ECLI:NL:RBDHA:2022:13045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
NL22.3008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visum kort verblijf en inreisverbod Covid-19

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2022 een mondelinge uitspraak gedaan over de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf door eiseres, die in Uganda woont. Eiseres had op 6 oktober 2021 een visum aangevraagd om haar in Nederland wonende dochter en kleinkinderen te bezoeken. De aanvraag werd op 26 oktober 2021 afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken, die op 1 februari 2022 het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaarde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 juli 2022 was eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. P.G.M. Lodder, terwijl de verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum. De rechtbank wees erop dat eiseres niet kon aantonen dat zij een familierechtelijke relatie had met haar dochter en kleinkinderen en dat zij niet voldeed aan de coronamaatregelen, aangezien zij niet volledig gevaccineerd was tegen Covid-19, wat leidde tot een inreisverbod.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eiseres geen feiten of omstandigheden had aangedragen die haar uitzondering op het inreisverbod rechtvaardigden. De overige beroepsgronden werden niet meer besproken, omdat de rechtbank al tot de conclusie was gekomen dat het beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3008
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.G.M. Lodder),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder (gemachtigde: S. Derby).

Procesverloop

Met het besluit van 26 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf afgewezen.
Met het besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens verweerder was niemand aanwezig. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres woont in Uganda en heeft op 6 oktober 2021 een visum kort verblijf aangevraagd om haar in Nederland wonende gestelde dochter en kleinkinderen te bezoeken. Verweerder heeft de visumaanvraag afgewezen.
2. Met het bestreden besluit is verweerder gebleven bij de afwijzing van de visumaanvraag en heeft hier in de kern drie redenen aan ten grondslag gelegd. Zo stelt verweerder dat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat zij de familierechtelijke relatie met haar gestelde dochter en kleinkinderen niet heeft aangetoond. Ook acht verweerder het niet aannemelijk dat eiseres tijdig zal terugkeren naar Uganda, omdat volgens hem sprake is van geen of zeer geringe economische- en sociale binding met het land. Verder werd eiseres op het moment dat het bestreden besluit werd uitgebracht als bedreiging voor de volksgezondheid beschouwd, omdat zij niet volledig gevaccineerd was tegen het Covid-19 virus.
3. Eiseres heeft hiertegen ingebracht dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf wel degelijk duidelijk zijn gemaakt. Zij heeft direct bij de aanvraag van het visum duidelijk gemaakt dat het gaat om familiebezoek. Daarnaast is eiseres economisch en sociaal gebonden aan Uganda. Zij is eigenaar van een kippen- en geitenboerderij, alsmede een bananenplantage en een aantal huizen die worden verhuurd. Eiseres geeft leiding aan deze activiteiten en draagt verantwoordelijkheid voor haar huurders en werknemers. De reisbeperkingen vanwege Covid-19 zijn volgens eiseres inmiddels ingehaald door de tijd. Verder vindt zij het primaire besluit onvoldoende gemotiveerd, omdat het enkel bestaat uit een kruisjesformulier.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank moet het bestreden besluit toetsen volgens de regels die golden op het moment dat het werd genomen. Eiseres heeft ter zitting erkend dat zij op het moment dat het bestreden besluit werd genomen niet voldeed aan de corona-restricties die destijds golden, omdat zij niet volledig was gevaccineerd. Voor eiseres gold daarom een inreisverbod. Zij heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zij hiervan moest worden uitgezonderd. Het gaat om een dwingende afwijsgrond, waarvoor de rechtbank geen beoordelingsruimte heeft. Reeds om deze reden is het beroep ongegrond. De overige beroepsgronden hoeven daarom niet meer te worden besproken.
5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2022 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
08 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.1
1 Op grond van artikel 84, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.