 1] heeft/hebben gestaan en/of
(gedurende enige tijd) is/zijn blijven staan, en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben
geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of getrokken tegen en/of aan het
lichaam, en/of met stokken op en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, van die
[slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2020 tot en met
6 december 2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee met pasjes en/of een auto ( [kenteken] ) en/of (auto- en/of
huis-)sleutels en/of een Apple Watch en/of een telefoon en/of geld (in totaal EUR
21.000, althans een geldbedrag),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
door [slachtoffer 2] vast te pakken en/of vast te binden met tie-wraps en/of
(gedurende enige tijd) vast, dan wel gevangen te houden en/of te bewaken en/of
tegen zijn lichaam te stompen en/of te slaan en/of te
trappen en/of een metalen voorwerp tegen de rug, althans het lichaam, van die
[slachtoffer 2] te houden en/of te duwen, en/of (vervolgens) zijn ( [slachtoffer 2] ) kleding te
doorzoeken en/of (vervolgens) die portemonnee met pasjes en/of (auto- en/of
huis-)sleutels en/of Apple Watch en/of telefoon af te pakken en/of [slachtoffer 2]
door middel van dit geweld te dwingen zijn duim op zijn telefoon te leggen (om
deze te ontgrendelen) en/of zijn codes van zijn telefoon en/of zijn bankierenapp
en/of zijn pinpas te noemen en/of geld over te maken van zijn spaarrekeningen
naar zijn betaalrekening;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 te
Leiden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met pasjes en/of
een auto ( [kenteken] ) en/of (auto- en/of huis-)sleutels en/of een Apple
Watch en/of een telefoon en/of geld (in totaal EUR 21.000, althans een geldbedrag),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval
aan [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n),
door [slachtoffer 2] vast te pakken en/of vast te binden met tie-wraps en/of
(gedurende enige tijd) vast, dan wel gevangen te houden en/of te bewaken en/of
tegen zijn lichaam te stompen en/of te slaan en/of te trappen en/of een metalen
voorwerp tegen de rug, althans het lichaam, van [slachtoffer 2] te houden en/of te
duwen, en/of (vervolgens) zijn ( [slachtoffer 2] ) kleding te doorzoeken en/of die R.M.
[slachtoffer 2] door middel van dit geweld te dwingen zijn duim op zijn telefoon te leggen
(om deze te ontgrendelen) en/of zijn codes van zijn telefoon en/of zijn
bankierenapp en/of zijn pinpas te noemen en/of geld over te maken van zijn
spaarrekening naar zijn betaalrekening;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Leiden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van
onderzoek GROEN/ DH6R0200069, van de politie eenheid Den Haag, District Leiden en Bollenstreek (doorgenummerd pagina 1 t/m 1071, waarvan 765 tm 817 dubbel genummerd zijn en in dossier D en dossier E worden onderscheiden).
Ten aanzien van feit 1
1.
- het proces-verbaal van
bevindingen verklaring slachtoffer, opgemaakt op 6 december 2020 (pag. 227 t/m 232):
Op 6 december 2020 rond 15.00 heb ik gesproken met [slachtoffer 2] .
Ik hoorde hem het volgende verklaren:
Ik ben via homo-datingsite Romeo in gesprek geweest met een jongen die zich voordeed als “ [username] ”.
Gisterenavond 5 december 2020 wilde hij afspreken. Hij gaf mij het adres [locatie 4] in Leiden. Ik was daar om 23.10 uur. Ik ging er vanuit dat de jongen die ik daar ontmoette, de [username] was met wie ik gechat had. We staken een vrij modderig stukje over. Kort daarna kwamen er drie of vier mannen tevoorschijn.
Ik werd naar de grond gewerkt en geslagen. Ik werd in de berm of de bosjes getrokken.
Twee gasten gingen naar mijn idee weg. Daarna werd er ook meerdere keren gebeld door de mannen. Twee van de mannen moesten mij bewaken. Later werd ik nog verder weg van het pad meegenomen. Ik moest weer op de grond gaan liggen.
Ik heb een tijd op een boomstam gezeten. Toen ik die boomstronk zat kreeg ik een tie-wrap om.
Ik werd vervolgens meegenomen naar een klimrek iets verder in het parkje. Ze hebben de tie-wrap weer losgemaakt.
Er kwamen af en toe mannen terug en gingen dan weer weg. Ik vermoed dat ik tussen 3 en 4 uur ben verplaatst naar mijn auto. Ik moest half in de achterbak en half op de achterbank van mijn auto gaan liggen. In de auto kreeg ik weer een tie-wrap om. Twee mannen zijn voorin gaan zitten. Ze stapten soms uit en weer in.
Op een gegeven moment hebben ze mij achterop een scooter gezet. Ik zag dat we over de brug van het kanaal reden. De scooter werd neergezet en ik werd van de scooter af getrokken en een bovenwoning in gesleept.
Ik werd in een kamer neergezet. Ik moest op de grond gaan zitten.
Ik werd vervolgens naar beneden begeleid. Ik moest achterop op de scooter gaan zitten, iemand ging achter mij zitten. We zijn gaan rijden en ik werd op [locatie 5] in Leiden afgezet om 9.45 uur.
2.
- het proces-verbaal
bevindingen iPhone 7 [medeverdachte], opgemaakt op 16 maart 2021 (pag. 779 t/m 795, met bijlagen t/m pag. 920):
Op 2 maart 2021 is bij de aanhouding van de verdachte [medeverdachte] onder andere een iPhone 7 onder
hem in beslag genomen. De telefoon is uitgelezen en de uitgelezen data is door mij onderzocht.
(op pag. 786)
Chat met contact [verdachte]
Op de telefoon van [medeverdachte] trof ik een WhatsApp chatgesprek aan tussen [medeverdachte] en [verdachte] , gevoerd tussen 27 januari 2020 en 24 februari 2021.
Op 5 december 2020 om 19.10 uur vraagt [verdachte] waar [medeverdachte] is. [verdachte] zegt om 20:20 uur dat [medeverdachte] naar “ [naam 2] ” moet komen. Hij zegt vervolgens "we gaan hotel of pedo". [medeverdachte] zegt dat hij daar heen komt en vraagt met wie [verdachte] is. [verdachte] zegt met iedereen.
Op 6 december 2020 om 06:10 uur stuurt [verdachte] "eh" naar [medeverdachte] . Om 10:33 uur vraagt [verdachte] waar [medeverdachte] is. [medeverdachte] reageert hier niet op.
3.
- het proces-verbaal
verhoor van [medeverdachte], opgemaakt op 11 maart 2021 (pag. 481 tm 494):
(op pag. 486, 487)
Met hem werd ook afgesproken.
Ik was degene die hem vasthield.
Hij wordt gepakt. Vastgehouden. Gewacht tot de volgende ochtend. Gelijk weer vrijgelaten.
Die dag waren we niet met zo een grote groep. Met drie of vier waren we toen.
4.
- het proces-verbaal
bevindingen Samsung [verdachte], opgemaakt op 9 april 2021 (pag. 990 t/m 993):
Op 9 maart 2021 is in de slaapkamer van de verdachte [verdachte] een Samsung Galaxy A01 in beslag genomen. Deze telefoon is uitgelezen.
[telefoonnummer]
Locatiegegevens
(op pag. 992):
Op 6 december 2020 om 6:53 uur wordt de [locatie 4] in Leiden opgeslagen. Deze locatie bevindt zich ongeveer twintig meter van de locatie waar de auto van de aangever [slachtoffer 2] geparkeerd stond en waar hij een deel van de tijd is vastgehouden. [medeverdachte] verklaarde in zijn verhoor op 11 maart 2021 dat [slachtoffer 2] op 6 december 2020 omstreeks 6:00 uur is vastgehouden in zijn auto voor de duur van twee uur. [slachtoffer 2] had eerder verklaard dat zijn auto geparkeerd stond in een zijstraat van [locatie 4] . Op dit moment was de telefoon van [verdachte] dus ook op die locatie.
(op pag. 993):
5.
- de
aangifte namens [benadeelde partij]op 11 maart 2021 (pag. 717 t/m 721)
Op 6 december 2020 is een signaal ontvangen betreffende onregelmatig gedrag, betreft rekening ten name van [slachtoffer 2] . Diverse ontsparingen, geldopnames en een uitgaande overboeking hadden ten laste van de betaalrekening plaatsgevonden.
Transacties:
07-12-2020 ABNAMRO LEIDEN NLD GM - 2.000,00
Pasvolgnr: 007 06-12-2020 08:25
07-12-2020 ABNAMRO LEIDEN NLD GM - 2.000,00
Pasvolgnr: 007 06-12-2020 08:22
07-12-2020 ABNAMRO LEIDEN NLD GM - 2.000,00
Pasvolgnr: 007 06-12-2020 08:24
07-12-2020 ABNAMRO LEIDEN NLD GM - 2.000,00
Pasvolgnr: 007 06-12-2020 08:25
07-12-2020 Geldmaat LEIDEN NLD GM - 800,00
Pasvolgnr: 007 06-12-2020 07:09
07-12-2020 Geldmaat LEIDEN NLD GM - 200,00
Pasvolgnr: 007 06-12-2020 07:10
06-12-2020 NL92INGB0661041530 [naam 3] AU GT -12.000,00
IBAN: NL92INGB0661041530
Datum/Tijd: 06-12-2020 09:31:10
6.
- het proces-verbaal van
bevindingen Telio Tap [verdachte], opgemaakt op 7 april 2021 (pag. 798 t/m 804):
(op pag. 799)
Teneinde mogelijk ondersteunend bewijs te vergaren binnen onderzoek GROEN werd besloten een Teliotap aan te sluiten met betrekking tot [verdachte] , onder Telionummer 3011678135, gedetineerd in [instelling] .
Bij het uitluisteren van gesprekken gevoerd over deze lijn zijn de volgende bijzonderheden naar voren gekomen.
1. maart 2021, gesprek [verdachte] en [naam 4] .
[verdachte] : En euh het is gewoon ... het was eigenlijk niet eens zo gepland, het was meer van .. euh .. het was toch in het nieuws van die pedo's in elkaar slaan en zo. En dat ze met jonge meisjes afspreken.
En toen opeens wou iemand met zijn pinpas gaan pinnen en zo. En toen moest die vastgehouden worden en zo. En tot de volgende dag.
[naam 4] : Ja. En was jij toen ook bij dat huis?
[verdachte] : Ja, maar niet de hele tijd.
[naam 4] : Maar heb jij ook iets bij hun gedaan.
[verdachte] : Nee sowieso niet geslagen of iets. Maar hij is wel gewoon natuurlijk vastgepakt.
[naam 4] : Ja, oh maar jij ok nou ja. Daar heb je dan misschien nog wel geluk mee dat je niet met allebei de zaken maar met eentje dan.
[verdachte] : Ja. En die andere hebben dat wel.
[naam 4] : Oh ja want je had zo'n 31 jarige man en die is in een auto in gesleept toch?
[verdachte] : Ja, en die daar heb ik wat mee te maken.
7
- het proces-verbaal van
bevindingen beelden geldmaat [locatie 2] Leiden, opgemaakt op 7 april 2021 (pag. 465 t/m 468):
In de nacht van 5 op 6 december 2020 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij het slachtoffer,
[slachtoffer 2] ook beroofd werd van zijn geld. Tijdens dit incident hebben de verdachten geld opgenomen van de bankrekening van het slachtoffer. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachten hebben gepind op 6 december 2020 omstreeks 07:10 uur bij een pinautomaat aan [locatie 2] te Leiden. Naar aanleiding van voorstaand incident werden de camerabeelden gevorderd van het moment dat de verdachten aan het pinnen waren. Hierop is het volgende waar te nemen.
Op het moment dat de verdachten met de scooter in beeld komen is het kenteken van deze scooter
zichtbaar. De cijfer/lettercombinatie lijkt vooralsnog het meest op FS9-33K.
Blijkens navraag gaat het hier om een Piaggio C38 op naam van:
[verdachte] . geboren 1 oktober 2002 te Leiden, woonachting op de Burgravenlaan 109 te Leiden.
8.
- het proces-verbaal van
bevindingen helm van [verdachte], opgemaakt op 12 maart 2021 (pag. 737 t/m 739):
De helm van [verdachte] zou bij [bedrijf] liggen omdat [verdachte] daar als bezorger werkzaam zou zijn en daar zijn eigen helm voor zou gebruiken. De eigenaar van de pizzeria pakte de helm van [verdachte] en overhandigde die mij. Ik heb de helm op de pinbeelden vergeleken met de helm van [verdachte] en heb hierbij de volgende bevindingen gedaan:
De helm van [verdachte] betreft een helm van het merk ROOF Boxer.
De helm op de camerabeelden betreft ook een helm van het merk ROOF Boxer. De opbouw, uiterlijk
en de locatie van de naam BOXER op de zijkant komen overeen met elkaar.
De helm van [verdachte] heeft enkele lakbeschadigingen die overeen komen met de helm op de camerabeelden.
1- Lakbeschadiging bovenzijde helm rechts.
Op de bovenzijde van een Roof Boxer helm zit een luchtinlaat met een schuif. Zie onderstaande
afbeelding van nieuwe Roof Boxer helm (foto van internet)
De helm op de camerabeelden en de helm van [verdachte] missen dit plaatje.
2- luchtinlaat met plaatje
3- Luchtinlaat zonder plaatje bij helm beelden en helm [verdachte]
4- Lakbeschadiging bovenzijde helm, midden in luchtinlaat
5- Lakbeschadiging bovenzijde helm links
Gezien bovenstaande lijkt het erop dat de helm op de camerabeelden van het pinnen en de helm van [verdachte] een en dezelfde helm zijn.
9.
- het proces-verbaal van
bevindingen onderzoek verkeersgegevens 31642840647 5/6 december 2020, opgemaakt op 8 maart 2021 (pag. 395 t/m 399):
Met een weggenomen pinpas werd op 6 december 2020 tussen 08:22 en 08:25 uur vier keer gepind
bij de pinautomaat van de ABN-AMRO bank aan [locatie 3] in Leiden.
Ik heb de door de officier van justitie gevorderde historische verkeersgegevens van het
telefoonnummer van [verdachte] onderzocht.
Op 5 en 6 december 2020 tussen 21:44 en 10:18 uur waren er zeven in en uitgaande contacten
geregistreerd tussen het telefoonnummer van [verdachte] en [medeverdachte] (31683941627).
Het [telefoonnummer] staat op naam van M. [verdachte] . Uit de opgenomen en afgeluisterde communicatie van het telefoonnummer blijkt dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer.
(op pag. 398)
Om 08:21 uur werden tijdens geregistreerde contacten de volgende zendmasten vermeld:
Starttijd CelllD Adres
08:21:34 58787851 [locatie 6] Leiden.
Ten aanzien van feit 4, aanvullend
10.
- het proces-verbaal van
bevindingen verklaring slachtoffer, opgemaakt op 6 december 2020 (pag. 227 t/m 232):
Op 6 december 2020 rond 15.00 heb ik gesproken met [slachtoffer 2] .
Ik hoorde hem het volgende verklaren:
Ik ben via homo-datingsite Romeo in gesprek geweest met een jongen die zich voordeed als “ [username] ”.
Gisterenavond 5 december 2020 wilde hij afspreken. Hij gaf mij het adres [locatie 4] in Leiden. Ik was daar om 23.10 uur. Ik ging er vanuit dat de jongen die ik daar ontmoette, de [username] was met wie ik gechat had. We staken een vrij modderig stukje over. Kort daarna kwamen er drie of vier mannen tevoorschijn.
Ik werd naar de grond gewerkt en geslagen. Ik werd in de berm of de bosjes getrokken. Ik werd op mijn schouder en hoofd gestompt. Ik kreeg een trap in mijn zij. Er werd een metalen staaf in mijn rug geduwd. Mijn spullen werden afgepakt. Er werd door gasten in mijn zakken gevoeld en er werden dingen uitgehaald. Ze hebben meer spullen afgepakt, onder andere mijn portemonnee met een hoop pasjes. Ik moest mijn inlog gegevens van mijn telefoon en de bankierenapplicatie afgeven. Ik moest mijn pincode geven van mijn bankpas. Ik heb dat gedaan doordat ik bang was dat mij iets zou overkomen. Ze hebben verder mijn telefoon, mijn autosleutels, mijn Apple watch en mijn huissleutels afgepakt.
Ze wilden mijn geld. Ik moest mijn duim op mijn telefoon doen om de telefoon zelf te ontgrendelen. Toen moest ik mijn code zeggen. Toen hebben ze hem daarmee ontlocked. Ik moest mijn bankieren code zeggen en ze zagen toen dat ik aardig wat geld had. Ik moest dat naar mijn betaalrekening overmaken.
Twee gasten gingen naar mijn idee weg. Twee van de mannen moesten mij bewaken. Later werd ik nog verder weg van het pad meegenomen. Ik moest weer op de grond gaan liggen.
Ik heb een tijd op een boomstam gezeten. Toen ik die boomstronk zat kreeg ik een tie-wrap om.
Ik werd vervolgens meegenomen naar een klimrek iets verder in het parkje. Ze hebben de tie-wrap weer losgemaakt.
Er kwamen af en toe mannen terug en gingen dan weer weg. Ik vermoed dat ik tussen 3 en 4 uur ben verplaatst naar mijn auto. Ik moest half in de achterbak en half op de achterbank van mijn auto gaan liggen. In de auto kreeg ik weer een tie-wrap om. Twee mannen zijn voorin gaan zitten.
Op een gegeven moment hebben ze mij achter op een scooter gezet. Ik zag dat we over de brug van het kanaal reden. De scooter werd neergezet en ik werd van de scooter af getrokken en een bovenwoning in gesleept.
Ik werd in een kamer neergezet. Ik moest op de grond gaan zitten.
Ik werd vervolgens naar beneden begeleid. Ik moest achterop op de scooter gaan zitten, iemand ging achter mij zitten. We zijn gaan rijden en ik werd op [locatie 5] in Leiden afgezet om 9.45 uur. Ik ben naar de parkeerplaats gelopen waar ik gisteren de auto had neergezet. Toen ik daar aankwam was de auto daar niet.
Ten aanzien van feit 6
11.
- de
kennisgeving van inbeslagneming(na pag. 1071, PL1400-2020368436-53):
Plaats: [adres] Leiden,
Datum: 9 maart 2021
Beslagene: [verdachte] .
Goednummer : PL1500-2020368436-2561497
Object : verdovende middelen. 4 stuks. Bijzonderheden: 4x zakjes gevuld en 2 lege rode zakjes.
12.
- het proces-verbaal van
bevindingen drugsonderzoekNfi-DENT, opgemaakt op 22 april 2021 (pag. 1015 t/m 1016):
Ik heb als labonderzoeker verdovende middelen, werkzaam bij Team Forensische Opsporing, afdeling Narcotica, op verzoek van politie Eenheid Den Haag, een inbeslaggenomen partij vermoedelijke verdovende middelen onderzocht.
Aantal: 1 Gripzakje.
Goednumrner PLlS00-2020368436-2561501
SIN goed: AAON7491NL.
Indicatieve testen: positief op vermoedelijk MDMA.
Omschrijving: een gripzakje met een bruinkleurige substantie in brokvorm met een totaal netto gewicht van 19.1 gram. Hier heb ik een nader te onderzoeken monster van gemaakt en voorzien van SIN:AAOT6428NL.
13.
- het
rapport NFiDENTvan 21 april 2021 door het Nederlands Forensisch Instituut (pag. 1017):
Onderzoeksmateriaal en conclusie:
Kenmerk: AAOT6428NL,
Omschrijving FO: brokken, bruin, uit 19,1 gram; aantal in onderzoek: een
Conclusie: bevat MDMA.