Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Gambiaanse vreemdeling. De eiser, die de Gambiaanse nationaliteit heeft en geboren is in 1996, was in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel van bewaring werd opgelegd omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende.
De rechtbank heeft de zaak op 4 juli 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting heeft eiser zijn bezwaren tegen de maatregel van bewaring toegelicht, waaronder de stelling dat het gehoor voor de inbewaringstelling te kort was en dat hij niet voldoende gelegenheid had gehad om zijn verhaal te doen. De rechtbank oordeelde echter dat de vragen die door verweerder waren gesteld voldoende waren en dat eiser niet had gespecificeerd op welke punten hij onvoldoende was bevraagd.
Daarnaast voerde eiser aan dat hij bereid was om zelfstandig naar Italië te reizen, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen aanleiding gaf om de maatregel van bewaring te heroverwegen, aangezien eiser niet over de middelen beschikte om zijn reis te bekostigen. Ook de stelling dat er bij het opleggen van de maatregel nog geen uitsluitsel was over zijn detentiegeschiktheid werd door de rechtbank verworpen, omdat uit onderzoek na de inbewaringstelling bleek dat er geen belemmeringen waren voor zijn detentie. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.