ECLI:NL:RBDHA:2022:13145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
NL22.23161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar de Verenigde Staten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van drie verzoekers van Palestijnse afkomst. De verzoekers, die in Nederland asiel hebben aangevraagd, hebben bezwaar gemaakt tegen hun voorgenomen uitzetting naar de Verenigde Staten, gepland op 14 november 2022. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een gedwongen uitzetting, maar van een vrijwillig vertrek. De verzoekers hebben aangevoerd dat zij niet teruggestuurd kunnen worden naar de VS, omdat zij alleen een verlopen toeristenvisum hebben en geen documenten voor rechtmatig verblijf. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de kennisgeving van 11 november 2022 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen heeft. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.23161

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] , v-nummer: [v-nummer 1] ;

[verzoeker 2], v-nummer: [v-nummer 2] ;
[verzoeker 3], v-nummer: [v-nummer 3] , verzoekers,
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij brief van 11 november 2022 heeft verweerder aan verzoekers meegedeeld dat zij op
14 november 2022 om 13:35 uur zullen uitreizen naar de Verenigde Staten (hierna: de VS) [1] .
Verzoekers hebben daartegen op 11 november 2022 bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verzoekers hebben daar een reactie op ingediend.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek op zitting achterwege blijft en het onderzoek daarna gesloten.

Overwegingen

1. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist [2] .
2. Als onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling.
3. De voorzieningenrechter ziet daarvoor in dit geval aanleiding.
Waar gaat deze zaak over?
4. Verzoekers zijn van Palestijnse afkomst. Zij hebben lange tijd verbleven in Saoedi-Arabië en zijn via de VS naar Nederland gereisd. Verzoekers hebben in Nederland asiel aangevraagd, maar deze aanvraag is afgewezen. Zij hebben op 11 november 2022 een kennisgeving ontvangen waarin staat aangegeven dat zij op 14 november 2022 zullen uitreizen naar de VS. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij hebben daarom bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om met spoed te bepalen dat zij het besluit op hun bezwaar mogen afwachten in Nederland.
Wat vinden verzoekers en verweerder?
5. Verzoekers vinden dat zij niet teruggestuurd kunnen worden naar de VS. Zij hebben alleen een verlopen toeristenvisum voor de VS en hebben geen documenten waardoor zij rechtmatig verblijf in de VS kunnen krijgen. Zij zijn verder niet bekend met het land en zullen daar aan hun lot worden overgelaten.
5.1.
Verweerder vindt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat geen sprake is van een feitelijke handeling waartegen bezwaar kan worden gemaakt [3] . In het geval van verzoekers is namelijk geen sprake van een gedwongen uitzetting, maar van vrijwillig vertrek. Zij kunnen de aangekondigde vlucht gebruiken om uit Nederland te vertrekken en te voldoen aan hun vertrekplicht, maar ook beslissen om niet in het vliegtuig te stappen. In dat geval zullen zij niet worden gedwongen te vertrekken.
5.2.
In reactie op de inbreng van verweerder hebben verzoekers betoogd dat wel degelijk sprake is van een gedwongen uitzetting. Zij wijzen hierbij op het verslag van het vertrekgesprek en op het feit dat zij in een vrijheidsbeperkende locatie verblijven. Door de removal order heeft verweerder een verplichting opgelegd aan de vliegtuigmaatschappij om verzoekers terug te vervoeren naar de VS. Verzoekers wijzen er tot slot op dat de removal order ontbreekt in het dossier, net als een bewijs waaruit blijkt dat de Amerikaanse autoriteiten toestemming hebben gegeven voor de komst van verzoekers. Verzoekers verwijzen tot slot naar een rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid [4] .
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Er is namelijk geen sprake van een beschikking die gelijk is te stellen met een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, zoals bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. Uit de kennisgeving van 11 november 2022 volgt niet meer dan dat er voor verzoekers een vlucht is geboekt naar de VS. Niet volgt daaruit dat zij verplicht zijn om te vertrekken. Verweerder heeft in zijn verweerschrift ook expliciet aangegeven dat verzoekers niet gedwongen zullen worden om het vliegtuig in te stappen. Uit het dossier blijkt verder dat de Dienst Terugkeer en Vertrek de vlucht niet kan laten doorgaan als de toegang tot de VS niet gewaarborgd is. Dat verzoekers geen documenten hebben voor rechtmatig verblijf in de VS en dat zij niet bekend zijn met dat land, is in dit kader niet doorslaggevend. Mogelijk is het voor hen vanuit de VS makkelijker om terug naar Saoedi-Arabië of naar Egypte te reizen.
6.1.
Het feit dat de vliegtuigmaatschappij als gevolg van een zogenaamde ‘removal order’ de verplichting heeft verzoekers te vervoeren, maakt het voorgaande niet anders. De ‘removal order’ is slechts de eenzijdige juridische verplichting voor luchtvaartmaatschappijen om in bepaalde gevallen personen terug te brengen naar de bestemming waar ze vandaan komen. Hieruit kan dan ook geen verplichting voor verzoekers afgeleid worden om terug naar de VS te vliegen. Het enkele feit dat op verzoekers een vertrekplicht rust en dat zij in een VBL verblijven, maakt voorts evenmin dat sprake is van een gedwongen uitzetting. Deze aspecten staan immers doorgaans niet in de weg aan een vrijwillig vertrek. Het feit dat de ‘removal order’ en de toestemming van de Amerikaanse autoriteiten geen onderdeel uitmaken van het dossier, maakt op zichzelf niet dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet aan hetgeen hiervoor is overwogen te twijfelen.
6.2.
Nu de kennisgeving van 11 november 2022 geen gevolgen heeft voor de rechtspositie van verzoekers en geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, of een daarmee gelijk te stellen feitelijke handeling, heeft het bezwaar van verzoekers naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen.
Wat is de conclusie?
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is op 13 november 2022 telefonisch medegedeeld aan partijen. De uitspraak is verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vluchtnummer KL641.
2.Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
4.Het rapport “Uitzetting naar Bahrein” van de Inspectie Justitie en Veiligheid.