ECLI:NL:RBDHA:2022:12990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
C/09/632770 / HA ZA 22-631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid in huwelijksvermogensregime volgens Verordening (EU) 2016/1103

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een huwelijksvermogensregime, hebben partijen, gewezen echtgenoten, een geschil over de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De eiser, [de man], woont in Frankrijk, terwijl de gedaagde, [de vrouw], in Kenia woont. De vorderingen van [de man] zijn gericht op de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, waarbij onroerende zaken en aandelen betrokken zijn. [de vrouw] heeft verweer gevoerd en stelt dat de Nederlandse rechter onbevoegd is, omdat de onroerende zaken in Kenia zijn gelegen. De rechtbank moet in deze incident de vraag beantwoorden of zij bevoegd is om van de vorderingen van [de man] kennis te nemen.

De rechtbank overweegt dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) 2016/1103. De vorderingen van [de man] zijn niet als nevenverzoek bij een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar als een zelfstandige vordering. Dit betekent dat de rechtsmacht moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 6 van de Verordening. De rechtbank concludeert dat, hoewel de gewone verblijfplaatsen van partijen in Frankrijk en Kenia liggen, de Nederlandse rechter bevoegd is omdat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben. De incidentele vordering van [de vrouw] wordt afgewezen, en de rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

In de hoofdzaak wordt de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie door [de man].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/632770 / HA ZA 22-631
Vonnis in incident van 30 november 2022
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] , Frankrijk ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.L. Neuteboom-van Asselt te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] , Kenia ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.A. Hoste te Den Haag.
Partijen zullen hierna [de man] en [de vrouw] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 maart 2022 met producties;
  • de exceptie van onbevoegdheid tevens houdende conclusie van antwoord;
  • de conclusie van antwoord in bevoegdheidsincident tevens akte wijziging / vermeerdering van eis met een productie.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident

2.1.
Partijen zijn gewezen echtgenoten. De vorderingen in conventie in de hoofdzaak strekken – kort samengevat – onder meer tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, waarbij een onroerende zaak te Kenia en aandelen in een vennootschap aan [de man] worden toegedeeld en een andere onroerende zaak te Kenia aan [de vrouw] wordt toegedeeld onder verrekening van de waarde. [de vrouw] heeft hiertegen verweer gevoerd en voor het geval de rechtbank zich bevoegd mocht verklaren en mocht oordelen dat de beide onroerende zaken gemeenschappelijk eigendom zijn – kort samengevat – gevorderd te bepalen dat de onroerende zaken worden verkocht aan een derde met verdeling van de overwaarde tussen partijen bij helfte. Alhoewel dit door [de vrouw] niet zo is benoemd, is dit een vordering in reconventie.
2.2.
[de vrouw] vordert in het incident – vóór alle weren – dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van [de man] kennis te nemen. Zij stelt dat de onroerende zaken niet tot een huwelijksgemeenschap behoren. Omdat de onroerende zaken in Kenia zijn gelegen, is volgens haar de Keniaanse rechter bevoegd. [de man] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of de onroerende zaken wel of niet in een huwelijksgemeenschap vallen een vraag is die in de hoofdzaak beantwoord moet worden. In het incident gaat het om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering tot verdeling van de (eventuele) huwelijksgemeenschap tussen partijen kennis te nemen.
2.4.
Anders dan [de vrouw] stelt, moet de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in deze zaak betreffende het huwelijksvermogensregime worden bepaald aan de hand van de Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijk recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (hierna: de Verordening). [de man] heeft zijn vorderingen ingesteld na 29 januari 2019, zoals vereist is in artikel 69 van de Verordening.
2.5.
De vorderingen van [de man] zijn niet als nevenverzoek bij een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar als een zelfstandige vordering in een dagvaardingsprocedure die losstaat van de echtscheidingsprocedure. Dat betekent de rechtsmacht moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 6 van de Verordening. Volgens dit artikel zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat:
waar de echtgenoten op het tijdstip van het aanbrengen van de zaak hun gewone verblijfplaats hebben of, bij gebreke daarvan,
waar zich de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten bevindt, mits een van hen daar op het tijdstip van aanbrengen nog verblijft, of, bij gebreke daarvan,
waar de gedaagde op het tijdstip van aanbrengen zijn gewone verblijfplaats heeft of, bij gebreke daarvan,
waarvan de beide echtgenoten op het tijdstip van aanbrengen de nationaliteit hebben.
Het peilmoment is het tijdstip van het instellen van de vorderingen.
2.6.
[de man] heeft onweersproken gesteld dat zijn gewone verblijfplaats in Frankrijk is en dat de gewone verblijfplaats van [de vrouw] al geruime tijd in Kenia is. Bovendien blijkt uit de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde echtscheidingsbeschikking van 10 februari 2016 dat op dat moment [de vrouw] in Kenia woonplaats had en [de man] in Nederland . Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat op grond van artikel 6 sub a en b van de Verordening in deze zaak geen bevoegde rechter kan worden aangewezen. Hetzelfde geldt voor artikel 6 sub c van de Verordening, omdat Kenia geen lidstaat is in de zin van de Verordening. [de man] heeft onweersproken gesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en dit blijkt ook uit voornoemde echtscheidingsbeschikking, zodat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6 sub d van de Verordening bevoegd is van de vorderingen van [de man] kennis te nemen. Dit betekent dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.7.
De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten in dit incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.In de hoofdzaak

3.1.
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie door [de man] . Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
houdt de beslissing over de kosten in dit incident aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak naar de rol van
11 januari 2023voor het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie door [de man] ;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 3086