In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Chileense eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat tegen haar was uitgevaardigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres op 29 mei 2022 en 2 juli 2022 een terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar had ontvangen. De eiseres had geen rechtmatig verblijf meer in Nederland, wat leidde tot het terugkeerbesluit. Na haar vertrek naar Chili was er geen procesbelang meer in het beroep tegen het terugkeerbesluit, waardoor dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.
Daarnaast voerde de eiseres aan dat ze naar Nederland wilde komen om te trouwen en samen te wonen met haar vriend, en dat ze haar carrière als muzikante wilde voortzetten. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om haar individuele omstandigheden aan te voeren voordat het inreisverbod werd uitgevaardigd. Hierdoor kon de staatssecretaris geen rekening houden met haar situatie. De rechtbank concludeerde dat het inreisverbod terecht was opgelegd en verklaarde het beroep tegen het inreisverbod ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.