ECLI:NL:RBDHA:2022:13045
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visum kort verblijf en inreisverbod Covid-19
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2022 een mondelinge uitspraak gedaan over de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf door eiseres, die in Uganda woont. Eiseres had op 6 oktober 2021 een visum aangevraagd om haar in Nederland wonende dochter en kleinkinderen te bezoeken. De aanvraag werd op 26 oktober 2021 afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken, die op 1 februari 2022 het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaarde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 juli 2022 was eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. P.G.M. Lodder, terwijl de verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum. De rechtbank wees erop dat eiseres niet kon aantonen dat zij een familierechtelijke relatie had met haar dochter en kleinkinderen en dat zij niet voldeed aan de coronamaatregelen, aangezien zij niet volledig gevaccineerd was tegen Covid-19, wat leidde tot een inreisverbod.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eiseres geen feiten of omstandigheden had aangedragen die haar uitzondering op het inreisverbod rechtvaardigden. De overige beroepsgronden werden niet meer besproken, omdat de rechtbank al tot de conclusie was gekomen dat het beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 juli 2022.