ECLI:NL:RBDHA:2022:1307
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser met psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser, die per 18 november 2020 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was stopgezet. Eiser, die zich sinds 2017 ziek had gemeld met psychische klachten gerelateerd aan verslavingsproblematiek, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en later een ZW-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van de uitkering terecht was, omdat eiser op de datum in geding geschikt werd geacht voor ten minste één van de functies die eerder in het kader van de WIA-beoordeling waren geduid.
De rechtbank heeft de besluitvorming van het Uwv beoordeeld aan de hand van medische rapporten en de argumenten van eiser. Eiser stelde dat hij nog steeds ziek was en niet over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikte. Hij verwees naar medische informatie van zijn psychologen en voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank oordeelde echter dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de bevindingen van de artsen voldoende onderbouwd waren. Eiser werd niet als volledig arbeidsongeschikt beschouwd, en de rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de beslissing van het Uwv te herzien.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beëindiging van de ZW-uitkering. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen en de rol van eerdere WIA-beoordelingen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.