ECLI:NL:RBDHA:2022:13111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
NL21.19517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Chinese eiser en de beoordeling van de Filipijnen als veilig derde land

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Chinese nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 10 december 2021, verklaarde de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk, op de grond dat de Filipijnen als veilig derde land voor de eiser konden worden beschouwd. De eiser was het hier niet mee eens en stelde dat hij ten onrechte niet was gehoord over de vraag of de Filipijnen daadwerkelijk een veilig derde land voor hem waren. Hij voerde aan dat dit in strijd was met het beleid van de verweerder, zoals vastgelegd in Informatiebericht (IB) 2021/8.

Tijdens de zitting op 26 april 2022, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de verweerder de eiser niet op zorgvuldige wijze had gehoord over zijn situatie in de Filipijnen. De rechtbank concludeerde dat de vragen die aan de eiser waren gesteld onvoldoende waren om te bepalen of de Filipijnen een veilig derde land voor hem waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eiser aanvullend gehoord moet worden. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,00.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 mei 2022 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.19517
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Bloem. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft asiel gevraagd omdat hij problemen heeft ondervonden met de Chinese autoriteiten.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat verweerder vindt dat de Filipijnen, waar eiser in het verleden een aantal jaren legaal heeft verbleven, voor eiser een veilig derde land is.
3. Eiser is het hier niet mee eens. Hij vindt dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord over de vraag of de Filipijnen voor hem een veilig derde land is. Dit is in strijd met het eigen beleid1 van verweerder hierover.
1. Dit beleid staat in Informatiebericht (IB) 2021/8 ‘Beoordeling veilige derde landen in de asielprocedure -bewijslast en landeninformatie’.
4. De rechtbank geeft eiser hierin gelijk. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen. Verweerder moet eiser namelijk op grond van zijn eigen beleid horen over de vraag of de Filipijnen voor eiser een veilig derde land is. Uit het beleid blijkt dat verweerder moet doorvragen over eisers banden met de Filipijnen, over zijn status en zijn toegangs-, verblijfs- en bestaansmogelijkheden daar en over de reden van zijn vertrek uit de Filipijnen. Verweerder heeft in het verweerschrift aangevoerd dat deze vragen aan eiser zijn gesteld, maar de rechtbank ziet dit niet terug in de verslagen van het aanmeldgehoor, het nader gehoor en het aanvullend gehoor. De vraag over het visum dat eiser in de Filipijnen heeft gehad (pagina 16 van het nader gehoor) en de vraag of het klopt dat eiser vanuit de
Filipijnen naar Nederland is gereisd (pagina 18 van het aanvullend gehoor) zijn onvoldoende.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder eiser aanvullend zal moeten horen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder aanvullend onderzoek moet doen en onzeker is wanneer dat kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.