ECLI:NL:RBDHA:2022:1312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
C/09/622187 / JE RK 21-2939
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft een verzoek ingediend tot afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing, terwijl de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verzocht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de kinderen en de problematiek van de moeder nog steeds aanwezig zijn. De kinderen verblijven momenteel bij een pleegmoeder en ontwikkelen zich goed, maar er zijn zorgen over hun emotionele en fysieke veiligheid door de persoonlijke problematiek van de moeder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van één jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. De kinderrechter benadrukt dat de moeder positieve stappen moet blijven zetten in haar behandeling en dat de kinderen zich veilig moeten voelen in het pleeggezin voordat een terugplaatsing kan plaatsvinden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en er is een vervolgdatum vastgesteld voor een update van de situatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/622187 / JE RK 21-2939
Datum uitspraak: 27 januari 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 13 december 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa, te Den Haag.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift van advocaat van de moeder, d.d. 21 januari 2022.
Op 27 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk bij de pleegmoeder.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 5 februari 2021 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van 5 februari 2021 tot 5 februari 2022, alsmede machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 5 februari 2021 tot 5 augustus 2021.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 november 2021 machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg van 17 november 2021 tot 4 februari 2022.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de periode van één jaar, waarvan zes maanden aangehouden.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat de moeder de zorgen om de kinderen en haar eigen problematiek onvoldoende erkent. De moeder was aangemeld bij Castle Craig voor intensieve dagbehandeling voor verslavingsproblematiek in combinatie met psychotrauma. De moeder volgt nu een behandeling waarbij ze wekelijkse gesprekken heeft. De gecertificeerde instelling had de druk opgevoerd omdat er ernstige zorgen waren over de basale veiligheid van de kinderen. Inmiddels ontwikkelen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich goed in het pleeggezin. [minderjarige 1] heeft minder boze buien en [minderjarige 2] lijkt rustiger. Impegno heeft een behandelaanbod geformuleerd. Eerst zal Theraplay worden ingezet en daarna EMDR voor traumabehandeling. Op dit moment is het advies vanuit Impegno, mede gelet op de draagkracht van de moeder en de kinderen, om de omgang op twee keer per week te houden omdat het een intensieve behandeling gaat worden. Om de behandeling succesvol van de grond te laten komen is er stabiliteit nodig en moeten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich veilig voelen in het pleeggezin. De behandeling moet gestart worden voordat de kinderen terug kunnen naar de moeder omdat een deel van het trauma komt door de thuissituatie. Het is mogelijk om de EMDR behandeling in delen te doen. Na een aantal sessies zal er worden gekeken of de omgang kan worden geïntensiveerd. Daarnaast is het van belang dat de moeder positieve stappen blijft zetten in haar behandeling en verder werkt aan de gestelde doelen.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. De moeder heeft aangegeven dat het goed gaat met de kinderen en het contact met de pleegmoeder gaat inmiddels beter. De moeder staat open voor behandeling en begeleiding. De moeder was aangemeld bij Castle Craig voor een intensief behandeltraject. Na de intake waren de deskundigen van mening dat de moeder niet in aanmerking kwam voor het beoogde traject. Wel is een behandeling gestart die bestaat uit wekelijkse gesprekken. Ook is bij Castle Craig geoordeeld dat de moeder niet in aanmerking komt voor EMDR. Het advies is dan ook ambulante behandeling en deze is inmiddels gestart. Daarnaast is de moeder in behandeling geweest bij GGZ-Delfland. De behandeling is stopgezet omdat de behandeling die daar geboden werd niet voldoende zou zijn in de ogen van de jeugdbeschermer. De jeugdbeschermer legt veel druk op de moeder en dit is de oorzaak geweest van haar terugval in september 2021. De moeder heeft laten zien dat zij leerbaar is en beschikbaar is voor haar kinderen. De moeder is in staat om de kinderen een veilige opvoedsituatie, structuur en regelmaat te bieden. De moeder wil dat het contact met de kinderen wordt uitgebreid en dat er wordt toegewerkt naar een plaatsing naar huis. De moeder verzoekt daarom om het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de zesjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] getuige zijn geweest van de persoonlijke problematiek van de moeder, waarbij de moeder op deze momenten onvoldoende beschikbaar was voor de kinderen en onvoldoende zorg kon dragen voor hun emotionele en fysieke veiligheid. Hierdoor zijn zorgen ontstaan over de ontwikkeling van de kinderen en hun gedrag. De afgelopen periode heeft de moeder laten zien open te staan voor hulpverlening en is zij gestart met haar behandeling. De kinderen ontwikkelen zich inmiddels goed in het pleeggezin en zullen op korte termijn beginnen met Theraplay en EMDR. Het doel is om de kinderen uiteindelijk weer bij de moeder te plaatsen, maar om de behandeling te laten slagen is het van belang dat sprake is van een stabiele en veilige situatie en de behandeling van de kinderen is gestart. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom toewijzen om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de hulpverlening te kunnen continueren. Gelet op de stappen die nog gezet moeten worden acht de kinderrechter de verzochte duur van twaalf maanden daarvoor passend en geboden. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter dat de moeder haar behandeling moet continueren en positieve stappen moet blijven zetten en dat eerst de behandeling van de kinderen gestart moet worden voordat de kinderen teruggeplaatst kunnen worden bij de moeder. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom toewijzen zoals verzocht voor de duur van zes maanden en aanhouden voor het overige. Daarbij benadrukt de kinderrechter dat de komende periode bezien moet worden (a) of de EMDR behandeling van de kinderen in delen kan worden uitgevoerd en (b) of het mogelijk is om de omgang tussen de moeder en de kinderen tussendoor te intensiveren. Het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is daarbij leidend voor het tempo. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zitting een update te sturen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van 5 februari 2022 tot 5 februari 2023 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 4 februari 2022 tot 4 augustus 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 4 augustus 2022;
verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk
twee wekenvoor de nader te bepalen zitting een update te sturen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
  • de moeder;
  • de advocaat van de moeder, mr. H.H.M. de Vries-Veringa.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 februari 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.