ECLI:NL:RBDHA:2022:13115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
09/141548-22 en 09/323265-21 (ttz gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen en kinderporno met tbs-maatregel

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder ontuchtige handelingen en het bezit van kinderporno. De verdachte, geboren in 1998 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het dreigen met de openbaarmaking van naaktfoto's en video's van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers onder druk heeft gezet om seksuele handelingen te verrichten, waarbij hij hen dreigde met het verspreiden van hun naaktbeelden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte videofragmenten heeft gemaakt van nietsvermoedende toiletbezoekers en kinderporno op zijn digitale apparaten had opgeslagen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met de mogelijkheid van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn psychische problemen en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een bedrag van € 4.595,02 heeft vastgesteld voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen bevolen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/141548-22 en 09/323265-21 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 6 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek in beide zaken is gehouden op de terechtzittingen van 20 september 2022 (pro forma) en 22 november 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.A.R. Hoekman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I 09/141548-22
1
hij op of omstreeks 7 oktober 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- ( meermalen) te dreigen naaktfoto's en/of naaktvideo's, die [slachtoffer 1] naar hem,
verdachte, had gestuurd, naar vrienden en/of familie en/of docenten van die
[slachtoffer 1] te sturen en/of op internet te zetten, althans openbaar te maken en/of
- die [slachtoffer 1] mede te delen - zakelijk weergegeven - dat zij moest doen wat hij,
verdachte, zei en/of instructies te geven wat die [slachtoffer 1] moest doen en/of die
[slachtoffer 1] op te dragen de hieronder genoemde ontuchtige handelingen te
verrichten
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het (bij zichzelf) verrichten van de navolgende handelingen:
- het brengen van een borstel en/of vinger(s) in haar vagina en/of
- het betasten van en/of wrijven over haar vagina en/of
- het brengen van een vinger in haar anus en/of (vervolgens) likken van die vinger
en/of
- het brengen van (een) vinger(s) in haar keel en/of
- het drinken van de eigen urine en/of eten van de eigen ontlasting
2
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2021 tot
en met 22 september 2021 te s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, (telkens)
opzettelijk en wederrechtelijk van (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) een
afbeelding van seksuele aard, te weten een video waarop te zien is dat voornoemde
perso(o)n(en) naar het toilet gaan/gaat en/of waarbij (door het camerastandpunt)
zicht is op de geslachtsdelen en/of billen van die perso(o)n(en),
heeft vervaardigd
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 augustus 2020 tot
en met 8 oktober 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
telkens
-(een) afbeelding(en) (te weten video's en/of foto's) en/of
-(een) gegevensdrager(s) bevattende afbeeldingen (te weten
een computer (merk Acer, IBN [nummer] ) en/of
een laptop (merk HP, IBN [nummer] ) en/of
een laptop (merk Sony Vaio, beslagcode [nummer] ) en/of
een telefoon (merk Huawei, beslagcode [nummer] )
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de
toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -onder meer bestonden uit:
het met de/een voorwerp en/of vinger en/of penis vaginaal en/of oraal penetreren
van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(proces-verbaal pagina 96, 97, 112,
bestandsnaam:
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] )
en/of
het betasten en/of aanraken van de eigen borst door een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of kussen van de vagina van een persoon, die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet heeft bereikt, door een ander persoon, die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten van de penis en/of vagina en/of anus van een persoon, die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(proces-verbaal pagina 97, 112
bestandsnaam:
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of
opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of
in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd
past/passen
en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel,
de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
(proces-verbaal pagina 97, 98, 99, 112
bestandsnaam:
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] en/of
[bestandnaam] )
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij verdachte een gewoonte heeft gemaakt
Dagvaarding II 09/323265-21
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 april 2020 tot en met 1 mei
2020 te Haarlem en/of 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
[slachtoffer 2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten
- ( meermalen) te dreigen een naaktfoto die [slachtoffer 2] naar hem, verdachte, had gestuurd, te
verspreiden en/of op een instagram account genaamd " [naam] " te plaatsen en/of op
internet te zetten, althans openbaar te maken en/of
- die [slachtoffer 2] mede te delen - zakelijk weergegeven - dat zij moest doen wat hij, verdachte, zei
en/of instructies te geven wat die [slachtoffer 2] moest doen en/of die [slachtoffer 2] op te dragen de hieronder
genoemde ontuchtige handelingen te verrichten
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het (bij zichzelf) verrichten van de navolgende handelingen
- het brengen van (een) vinger(s) in haar vagina en/of anus en/of
- het betasten van haar borsten en/of vagina.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde en het bij dagvaarding II ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 175).
Ten aanzien van alle feiten:
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 november 2022;
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
- Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 8 oktober 2021 (p. 26 - 33);
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
- Het proces-verbaal van bevindingen, betreft videofragmenten toiletfilmpjes, opgemaakt op 22 maart 2022 (p. 70 – 74, inclusief bijlagen met screenshots van bestanden en videofragmenten);
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
- Het proces-verbaal van bevindingen, betreft beschrijving kinderpornografisch materiaal, opgemaakt op 22 december 2021 (p. 82 - 99, inclusief bijlagen I, II, III en IV);
- Het proces-verbaal van bevindingen, betreft beschrijving kinderpornografisch materiaal, opgemaakt op 3 mei 2022 (p. 108 – 126, inclusief bijlagen I, II, III en IV);
Ten aanzien van dagvaarding II:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] met het nummer PL1100- [nummer] , van de politie eenheid Noord-Holland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakt op 12 mei 2020 (p. 9-16).
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid [slachtoffer 1]
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen door te dreigen met openbaarmaking van haar naaktfoto’s en video’s. De verdachte heeft [slachtoffer 1] zodanig onder druk gezet dat zij zich gegijzeld voelde en de instructies van de verdachte opvolgde. Deze instructies hadden een seksuele lading en dienden ter seksuele bevrediging van de verdachte. Dat gold, gelet op de seksuele voorkeur van de verdachte, ook voor het brengen van vingers in de keel, het drinken van urine en het eten van ontlasting.
Videofragmenten toiletbezoekers
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op de telefoon van de verdachte videofragmenten zijn aangetroffen van mensen die (nietsvermoedend) gebruik maken van het toilet. De verdachte is aan het begin van het fragment te zien op het moment dat de telefoon in positie wordt gelegd en op het eind, op het moment dat de camerafunctie wordt uitgezet. Op de beelden is in de meeste gevallen de billen, vagina of penis van de toiletgebruiker te zien. De verdachte heeft bekend dat hij deze videofragmenten heeft gemaakt en heeft ter zitting toegelicht dat hij deze beelden in een café in Den Haag en in Italië heeft gemaakt. De data waarop de beelden zijn gemaakt, blijken uit de bestandsnamen van de videofragmenten. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard van personen.
Kinderporno
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte kinderpornografisch materiaal op zijn computer, laptops en telefoon had. Hiermee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bezit van kinderporno. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van het ten laste gelegde feit een gewoonte heeft gemaakt, zodat hij van dit ten laste gelegde bestanddeel wordt vrijgesproken.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid [slachtoffer 2]
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van de verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen door te dreigen met openbaarmaking van haar naaktfoto.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 7 oktober 2021 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 1] , door bedreiging met
een andere feitelijkheid, te weten door
- ( meermalen) te dreigen naaktfoto's en naaktvideo's, die [slachtoffer 1] naar hem,
verdachte, had gestuurd, naar vrienden en familie en docenten van die
[slachtoffer 1] te sturen en/of op internet te zetten, althans openbaar te maken en
- die [slachtoffer 1] mede te delen - zakelijk weergegeven - dat zij moest doen wat hij,
verdachte, zei en instructies te geven wat die [slachtoffer 1] moest doen
die [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het (bij zichzelf) verrichten van de navolgende handelingen:
- het brengen van een borstel en vinger(s) in haar vagina en
- het betasten van haar vagina en
- het brengen van een vinger in haar anus en (vervolgens) likken van die vinger
en
- het brengen van vinger(s) in haar keel en
- het drinken van de eigen urine en eten van de eigen ontlasting
2
hij op tijdstippen in de periode van 8 maart 2021 tot
en met 22 september 2021 te
s-Gravenhage, (telkens)
opzettelijk en wederrechtelijk van onbekend gebleven personen een
afbeelding van seksuele aard, te weten een video waarop te zien is dat voornoemde
personen naar het toilet gaan en waarbij (door het camerastandpunt)
zicht is op de geslachtsdelen en/of billen van die personen,
heeft vervaardigd
3
hij op tijdstippen in de periode van 31 augustus 2020 tot
en met
6oktober 2021 te 's-Gravenhage,
meermalen,
telkens
- afbeeldingen (te weten video's en foto's) en
- gegevensdragers bevattende afbeeldingen te weten
een computer (merk Acer, IBN [nummer] ) en/of
een laptop (merk HP, IBN [nummer] ) en/of
een laptop (merk Sony Vaio, beslagcode [nummer] ) en/of
een telefoon (merk Huawei, beslagcode [nummer] )
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de
toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -onder meer bestonden uit:
het met een voorwerp en/of vinger en/of penis vaginaal en/of oraal penetreren
van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(proces-verbaal pagina 96, 97, 112,
bestandsnaam:
[bestandnaam]en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] )
en
het betasten en/of aanraken van de eigen borst door een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het betasten en/of kussen van de vagina van een persoon, die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet heeft bereikt, door een ander persoon, die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het betasten van de penis en/of vagina en/of anus van een persoon, die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(proces-verbaal pagina 97, 112
bestandsnaam:
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] )
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of
opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of
in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd
past/passen
en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel,
de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en strekt tot seksuele prikkeling
(proces-verbaal pagina 97, 98, 99, 112
bestandsnaam:
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] en
[bestandnaam] )
Dagvaarding II 09/323265-21
hij op tijdstippen in de periode van 19 april 2020 tot en met 1 mei
2020 te Haarlem en/of 's-Gravenhage,
[slachtoffer 2] door bedreiging met een andere
feitelijkheid, te weten
- ( meermalen) te dreigen een naaktfoto die [slachtoffer 2] naar hem, verdachte, had gestuurd, te
verspreiden en/of op een instagram account genaamd " [naam] " te plaatsen, althans openbaar te maken en
- die [slachtoffer 2] mede te delen - zakelijk weergegeven - dat zij moest doen wat hij, verdachte, zei en instructies te geven wat die [slachtoffer 2] moest doen
die [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het (bij zichzelf) verrichten van de navolgende handelingen
- het brengen van (een) vinger(s) in haar vagina en anus en
- het betasten van haar borsten en vagina.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en dat aan hem daarnaast de (ongemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden, zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod (voorwaarde nr. 12). De officier van justitie heeft voorts gevorderd de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan de verdachte op te leggen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het ontbreken van een reële vrees voor onttrekking, de aanwezigheid van beschermende factoren en de motivatie van de verdachte om behandelingen te ondergaan, een tbs met voorwaarden niet op zijn plaats is. Zij heeft bepleit om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die wat betreft het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest met een overbruggingsperiode tot de verdachte in de kliniek terecht kan en een voorwaardelijk op te leggen deel voor de invulling van bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden sluit de raadsvrouw zich aan bij het advies van de reclassering met uitzondering van het locatieverbod. De raadsvrouw heeft de rechtbank voorts verzocht om bij het bepalen van de straf er rekening mee te houden dat de ten laste gelegde feiten verminderd aan de verdachte kunnen worden toegerekend vanwege zijn parafiele stoornis en paniekaanvallen. Ook heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om in strafverminderende zin mee te wegen dat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en openheid van zaken heeft gegeven, een nog jeugdige leeftijd heeft met een toekomst voor zich en al geruime tijd een hulpvraag heeft waar hij gemotiveerd aan wil werken. Bovendien geldt dat de redelijke termijn is overschreden, aldus de raadsvrouw.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Via internet legde de verdachte doelbewust contact met twee meisjes. Al snel nadat dit contact tot stand gekomen was, wisselde hij seksueel getinte foto's en filmpjes met hen uit. Nadat hij van deze meisjes een naaktfoto of filmpje kreeg toegezonden, maakte hij hier screenshots van en dreigde hij deze foto’s op Instagram te plaatsen of te versturen naar familie, vrienden en docenten van de meisjes als zij niet zouden voldoen aan zijn eisen. De verdachte dwong hen vervolgens om foto’s en video’s te versturen van seksuele handelingen die zij bij zichzelf verrichtten.
Bij één van de meisjes, destijds 15 jaar oud, duurde de bedreiging meerdere dagen. Dit moet zeer beangstigend voor haar zijn geweest. De chantage stopte uiteindelijk door ingrijpen van haar moeder. Bij een ander meisje waren de (seksuele) handelingen die zij van de verdachte moest verrichten extreem, pervers en uiterst vernederend. De verdachte heeft haar ertoe gedwongen haar eigen urine te drinken en haar eigen ontlasting te eten.
De verdachte had bij de instructies die hij gaf uitsluitend oog voor zijn eigen (seksuele) behoeften. Hij heeft geen enkel moment gedacht aan de gevolgen voor zijn slachtoffers. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij ‘keek hoe ver hij kon gaan’. Uit de slachtofferverklaring van één van de meisjes die op de terechtzitting werd afgelegd, blijkt dat het feit een enorme impact op haar heeft gehad en dat zij nog altijd kampt met de gevolgen daarvan. Ook de impact op het andere slachtoffer was groot. Uit het dossier blijkt dat zij in de periode waarin zij contact had met de verdachte suïcidale gedachten had. Dat de gevolgen van dergelijke acties zeer ingrijpend en verstrekkend zijn, moet, ook voor de verdachte, voorzienbaar zijn geweest. In het dossier zijn aanwijzingen te vinden zijn dat de verdachte veel vaker op voornoemde wijze contact met meisjes heeft gehad dan wel heeft geprobeerd te hebben. Zo zijn op zijn telefoon 24 filmpjes aangetroffen waarbij de contactenlijst van een persoon was gefilmd. Uit deze filmpjes met contactenlijsten leidt de rechtbank af dat de verdachte doelbewust en planmatig handelde teneinde in zijn seksuele behoeften te voorzien.
Verder heeft verdachte meerdere keren de geslachtsdelen en billen van nietsvermoedende toiletbezoekers heimelijk gefilmd in een café in Den Haag en heeft hij zich een langere periode schuldig gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno. Door kinderporno te bezitten en te verwerven wordt de vraag naar kinderporno in stand gehouden en ook nog eens vergroot. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door betrokkenheid bij seksuele gedragingen lichamelijke en psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Daarnaast circuleert kinderporno lange tijd op het internet waardoor de kinderen tot in lengte van jaren slachtoffer blijven. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 24 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het strafblad van de verdachte zal dan ook niet in strafverzwarende zin meewerken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 3 oktober 2022, opgesteld door psycholoog drs. [ deskundige 1] , het Pro Justitia rapport van 3 oktober 2022, opgesteld door psychiater Dr. [deskundige 2] en de schriftelijke beantwoording van aanvullende vragen door Dr. [deskundige 2] van 21 november 2022. Ter terechtzitting is drs. [ deskundige 1] als deskundige gehoord.
Beide deskundigen rapporteren dat bij de verdachte sprake is van een gespecificeerde parafiele stoornis en een paniekstoornis in remissie. De psycholoog heeft daarnaast een lichte stoornis in alcoholgebruik geconstateerd. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedden zijn gedragskeuzes en handelingen. Beide onderzoekers adviseren dan ook bij een bewezenverklaring het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog over. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen.
Maatregel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte ter beschikking gesteld dient te worden, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Naast de noodzaak tot vergelding is de rechtbank van oordeel dat het minstens zo belangrijk is dat de maatschappij wordt beschermd tegen een herhaling van het handelen van verdachte. De vraag die bij de rechtbank voorligt is of deze behandeling dient te geschieden door middel van een behandeltraject in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf of door middel van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Uit de rapporten en de aanvullende toelichting van de psycholoog en psychiater blijkt dat het risico op herhaling van soortgelijke feiten matig tot hoog wordt ingeschat bij het uitblijven van een passende behandelinterventie. Om het risico op recidive te verlagen is het advies om de verdachte tijdens een (kortdurende) klinische behandeling en vervolgens ambulant te behandelen voor zijn seksuele problematiek. Het zal daarbij moeilijk zijn om behandeling tot stand te laten komen en te laten slagen, omdat de verdachte geneigd zal zijn om zijn seksuele gevoelens weg te stoppen en te zeggen dat er geen sprake meer is van deze gevoelens. Eerder kwam behandeling ondanks twee verwijzingen van de huisarts en tegen de achtergrond van de tegen de verdachte lopende rechtszaak niet tot stand en bovendien sprak de verdachte met de onderzoeker niet spontaan over zijn zorgelijke seksuele gevoelens. Gezien het gevaar op onttrekking aan de behandeling, het recidivegevaar en de ernst van de ten laste gelegde feiten adviseren beide deskundigen de behandeling op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Gezien de motivatie van de verdachte zien de deskundigen geen reden een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Ook de reclassering heeft in het reclasseringsrapport van 15 november 2022 met het oog op het recidiverisico geadviseerd aan de verdachte de maatregel van een tbs met voorwaarden op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de rapporteurs worden gedragen door inzichtelijke motiveringen en dat de rapporten op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen. Gelet op het nog steeds als hoog ingeschatte gevaar op herhaling en de noodzaak tot behandeling van langere duur, is de rechtbank van oordeel dat een behandeltraject in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf onvoldoende recidive beperkende waarborgen biedt.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de tbs-maatregel. Op grond van de conclusies van de psychiater en psycholoog is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde een gebrekkige stoornis of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, Sr, bestond. De rechtbank stelt voorts vast dat de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 op dagvaarding I en het feit op dagvaarding II, misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, sub 2, Sr.
Gelet op de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten hebben plaatsgevonden vereisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen naar het oordeel van de rechtbank dat de maatregel van tbs wordt opgelegd. De verdachte heeft immers meerdere meisjes aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen door te dreigen met openbaarmaking van naaktfoto’s en/of video’s en had kinderporno in zijn bezit. Tot slot merkt de rechtbank op dat in voormelde Pro Justitia rapporten en in het reclasseringsadvies het recidiverisico als matig tot hoog wordt ingeschat indien de situatie ongewijzigd blijft.
De reclassering heeft in haar advies van 15 november 2022 de op te leggen voorwaarden geformuleerd. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard akkoord te gaan met alle voorgestelde voorwaarden. De voorwaarden die de reclassering heeft geformuleerd zijn (i) geen strafbaar feit plegen, (ii) meewerken aan reclasseringstoezicht (iii) opname in een zorginstelling, (iv) meewerken aan een time-out, (v) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (vi) ambulante behandeling, (vii) vermijden contact met minderjarigen, (viii) controle van gegevensdragers (ix) dagbesteding, (x) niet naar het buitenland (reisverbod), (xi) contactverbod, (xii) locatieverbod en (xiii) meewerken aan middelenverbod- en controle.
De rechtbank neemt deze voorwaarden over, met uitzondering van de voorwaarde dat de verdachte moet meewerken aan een time-out (iv), de voorwaarde tot het vermijden van contact met minderjarigen (vii) en het locatieverbod (xii). Ten aanzien van de voorwaarde tot het meewerken aan een time-out geldt dat in artikel 6:6:10a Sv reeds de mogelijkheid is geboden om een vordering tot een tijdelijke opname in een aangewezen inrichting in te dienen bij de rechtbank. De rechtbank acht dit de geëigende procedure. De voorwaarde tot het vermijden van contact met minderjarigen acht de rechtbank niet noodzakelijk, omdat bij de verdachte geen pedofiele stoornis is vastgesteld en het aandeel van de kinderporno dat hij in zijn bezit had gering was ten opzichte van zijn volledige collectie met porno. Het locatieverbod zal de rechtbank niet overnemen, omdat dit locatieverbod betrekking heeft op een groot gedeelte van Den Haag. De verdachte is in Den Haag opgegroeid, woont in Den Haag en heeft zijn sociale netwerk, waaronder zijn ouders, in Den Haag. Uit de rapportages van de psycholoog en de psychiater en het rapport van de reclassering volgt dat dit beschermende factoren zijn voor de verdachte die het recidivegevaar verminderen. Tijdens de terechtzitting heeft de reclasseringswerker toegelicht dat het praktisch niet uitvoerbaar is om het locatieverbod in omvang te beperken. [slachtoffer 1] heeft tijdens de terechtzitting toegelicht dat het haar vooral gaat om het contactverbod met de verdachte. De rechtbank zal gelet op het voorgaande geen locatieverbod opleggen aan de verdachte.
De rechtbank oordeelt, ten behoeve van een eventueel in een later stadium te nemen rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 6:6:10 lid 1 Sv, dat verdachte zich ten aanzien van in elk geval feit 1 op dagvaarding I en het feit op dagvaarding II, heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De ontuchtige handelingen van feit 1 op dagvaarding I waren bovendien van dusdanige seksuele aard dat dit feit zonder meer valt aan te merken als een misdrijf dat is gericht tegen dan wel concreet gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam, zodat een termijn van een eventuele TBS-maatregel met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Gelet op de ernst van het feit en de daaruit voortvloeiende noodzaak van behandeling van de verdachte, direct aansluitend aan zijn detentie, alsmede het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit de rapportages, zal de rechtbank op de voet van artikel 38, zesde lid, Sr bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Voor het opleggen van de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr, ziet de rechtbank geen redenen.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Vanwege de jeugdige leeftijd van de verdachte en het belang om op relatief korte termijn met de behandeling te starten, ziet de rechtbank aanleiding ten voordele van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat de bewezen verklaarde feiten in verminderende mate aan de verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank weegt dit strafverminderend in haar oordeel mee.
Door de raadsvrouw van de verdachte is verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank houdt als aanvangstijdstip van die termijn aan de inverzekeringstelling van de verdachte op 12 november 2020 voor het feit op dagvaarding II. Nu op 6 december 2022, uitspraak is gedaan in deze zaak, betekent dit dat de redelijke termijn met 24 dagen is overschreden. Gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat de overschrijding alleen betrekking heeft op het feit op dagvaarding II heeft de rechtbank geen strafkorting toegepast.
De rechtbank is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een passende en geboden reactie vormt.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 13.576,93 voor feit 1 op dagvaarding I, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 3.576,93 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële schade van de benadeelde partij, ten aanzien van de vergoeding van de hogere huurprijs ten gevolge van de verhuizing naar een andere studentenkamer en de kosten voor het vervangen van de vloer, dient te worden afgewezen, althans dat de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze schadeposten te ver verwijderd staan van het delict. Ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd. De raadsvrouw heeft daarbij een vergelijking gemaakt met de jurisprudentie en er op gewezen dat er omstandigheden zijn die aanleiding geven om het bedrag te matigen, zoals de (in vergelijking tot andere uitspraken) korte duur van de ontuchtige handelingen, de volwassen leeftijd van het slachtoffer en de aanvang van het contact waarbij er op vrijwillige basis pikante foto’s werden uitgewisseld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materieel
Het gevorderde bedrag van € 3.576,93 bestaat uit de kosten voor behandelgesprekken die niet door de zorgverzekering zijn vergoed of niet zullen worden vergoed, het eigen risico dat door de zorgverzekering is ingehouden, de hogere huurprijs die verschuldigd is na verhuizing naar een andere studentenkamer, de kosten voor het vervangen van vloerbedekking in de nieuwe studentenkamer, reiskosten naar gesprekken met de politie en de advocaat en overige kosten (schoonmaakmiddelen, bed- en badgoed, kosten vervangen drinkfles, aanschaf nieuwe harde schijf). De kosten zijn voorzien van een onderbouwing en onderliggende facturen en stukken.
Ten aanzien van schadeposten die zien op de (gevoerde en nog komende) behandelgesprekken, het eigen risico, de reiskosten en de overige kosten geldt dat deze kosten in een rechtstreeks verband staan tot het onder 1 bewezenverklaarde feit en niet door de verdachte zijn betwist. Deze schadeposten die in totaal uitkomen op een bedrag van € 2.095,02 zullen dan ook worden toegewezen. Dit rechtstreekse verband is ten aanzien van de vergoeding van de hogere huur en de vergoeding van de nieuwe vloerbedekking onvoldoende door de benadeelde partij onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immaterieel
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht het, gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de onderbouwing van de benadeelde partij, aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg daarvan immateriële schade heeft geleden, zodat zij grond ziet voor toewijzing van schadevergoeding in verband met deze schade.
De rechtbank zal de geleden immateriële schade, op basis van de ernstige aantasting van de benadeelde partij in haar lichamelijke en geestelijke integriteit, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.500,00. Dit bedrag is lager dan het bedrag dat door de benadeelde partij is gevorderd. De uitspraken die door de benadeelde partij zijn aangehaald en waarop het bedrag van € 10.000,00 is gebaseerd, zien naar het oordeel van de rechtbank op een ander feitencomplex en zijn daarom onvergelijkbaar. De rechtbank heeft bij het bepalen van het bedrag aansluiting gezocht bij uitspraken in online zedenzaken en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de ontuchtige handelingen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 4.595,02, bestaande uit € 2.095,02 (€ 3.576,93 - € 895,60 - € 586,31) aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 oktober 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 (dagvaarding I) bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.595,02, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De beslaglijst
Op de beslaglijst van 13 september 2022 staan de volgende voorwerpen:
2. 1 STK Notebook (omschrijving: Pl1500- [nummer] , Sony Vaio)
4. 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL15000- [nummer] , blauw, merk: Huawei)
8.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de notebook en het telefoontoestel zullen worden verbeurdverklaard.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met deze voorwerpen de bewezen verklaarde strafbare feiten 2 en 3 (dagvaarding I) zijn begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 139h, art 240b en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I (09/141548-22)
ten aanzien van feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3:
een afbeelding en/of gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en/of in bezit hebben en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd
Dagvaarding II 09/323265-21
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte en stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
De verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
De verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
De verdachte verleent zijn medewerking aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 De verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
 De verdachte laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
 De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
 De verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
 De verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
 De verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
 De verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
 De verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
 De verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
 De verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk.
 De verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.
4. De verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing; De opname duurt zo lang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. De verdachte houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen en/of laten toedienen van en controle op medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
5. De verdachte verblijft, indien geïndiceerd en op inzicht van de reclassering, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start na uitstroom uit de kliniek. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
6. De verdachte laat zich na de klinische opname behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de reclassering en/of zorginstelling dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen en/of laten toedienen van medicijnen en controle hierop kan onderdeel zijn van de behandeling.
7. De verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
 Het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
 Het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
 Het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. De verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. De verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats.
8. De verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.
9. De verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
10. De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] en plaatst geen berichten op internet of sociale media die belastend zijn voor de slachtoffers.
11. De verdachte gebruikt geen alcohol en drugs (naar inschatting van de reclassering
en/of zolang de reclassering dit nodig acht) en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd en door welke instelling dit wordt gedaan.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de ter beschikking gestelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 4.595,02, bestaande uit € 2.095,02 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, aan [slachtoffer 1] te betalen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.595,02 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 55 (vijfenvijftig) dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
2. 1 STK Notebook (omschrijving: Pl1500- [nummer] , Sony Vaio)
4. 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL15000- [nummer] , blauw, merk: Huawei).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2022.