Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 22 juni 2022 was genomen, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B.D. Lit, aanwezig was. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. Lorier. Tijdens de zitting is ook een tolk, H. Lotfi, verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de gronden van de verweerder, die onder andere betrekking hadden op de wijze van binnenkomst in Nederland en het niet naleven van verplichtingen, als voldoende geacht om de maatregel te handhaven. De eiser heeft enkele gronden betwist, maar de rechtbank heeft besloten om deze onbesproken te laten, aangezien de overige gronden al voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 juli 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.