ECLI:NL:RBDHA:2022:13143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding en informatie inzake Justitiële Documentatie en taakstraf
In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [woonplaats], een verzoek ingediend om schadevergoeding van € 1.000,- en om informatie op basis van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke gegevens (WJSG) en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dit verzoek volgde op een besluit van de minister voor Rechtsbescherming, waarin werd meegedeeld dat eiseres documenten kon inzien bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en dat haar verzoek om schadevergoeding wegens een foutieve brief van 9 juli 2020 werd afgewezen. De rechtbank heeft op 12 december 2022 uitspraak gedaan in deze bodemprocedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 9 juli 2020 ten onrechte aan eiseres is verzonden, maar dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij hierdoor in haar eer of goede naam is aangetast. De rechtbank oordeelde dat de WJSG van toepassing is op het verzoek om informatie, en dat eiseres de documenten kan inzien, maar dat de Wob niet van toepassing is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er geen reden was voor schadevergoeding, gezien het feit dat eiseres direct na ontvangst van de brief op de hoogte was van de vergissing.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de WJSG in combinatie met de Wob en de voorwaarden voor schadevergoeding in gevallen van immateriële schade. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.