Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-;
- draagt verweerder op het betaalde bedrag aan griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor de opheffing van zijn ongewenstverklaring, welke door de Staatssecretaris op 8 juli 2021 werd afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 21 december 2021 ongegrond verklaard. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Op 9 juni 2022 heeft de Staatssecretaris het bezwaar van de verzoeker alsnog gegrond verklaard en de ongewenstverklaring opgeheven. Tevens heeft de Staatssecretaris aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 759,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten voor de bezwaarfase niet in geschil zijn, maar dat de verzoeker ook vergoeding van het betaalde griffierecht vraagt.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de rechtsbijstand en heeft de Staatssecretaris opgedragen het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 juli 2022 en is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier S. van den Broek.