ECLI:NL:RBDHA:2022:13112
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toegangsweigering tot Nederland op Schiphol en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan over de toegangsweigering van een verzoekster uit Georgië. De verzoekster had op 5 december 2022 een vlucht naar Nederland genomen, maar bij aankomst op Schiphol werd haar de toegang tot Nederland geweigerd. De reden voor de weigering was dat zij niet in het bezit was van de juiste documentatie die het doel en de omstandigheden van haar verblijf in Nederland kon aantonen. De verzoekster heeft hiertegen administratief beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij zou worden uitgezet en alsnog toegang zou krijgen tot Nederland.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, gezien de spoedeisendheid. In zijn overwegingen benadrukt de voorzieningenrechter dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat de verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verblijfsdoel en dat er discrepanties in haar verklaringen zijn. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de toegangsweigering niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de verzoekster en haar toekomstige partner elkaar niet goed kennen en de belangen van de Europese Unie bij volksgezondheidsbescherming zwaarder wegen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 december 2022, en er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.