ECLI:NL:RBDHA:2022:13155
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 9 maart 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de ontbrekende gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Ook na een tweede verzoek om gronden in te dienen, heeft eiser niet gereageerd. Gezien het ontbreken van gronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk is behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.