ECLI:NL:RBDHA:2022:13163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
09-058734-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor meervoudige vrijheidsberoving, poging tot afpersing en diefstal met geweld

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot afpersing en diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 240 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 tot 6 december 2020 in Leiden twee slachtoffers van hun vrijheid heeft beroofd. De feiten omvatten het omsingelen en mishandelen van de slachtoffers, waarbij één slachtoffer in het water werd geduwd en de ander gedurende bijna elf uur werd vastgehouden en mishandeld. De rechtbank achtte de poging tot afpersing en de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had eerder afspraken gemaakt via een datingsite, waarbij hij en zijn medeverdachten onder valse voorwendselen de slachtoffers naar een locatie lokten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid, en legde een deels voorwaardelijke straf op. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 6.170,79 aan de benadeelde partij toegewezen, terwijl de vordering van ING Bank N.V. niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-058734-21
Datum uitspraak: 8 december 2022
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de zittingen van 4 juni 2021 en 26 oktober 2021, telkens pro forma, en van 24 november 2022 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E.M. Wösten en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.C. Reehuis naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt, samengevat en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, ervan beschuldigd dat hij:
- in de periode van 1 december 2020 tot en met 6 december 2020 in Leiden met anderen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden (feit 1);
- in de periode van 1 december 2020 tot en met 2 december 2020 in Leiden met anderen heeft geprobeerd een diefstal met geweld te plegen tegen [slachtoffer 1] (feit 2);
- in de periode van 1 december 2020 tot en met 2 december 2020 in Leiden met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen (feit 3);
- in de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 in Leiden met anderen
een diefstal met geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] (feit 4);
- in de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 in Leiden met anderen
[slachtoffer 3] heeft afgeperst.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Vrijspraak feiten 2 en 5
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van de feiten 2 en 5.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor feit 2 en heeft zich ten aanzien van feit 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de feiten 2 en 5 niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De rechtbank zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering vrijspreken.
3.2
Bewijsoverwegingen feit 1
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte met anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
In de zaak van de [slachtoffer 1] bestond de vrijheidsberoving uit het omsingelen en slaan van [slachtoffer 1] , waardoor hij in het water van een sloot terechtkwam, waarna de verdachten geruime tijd om hem heen bleven staan en hij het water niet uit kon of durfde te gaan.
In de zaak van de [slachtoffer 2] bestond de vrijheidsberoving uit het vasthouden van [slachtoffer 2] gedurende bijna elf uur, terwijl hij was vastgebonden met tie-wraps, en werd vervoerd en bewaakt.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd zich aan het oordeel van de rechtbank voor zover het [slachtoffer 2] betreft.
Ten aanzien van de vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] heeft zij vrijspraak bepleit. Als er al sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving, hetgeen volgens de verdediging niet het geval was, heeft de verdachte daaraan geen wezenlijke bijdrage geleverd. De verdachte heeft [slachtoffer 1] juist willen helpen. Hij heeft daarom een stok naar hem uitgestoken en is zelf ook het water ingegaan. Bij de verdachte bestond niet de intentie om [slachtoffer 1] van zijn vrijheid te beroven.
3.2.3
De beoordeling
De rechtbank overweegt dat het feit voor zover het [slachtoffer 2] betreft, gezien de aangifte en de bekentenis van de verdachte bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens [slachtoffer 1] is hij in een park door ongeveer 15 mannen omsingeld en hebben die mannen hem geduwd en geslagen. Hij kwam vervolgens in het water terecht. De mannen bleven staan en hebben hem met takken geslagen. Pas toen de mannen na ongeveer 1,5 uur weggingen, durfde hij het water uit te komen. Door een trauma-chirurg werden daags na het incident een blauw oog en meerdere kneuzingen (met verdenkingen van fracturen) aan de kaak, ribben en schouderblad geconstateerd.
De verdachte heeft verklaard dat hij via Romeo een afspraak met [slachtoffer 1] heeft gemaakt en dat hij deel uitmaakte van de groep die rond [slachtoffer 1] bleef staan. [slachtoffer 1] is in het water gegleden en wilde er, waarschijnlijk uit angst voor wat de groep hem mogelijk zou aandoen, niet uit. De verdachte is in het water gesprongen om [slachtoffer 1] eruit te halen, maar [slachtoffer 1] begon met hem te vechten. De verdachte heeft verder verklaard dat hij daarna de groep heeft verlaten om thuis droge kleding aan te doen. Toen hij terugkwam was iedereen weg.
In de telefoon van de verdachte en van [medeverdachte] zijn chatberichten gevonden met de [medeverdachte] , waarin ze het hebben over het afspreken met pedo's en ze daarna “de kanker in slaan”. Op 1 december 2020 chat de verdachte dat er vanavond een kan om 21:00 uur en wordt er een locatie afgesproken.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er wel degelijk sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. [slachtoffer 1] is, terwijl hij door meerdere jongemannen in elkaar werd geslagen in het water terecht gekomen. De groep, waarvan ook de verdachte op dat moment deel uitmaakte is om [slachtoffer 1] heen blijven staan, waardoor [slachtoffer 1] het water niet uit durfde te komen. Hierdoor is de vrijheidsbeneming voltooid. Dat de verdachte het water is in gegaan om [slachtoffer 1] eruit te halen, hetgeen door [slachtoffer 1] overigens anders is ervaren, maakt dat niet anders, nu de rest van de groep nog steeds om [slachtoffer 1] heen bleef staan. De rechtbank ziet in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen aanknopingspunten voor het scenario dat de verdachte zich van de groep distantieerde of een ander doel voor ogen had dan de medeverdachten. Uit de in de telefoon van de verdachte gevonden chatberichten, blijkt eerder het tegendeel.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande feit 1 -ten aanzien van beide aangevers- wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Bewijsoverwegingen feit 3
3.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de poging tot afpersing van [slachtoffer 1] bewezen is, op grond van dezelfde bewijsmiddelen als gebruikt voor feit 1, aangevuld met de informatie uit de aangifte dat tegen [slachtoffer 1] is gezegd dat hij goederen moest afgeven en hij vervolgens werd geduwd en geslagen toen hij dat niet wilde doen. De geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] worden bevestigd door de medische informatie in het dossier en de chatberichten in de telefoon van de verdachte bevat chats met [medeverdachte] , waarin zij het hebben over “kk hard bossen”. Dat het opzet van de verdachten (ook) zag op de afgifte van geld en goederen wordt ondersteund door het feit dat zij dezelfde aanpak al eerder hanteerden bij de aangever “ [slachtoffer 4] ”, over wie de verdachte verklaarde dat hij daar ook bij is geweest, en later bij [slachtoffer 2] .
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak. Het was de verdachte en anderen niet om geld of goederen te doen maar om [slachtoffer 1] een lesje te leren. Er is geen bewijs voor een ander motief. Verdachte is op een bepaald moment naar huis gegaan en mogelijk is daarna tegen Dinckan gezegd dat hij spullen moest afgeven, maar daar heeft de verdachte niets mee te maken.
3.3.3
Beoordeling
Bij de beantwoording van de vraag of de groep verdachten uit was op geld en goederen van [slachtoffer 1] , en of de verdachte daarvoor verantwoordelijk gehouden moet worden, ziet de rechtbank in het onderzoek de volgende aanknopingspunten.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de mannen zijn pinpas en zijn autosleutels wilden hebben en dat hij weigerde die af te geven. Hij werd geslagen en geduwd en kwam in het water terecht, waar hij niet uitkwam tot de mannen weg waren.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat het de bedoeling was een filmpje van [slachtoffer 1] te maken en dat dat was gebeurd met als doel om hem te “
shamen”, en dat [slachtoffer 1] daarna in het water bleef omdat hij waarschijnlijk dacht dat de groep spullen van hem wilde hebben.
Dat de mannen inclusief de verdachte na het maken van het filmpje toch nog (veel) langer bij [slachtoffer 1] bleven terwijl deze in het water terecht was gekomen en daar bleef, ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] dat de groep meer van hem wilde, namelijk dat hij goederen af zou geven.
De verdachte heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] . Hij heeft ook verklaard dat de feiten steeds ernstiger werden en dat hij is geschrokken van wat er met [slachtoffer 2] is gebeurd. [slachtoffer 2] zou de eerste zijn geweest die ook beroofd werd. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] echter niet de eerste was bij wie het de verdachten om geld te doen was. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2020 door jongens is belaagd die geld wilden hebben. Ook hij maakte een afspraak via een dating site en werd bedreigd en gefilmd door twee jongens, die vervolgens ook zijn geld en zijn pinpas wilden hebben. De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte gelet hierop dan ook niet geloofwaardig. De modus operandi bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] vertoont sterke gelijkenis met hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard en ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte en anderen ook hebben geprobeerd [slachtoffer 1] geld of goederen afhandig te maken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Nu de verdachte deel uitmaakte van de groep die [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofde zoals hiervoor onder 1 is overwogen, en de feitelijke handelingen deels samenvallen met de hiervoor bewezen geachte poging tot afpersing door dezelfde dadergroep gericht tegen hetzelfde slachtoffer, zal de rechtbank feit 1 en feit 3 als eendaadse samenloop bewezen verklaren.
3.4
Bewijsoverwegingen feit 4
3.4.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.3
Beoordeling
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de eigen verklaring van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het medeplegen van diefstal met geweld tegen [slachtoffer 2] heeft schuldig gemaakt.
Nu de verdachte deel uitmaakte van de dadergroep die [slachtoffer 2] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofde zoals hiervoor onder 1 is overwogen, en de feitelijke handelingen deels samenvallen met de hiervoor bewezen geachte diefstal met geweld door dezelfde dadergroep gericht tegen hetzelfde slachtoffer, zal de rechtbank feit 1 en feit 4 als eendaadse samenloop bewezen verklaren.
In
bijlage IIheeft de rechtbank de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van feit 1 voor zover het Lodder betreft, en feit 4 heeft de rechtbank volstaan met een opsomming, nu de verdachte deze feiten heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4(vul de feitaanduidingen in) tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1
hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 6 december 2020 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
- door (dreigend) op korte afstand van die [slachtoffer 1] te blijven staan en met stokken te slaan, waardoor die [slachtoffer 1] (gedurende enige tijd) niet kon wegkomen en/of durfde weg te komen, en
- door die [slachtoffer 5] (op de openbare weg en in een woning) vast te pakken en vast te binden met tie-wraps, en te vervoeren en (gedurende enige tijd, met geweld) gevangen te houden en te bewaken;
3
hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 2 december 2020 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (auto)sleutels en een pinpas en een ID-kaart, die aan die [slachtoffer 1] , toebehoorden,
(dreigend) op korte afstand van die [slachtoffer 1] heeft gestaan en (gedurende enige tijd) is blijven staan, en die [slachtoffer 1] heeft geslagen en gestompt en geduwd en getrokken tegen en/of aan het lichaam, en met stokken op en/of tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij in de periode van 5 december 2020 tot en met 6 december 2020 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met pasjes en een auto ( [kenteken] ) en (auto- en huis-)sleutels en een Apple Watch en een telefoon en geld (in totaal EUR 21.000), die aan [slachtoffer 5] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
enom, het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 5] vast te pakken en vast te binden met tie-wraps en (gedurende enige tijd) gevangen te houden en te bewaken en tegen zijn lichaam te stompen en te slaan en te trappen en een metalen voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer 5] te houden en te duwen, en (vervolgens) zijn ( [slachtoffer 2] ) kleding te doorzoeken en die portemonnee met pasjes en (auto- en huis-)sleutels en Apple Watch en telefoon af te pakken en die [slachtoffer 5] door middel van dit geweld te dwingen zijn duim op zijn telefoon te leggen (om deze te ontgrendelen) en zijn codes van zijn telefoon en zijn bankierenapp en zijn pinpas te noemen en geld over te maken van zijn spaarrekeningen naar zijn betaalrekening.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring
verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.(vul de feitaanduidingen in)

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt opgelegd, met toepassing van het strafrecht voor jeugdigen:
- een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel niet langer is dan het voorarrest, en met de voorwaarden zoals die zijn geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafbepaling rekening met de [slachtoffer 4] van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Daarnaast kijkt de rechtbank naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor minderjarigen en LOVS-afspraken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
[slachtoffer 4] van de feiten
De verdachte heeft zich met anderen twee maal schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. In beide gevallen is via een datingsite onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt waarbij gebruik werd gemaakt van de naam “Rick”. Deze naam was gekoppeld aan een account, aangemaakt door de verdachte. [slachtoffer 1] is tijdens de afspraak omsingeld en geslagen, en in een ijskoude vijver of sloot terecht gekomen waarna de verdachte en de mededaders hem bleven omsingelen waardoor hij het water gedurende langere tijd niet uit kon of durfde te komen. [slachtoffer 2] is na het maken van een afspraak ongeveer elf uur gegijzeld gehouden. Hij is daarbij vastgebonden met tie-wraps en vervoerd naar meerdere locaties.
De verdachte heeft daarnaast met anderen [slachtoffer 1] geprobeerd af te persen. [slachtoffer 2] is een nacht lang door de verdachten vastgehouden, waaronder geruime tijd ’s nachts (in december) in een park, en is met voortdurende toepassing van geweld, waaronder het vastbinden met tie-wraps, beroofd van goederen, waaronder zijn auto. Hij is gedwongen zijn telefoon te openen en de codes voor zijn bankieren-app en zijn pinpas af te geven, waarna overschrijving van spaarsaldi heeft plaatsgevonden en in een aantal (pin)transacties uiteindelijk in totaal € 21.000,- is overgeschreven/opgenomen.
De verdachte heeft samen met anderen afspraken gemaakt via een homodatingsite om vervolgens, onder het mom van ‘idealistische overwegingen’ en ‘pedojagen’, op vergaande wijze voor eigen rechter te spelen en snel geld te verdienen. Dit handelen is onacceptabel. Het is een zorgelijke ontwikkeling dat dit soort situaties, waarbij er van wordt uitgegaan dat slachtoffers geen aangifte zullen doen, vaker aan de orde zijn in de samenleving en het moet duidelijk zijn dat dit handelen niet wordt getolereerd.
Deze feiten maken een enorme inbreuk op de vrijheid en lichamelijke integriteit van de slachtoffers en veroorzaken angst bij hen die nog jaren kan voortduren. Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en evenmin voor de eigendommen van anderen en bereid en in staat te zijn om daar voor eigen gewin, op een doortrapte manier grote inbreuk op te maken.
Strafblad
Blijkens zijn strafblad is de verdachte drie keer veroordeeld tot betaling van een geldboete. Een van deze veroordelingen is uitgesproken na de onderhavige feiten, zodat artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten die over de verdachte zijn opgemaakt door het Leger des Heils Jeugdbescherming en -reclassering, en door [psycholoog] . Het laatste rapport is ouder dan een jaar, en de rechtbank zal daarom terughoudend zijn bij het betrekken van de informatie uit dit rapport.
De psycholoog constateerde dat bij de verdachte sprake is van een aandachtdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, zwakbegaafdheid en ADHD, ook ten tijde van de feiten.
Voor de feiten die [slachtoffer 1] betreffen ziet hij de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar. De psycholoog adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht.
Het Leger des Heils Jeugdbescherming en -reclassering heeft eveneens geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte komt jeugdig en impulsief over en volgt een behandeling bij De Waag vanuit de Verlengde Jeugdwet, waardoor de reclassering zich heeft aangesloten bij het advies van de NIFP-rapporteur.
De reclassering heeft verder gerapporteerd dat de verdachte een fors bedrag aan verkeersboetes heeft gekregen, waardoor er aandacht moet zijn voor zijn financiële situatie. Hij werkt fulltime bij zijn vader in het stukadoorsbedrijf. Hij woont nog bij zijn ouders en er is sprake van een betrokken en ondersteunend gezinssysteem. Voortzetting van het reclasseringstoezicht en de ambulante behandeling wordt wenselijk geacht. Daarnaast is betrokkene voor zijn praktische zaken nog afhankelijk van de ondersteuning van zijn ouders. Met een ambulant begeleidingstraject kan gewerkt worden aan het opbouwen van meer zelfstandigheid op de praktische zaken, alvorens het toezichttraject wordt afgesloten.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld. Verder luidt het advies voortzetting van het reclasseringstoezicht bij de volwassenreclassering. Dit traject is het afgelopen jaar goed verlopen.
Het strafadvies luidt: oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden
-meldplicht bij de volwassenreclassering van het Leger des Heils ,
ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en ambulante begeleiding of traject met een jongerencoach,
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank kan ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt, het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank zal dat doen, conform het advies van de reclassering en de psycholoog, nu de verdachte voor zijn praktische zaken nog afhankelijk is van de ondersteuning van zijn ouders en begeleiding naar het opbouwen van meer zelfstandigheid voor hem wordt geadviseerd.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn met drie maanden overschreden. De rechtbank weegt deze overschrijding in de straftoemeting in strafverminderende zin mee.
In totaal heeft de verdachte 157 dagen in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 14 juli 2021 en de tweede schorsing op 27 oktober 2021 heeft moeten houden aan de aan hem opgelegde voorwaarden en dat hij dat het afgelopen jaar volgens de reclassering goed heeft gedaan.
De verdachte heeft als enige van de verdachten die nu voor deze feiten terechtstaan, openheid van zaken gegeven voor een deel van de feiten en neemt daarmee (grotendeels) verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Gelet op het verstrijken van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte zijn leven nu beter op orde lijkt te hebben, is de rechtbank van oordeel dat een straf passend is die tot gevolg heeft dat de verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Wel zal een voorwaardelijke jeugddetentie, met de geadviseerde voorwaarden daaraan verbonden, als stok achter de deur moeten dienen om de verdachte te weerhouden van het plegen van strafbare feiten en de situatie waarin hij zich positief blijft ontwikkelen, te bestendigen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd en heeft een schadevergoeding gevorderd van € 6.170,79, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Dit bedrag bestaat uit € 2.170,79 voor materiële schade en € 4.000,- voor immateriële schade.
ING Bank N.V.heeft zich als benadeelde partij gevoegd en heeft een schadevergoeding gevorderd van € 9.508,77, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is opgebouwd uit aan [slachtoffer 2] uitgekeerde schadevergoeding inclusief rente van € 21.028,77, onderzoekskosten van € 480,- euro en verminderd met een veiliggesteld saldo van € 12.000,-.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en ING Bank hoofdelijk moeten worden toegewezen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd ten aanzien van het gevorderde voor zover het de materiële schade betreft. Ten aanzien van de vordering voor immateriële schade heeft zij verweer gevoerd. Dit deel van de vordering moet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat het onderzoek een onredelijke belasting van het strafgeding zou betekenen, mede vanwege mogelijke eigen schuld aan het ontstaan van de schade.
Ten aanzien van de vordering van ING Bank heeft de raadsvrouw bepleit deze niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien teveel vragen bestaan over de posten en de vordering nauwelijks is onderbouwd
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Benadeelde partij
[slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 4 bewezenverklaarde feiten.
De vordering is ten aanzien van de materiële schade voldoende onderbouwd. Zo acht de rechtbank de vergoeding voor verlof niet onredelijk hoog, de gevraagde reiskosten redelijk, de kosten voor het vervangen van huissleutels en een portemonnee toewijsbaar nu deze goederen van de benadeelde partij zijn buitgemaakt en hij deze niet heeft teruggekregen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag voor immateriële schade en het door de raadsvrouw aangevoerde overweegt de rechtbank dat de omstandigheden zoals die blijken uit het dossier niet met zich brengen dat de benadeelde partij op enige wijze zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade.
Het gevorderde bedrag voor immateriële schade acht de rechtbank, mede gelet op de aard, duur en [slachtoffer 4] van wat de benadeelde heeft moeten doorstaan, passend.
De rechtbank zal de vordering dus hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf 5 december 2020, nu is vast komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.170,79, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2020, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal de maximale gijzeling bepalen op 0 dagen. omdat dit bij toepassing van het jeugdstrafrecht gebruikelijk is.
De rechtbank zal bepalen dat betaling van (een deel) van de vordering aan de benadeelde partij door de verdachte, in mindering komt op de betalingsverplichting aan de Staat, dan wel aan de benadeelde partij, en dat dat ook andersom geldt.
7.3.2
Benadeelde partij
ING Bank, feit 4
De rechtbank overweegt dat ING Bank niet-ontvankelijk is in de vordering, nu niet gesteld of gebleken is op welke manier de verdachte onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens ING Bank. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat sprake is van rechtstreeks uit de strafbare feiten voortvloeiende schade zoals bedoeld is in artikel 51 f Sr. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld is ook geen sprake van verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek.
ING Bank kan haar vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 312 en 317
van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4
tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
1.
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd
en
3.
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van
240 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, te weten
83 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij de volwassenreclassering van [reclassering] op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. meewerkt aan ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. meewerkt aan ambulante begeleiding of een traject met een jongerencoach, als de reclassering dat nodig vindt, gericht op het zelfstandig krijgen en regelen van zijn praktische zaken;
geeft opdracht aan de
[reclassering]tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
4. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
5. medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
schadevergoeding
benadeelde partij[slachtoffer 2]; ten aanzien van feiten 1 en 4
wijst de vordering ad
€ 6.170,79,
hoofdelijktoe, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen met ingang van 5 december 2020 tot de dag waarop de vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ten behoeve van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de
hoofdelijke verplichtingom
€ 6.170,79 aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen ingaand 5 december 2020 tot de dag waarop het bedrag is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer 2];
bepaalt de maximale gijzeling als de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, op 0 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere (in zoverre) doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
schadevergoeding
benadeelde partijING Bank N.V.; ten aanzien van feit 4
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Gruschke, rechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. J.J. Peters, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 8 december 2022.
Bijlagen:
I tekst tenlastelegging
II bewijsmiddelen
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 6
december 2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd
gehouden,
- door (dreigend) op korte afstand van die [slachtoffer 1] te blijven staan
en/of met stokken te slaan, waardoor die [slachtoffer 1] (gedurende enige
tijd) niet kon wegkomen en/of durfde weg te komen, althans niet uit een
sloot kon komen en/of durfde te komen; en/of
- door die [slachtoffer 5] (op de openbare weg en/of in een woning) vast te
pakken en/of vast te binden met tie-wraps, althans te overmeesteren
en/of overmeesterd te houden en/of te vervoeren en/of (gedurende
enige tijd, met geweld) vast, dan wel gevangen te houden en/of te
bewaken;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 2
december 2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders
voorgenomen misdrijf om
(auto)sleutels en/of een pinpas en/of een ID-kaart, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
weg te nemen
met het oogmerk om het zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk toe
te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1]
,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
(dreigend) op korte afstand van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestaan
en/of (gedurende enige tijd) is/zijn blijven staan en/of die [slachtoffer 1]
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of getrokken
tegen en/of aan het lichaam, en/of met stokken op en/of tegen het
hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 2
december 2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (auto)sleutels en/of een pinpas
en/of een ID-kaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
die [slachtoffer 1] , in elk geval aan die [slachtoffer 1] en/of een derde
toebehoorde(n),
(dreigend) op korte afstand van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestaan
en/of (gedurende enige tijd) is/zijn blijven staan, en/of die [slachtoffer 1]
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of getrokken
tegen en/of aan het lichaam, en/of met stokken op en/of tegen het
hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek
van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek
van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2020 tot en met 6
december 2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee met pasjes en/of een auto ( [kenteken] ) en/of
(auto- en/of huis-)sleutels en/of een Apple Watch en/of een telefoon
en/of geld (in totaal EUR 21.000, althans een geldbedrag), in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk toe
te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [slachtoffer 5] vast te pakken en/of vast te binden met tie-wraps
en/of (gedurende enige tijd) vast, dan wel gevangen te houden en/of te
bewaken en/of tegen zijn lichaam te stompen en/of te slaan en/of te
trappen en/of een metalen voorwerp tegen de rug, althans het lichaam,
van die [slachtoffer 5] te houden en/of te duwen, en/of (vervolgens) zijn
(Lodders) kleding te doorzoeken en/of (vervolgens) die portemonnee
met pasjes en/of (auto- en/of huis-)sleutels en/of Apple Watch en/of
telefoon af te pakken en/of die [slachtoffer 5] door middel van dit geweld
te dwingen zijn duim op zijn telefoon te leggen (om deze te
ontgrendelen) en/of zijn codes van zijn telefoon en/of zijn
bankierenapp en/of zijn pinpas te noemen en/of geld over te maken
van zijn spaarrekeningen naar zijn betaalrekening;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2020 tot en met 6
december 2020 te Leiden
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 5] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
een portemonnee met pasjes en/of een auto ( [kenteken] ) en/of
(auto- en/of huis-)sleutels en/of een Apple Watch en/of een telefoon
en/of geld (in totaal EUR 21.000, althans een geldbedrag), in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] , in elk geval
aan die [slachtoffer 5] en/of een derde toebehoorde(n),
door die [slachtoffer 5] vast te pakken en/of vast te binden met tie-wraps
en/of (gedurende enige tijd) vast, dan wel gevangen te houden en/of te
bewaken en/of tegen zijn lichaam te stompen en/of te slaan en/of te
trappen en/of een metalen voorwerp tegen de rug, althans het lichaam,
van die [slachtoffer 5] te houden en/of te duwen, en/of (vervolgens) zijn
(Lodders) kleding te doorzoeken en/of die [slachtoffer 5] door middel van
dit geweld te dwingen zijn duim op zijn telefoon te leggen (om deze te
ontgrendelen) en/of zijn codes van zijn telefoon en/of zijn
bankierenapp en/of zijn pinpas te noemen en/of geld over te maken
van zijn spaarrekeningen naar zijn betaalrekening;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek
van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht ).
(vul de feitaanduidingen in)
Bijlage II (vul geboortedatum in)
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van
onderzoek GROEN/ DH6R0200069, van de politie eenheid Den Haag, District Leiden en Bollenstreek (doorgenummerd pagina 1 t/m 1071, waarvan 765 t/m 817 dubbel genummerd zijn en in dossier D en dossier E worden onderscheiden).
Ten aanzien van feit 1
betreffende Dinckan:
1.
- het proces-verbaal van
aangifte door [slachtoffer 1], opgemaakt op 16 december 2020 (pag. 338 t/m 340):
Op 1 december 2020 heb ik een afspraak gemaakt met een man met als profielnaam; " [profielnaam] ". Ik kreeg een adres. Die avond kwam daar een jongeman.
We liepen een paar honderd meter. Ik voelde en zag dat ik een harde stomp op mijn oog kreeg. Toen ik opkeek zag ik dat ik omsingeld was door ongeveer 15 man. Uit het niets begonnen deze mannen op mij in te slaan en beukten tegen mijn lijf.
Tijdens het duw en trekwerk gleed ik uit en ben ik in het water terechtgekomen. De personen bleven wel staan daar en hebben met stokken op mijn hoofd geslagen. Toen ze uiteindelijk, ik denk ongeveer 1,5 uur later weggingen durfde ik het water uit te gaan.
2.
- een geschrift, te weten de
medische informatiebetreffende [slachtoffer 1] , door [naam 2] , Anios Chirurgie namens [chirurg] , trauma-chirurg, verbonden aan Maasstad ziekenhuis op 5 december 2020. (pag. 352, 353):
onderzoek [slachtoffer 1] .
Bovengenoemde patiënt werd op 03-12-2020 gezien op de Spoedeisende Hulp.
Reden van komst: 2 dagen na molest.
Meerdere kneuzingen, verdenking aangezichtsletsel/kaakfractuur. Verdenking fractuur meerdere ribben li en schouderblad li, verdenking fractuur dis ulna re en hand, schedel letsel. Miltletsel? Naar seh chir.
Advies foto’s maken van blauwe plekken en contact politie voor sporen op lijf. Evt. in later stadium voor psych leed contact.
3.
- het proces-verbaal van verhoor van
[verdachte], opgemaakt op 11 maart 2021 (pag. 484 t/m 486):
We hebben [slachtoffer 1] , de turk, bijna niks aangedaan.
Hij contact mij via Romeo, die site. Ik spreek met hem af. Hij kwam daar.
Het was in de val laten lopen.
[slachtoffer 1] was in het water gebleven, hij wilde er niet uit.
Misschien was hij bang dat we iets veel ergers aan zouden doen.
Misschien omdat hij in een vreemde stad was met al die jongens om hem heen.
Ik ben naar huis gegaan en teruggekomen.
Toen was iedereen weg. Anders zou hij toch niet uit het water gaan.
4.
- het proces-verbaal
bevindingen nader onderzoek telefoon [medeverdachte], opgemaakt op 28 februari 2021 (pag. 93 t/m 107 met bijlagen, t/m pag. 193):
(Op pag. 94:)
WA chatgesprek met ' [verdachte] '
Op de telefoon trof ik een WhatsApp chatgesprek aan met het contact ' [verdachte] ', met het
[telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer staat op naam van [verdachte] , woonachtig op [adres] . Op dit adres staan twee personen ingeschreven met de voorletter 'A'.
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2001 of zijn vader, [naam 3] . [verdachte] is regelmatig gecontroleerd samen met [medeverdachte] . Derhalve is het aannemelijk dat het telefoonnummer bij hem in gebruik is.
[medeverdachte] vraagt vervolgens of dit het oude of nieuwe account is. Hij zegt dat ze "ze vol/ gaan bosse". ' [verdachte] ' zegt het nieuwe account en dat ze ze 'kk' hard gaan aanpakken. Hij heeft nu al 20 mensen, 10 oude mannen. Hierop stuurt ' [verdachte] ' een screenshot van een foto van een man met ontbloot bovenlijf. [medeverdachte] zegt dat ' [verdachte] ' zich moet voordoen als 15, 16 of 17 jaar en dan slaan ze ze helemaal de "kk'".
[verdachte] ' zegt dat iemand vraagt of ze om 21 uur kunnen. [medeverdachte] zegt hierop "Gaan we jij ik Roy poeperd", "We gaan hem kkr hard bossen". ' [verdachte] ' stuurt hierop een screenshot van een foto met de naam ' [slachtoffer 1] ' en de plaatsnaam [adres 1] '. Vervolgens stuurt ' [verdachte] ' dat deze vanavond wilt komen. De aangever [slachtoffer 1] is woonachtig in [adres 1] en werd op 1 december 2020 het slachtoffer van de (poging) diefstal met geweld en vrijheidsbeneming.
(Op pag. 157:)
From: [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net . (owner)
To: [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [verdachte]
Vnv gaan we kkr hard bossen walla ik moet stress kwijt
[telefoonnummer 1] @s. 1-12-2020
whatsapp.net 14:03:03(UTC+0)
[verdachte]
Status: Sent
Platform: Mobile
1-12-2020 14:03:02(UTC+0)
5.
- het proces-verbaal
bevindingen iPhone 7 [verdachte], opgemaakt op 16 maart 2021 (pag. 779 t/m 795, met bijlagen, t/m pag. 920):
(Op pag. 792):
[verdachte] en [medeverdachte] spreken over het afspreken met pedo's en ze daarna 'de kanker in slaan'. [verdachte] zegt op 1 december 2020 dat er vanavond een kan om 21 :00 uur. Ze spreken af op de locatie waar ze ook met de eerste pedo ' [slachtoffer 4] ' hebben afgesproken.
betreffende [slachtoffer 2] :
6.
- het proces-verbaal van
aangifte door [slachtoffer 2], opgemaakt op 8 december 2020 (pag. 240, 241);
7.
- het proces-verbaal van bevindingen
verklaring slachtoffer, opgemaakt op 6 december 2020 (pag. 227 t/m 232);
8.
- het proces-verbaal van verhoor van
[verdachte], opgemaakt op 11 maart 2021 (pag. 486 t/m 492);
Ten aanzien van feit 3
9.
- het proces-verbaal van
aangifte door [slachtoffer 1], opgemaakt 16 december 2020 (pag. 338 t/m 340):
Op 1 december 2020 heb ik via de internet site: "Planeet Romeo" een afspraak gemaakt met een man met als profielnaam; " [profielnaam] ". Ik kreeg een adres. Die avond kwam daar een jongeman.
We liepen een paar honderd meter. Ik voelde en zag dat ik een harde stomp op mijn oog kreeg. Toen ik opkeek zag ik dat ik omsingeld was door ongeveer 15 man. Uit het niets begonnen deze mannen op mij in te slaan en beukten tegen mijn lijf.
Ik hoorde de leider zeggen dat ik er op één manier onderuit kon komen door mijn autosleutels en mijn pinpas af te geven. Ik heb dit niet gedaan. Toen vroegen ze om mijn ID kaart. Ook die heb ik niet afgegeven.
Tijdens het duw en trekwerk gleed ik uit en ben ik in het water terechtgekomen.
De personen bleven wel staan daar en hebben met stokken op mijn hoofd geslagen.
Door deze mishandeling had ik twee grote bulten op mijn hoofd, dit omdat ze met grote
takken op mijn hoofd hebben geslagen, mijn rechteroog was helemaal blauw. De
linkerzijde van mijn lichaam was gekneusd, mijn nek, schouders en ribbenkast waren
gekneusd. Mijn rechteronderarm was verdikt omdat ik mij al die tijd hiermee heb beschermd.
De arts van het Maasstad ziekenhuis vertelde mij dat ik heel veel geluk heb gehad.
10.
- de verklaring van de
verdachte ter terechtzittingop 24 november 2022:
Ik had het account beheerd en de afspraak gemaakt. We wilden politie spelen. Hem in de camera laten zeggen dat hij pedo was.
Dat filmen was al gebeurd. Toen ging hij het water in. Waarschijnlijk omdat hij dacht dat we spullen wilden.
Ik ging erin maar ik kreeg hem er niet uit.
Ik denk dat hij er niet uit wilde omdat hij waarschijnlijk bang was.
Het zeggen dat hij pedo was, was al gebeurd. Dat ging simpel. Hij maakte het erna moeilijk, dat hij het water in ging.
11.
- het proces-verbaal van verhoor van
[verdachte], opgemaakt op 11 maart 2021 (pag. 482):
Ik heb te maken met drie mannen, waaronder [slachtoffer 4] . De turk en [slachtoffer 2] . We hebben [slachtoffer 1] , de turk, bijna niks aangedaan.
12.
- het proces-verbaal
bevindingen gesprek [slachtoffer 4], opgemaakt op 3 maart 2021 (pag. 355 t/m 358):
Op de telefoon van [medeverdachte] werd een screenshot aangetroffen van een WhatsApp chatgesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Dit telefoonnummer bleek bij de politie opgegeven te zijn door [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] heeft op 16 augustus 2020 de melding gedaan dat hij werd bedreigd, naar aanleiding van een date via de site Binkdate op 15 augustus 2020.
[slachtoffer 4] verklaarde als volgt.
Op zaterdag 15 augustus 2020 ben ik naar dat adres gereden. Het zou rond 21 :00 of 22:00 uur geweest kunnen zijn. De twee jongens kwamen naar mij toe. De oudste vroeg of ik een date had met zijn broer. Hij zei dat het mij geld zou gaan kosten. Hij begon steeds over geld. Hij wilde elke keer naar mijn auto om daar geld uit te halen. Ik zei dat ik alleen een pinpas bij mij had. Hij zei dat we dan geld moesten gaan pinnen. Hij zei dat ik moest betalen. Hij zei dat hij 1000 euro wilde hebben voor zichzelf en 1000 euro wilde hebben voor die andere jongen die er bij was. Zij wilden ook mijn telefoon hebben.
Ik was als de dood dat ze een mes bij zich zouden hebben.
Ze waren ook continue aan het proberen om mij te filmen of foto's van mij te maken. Zij dreigden continue dat ze dingen over mij online zouden zetten.
Ten aanzien van feit 4
13.
- het proces-verbaal van
aangifte door [slachtoffer 2], opgemaakt op 8 december 2020 (pag. 240, 241);
14.
- het proces-verbaal van bevindingen
verklaring slachtoffer, opgemaakt op 6 december 2020 (pag. 227 t/m 232);
15.
- het proces-verbaal van verhoor van
[verdachte], opgemaakt op 11 maart 2021 (pag. 486 t/m 492).