ECLI:NL:RBDHA:2022:12976

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
NL22.21743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Het bestreden besluit dateert van 24 oktober 2022. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft zijn zaak op 24 november 2022 ter zitting gepresenteerd, waarbij ook een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat Frankrijk op basis van de Dublinverordening de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat er geen redenen zijn om eiser niet aan Frankrijk over te dragen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij eerder niet in Frankrijk om asiel heeft kunnen vragen, en de rechtbank volgt zijn stelling niet dat hij onvoldoende is voorgelicht over de mogelijkheden in Frankrijk.

De rechtbank concludeert dat de gezondheidsklachten van eiser geen belemmering vormen voor de overdracht, aangezien hij ook in Frankrijk recht heeft op medisch noodzakelijke zorg. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21743
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.21744, op 24 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Frankrijk op grond van de Dublinverordening [1] de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming.
2. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat er geen redenen zijn om eiser niet aan Frankrijk over te dragen. Verweerder is hierbij ingegaan op wat eiser in het gehoor aanmeldfase heeft verklaard en wat namens hem in de zienswijze naar voren is gebracht.
3. Wat overigens in beroep is aangevoerd, leidt ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het eerder voor hem niet mogelijk was om asiel te vragen in Frankrijk. Eiser heeft dit namelijk ook niet geprobeerd. Dat zijn vriend telefonisch verkeerde informatie heeft gekregen over de mogelijkheid van asiel in Frankrijk laat onverlet dat de Franse autoriteiten inmiddels hebben ingestemd met de overname van eiser.
4. Om die reden is ook eisers klacht dat hij in Frankrijk onvoldoende is voorgelicht geen reden om hem niet over te dragen. Met het overnameakkoord heeft Frankrijk namelijk toegezegd het asielverzoek van eiser te zullen behandelen met inachtneming van de Opvangrichtlijn, de Procedurerichtlijn en de Kwalificatierichtlijn. Dat betekent dat hij in Frankrijk opvang zal krijgen en dat zijn aanvraag inhoudelijk zal worden beoordeeld. Eisers suggestie dat hij mogelijk geen opvang zal krijgen of dat hij mogelijk zal worden blootgesteld aan refoulement, is niet nader onderbouwd en is dan ook niet gefundeerd.
5. De omstandigheid dat eiser vanwege gezondheidsklachten is gezien door de praktijkondersteuner GGZ van het GZA staat niet in de weg aan overdracht in het kader van de Dublinverordening. Op grond van de Opvangrichtlijn heeft eiser ook in Frankrijk aanspraak op medisch noodzakelijke zorg en de medische voorzieningen aldaar zijn van een vergelijkbaar niveau als in Nederland. Voor zover eiser heeft verklaard dat hij het vervelend vindt dat hij opnieuw in Frankrijk zijn verhaal moet doen, is dit geen omstandigheid die leidt tot de conclusie dat hij aan Nederland gebonden is voor medische behandeling.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 604/2013.